Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 27]
| |
Stem: Indien de rijkdom maakt gerust.1.
Hy spiegelt zich aan andre recht,
Die uit haar schade trekt zijn leering:
’t Welk ons d’ervaring daaglijks zegt,
Doch meer Gods Reden tot bekee-ring;
Die voorhoud, wat zwaar ongeval
Verzuymers treft, en treffen zal.
2.
Merk, hoe dit Iesus hen verklaard,
Die Hem een droeve boodschap brachten
| |
[pagina 28]
| |
Vandie Pilatus door het zwaard
Liet onder ’t beesten offer slachten.
Zy scheenen in haar oogen snood,.
Om dat zy le’en zoo wreden dood.
3.
’t Geen weinig trof, past Hy op all’,
Dien hy dit baken voorgezet heeft:
Meynd gy, dat zy, of die de val
Des toorns te Siloam verplet heeft,
Godloozer zijn als andre li’en,
Die leven, en zulk quaad ontvli’en?
4.
O Neen! want gy hebt zoo wel schuld
Als zy; dies zult gy dus ook sterven,
Zoo gy u niet bekeeren zult.
Want God uit veel die ’t zwaar verkerven,
Doemt zomtijds weynige te straf;
Of ’t andre beet’rings indruk gaf.
5.
Hy komt tot wraak ongaarn, en loom,
Maar na lang uitstel, wis en bitter:
Als klaar verbeeld die Vijge-boom.
Tot vrucht geplant van zijn bezitter,
Die op zijn tijd na vruchten ziet;
Maar ’t geen hy zocht, en vond hy niet.
6.
Dies sprak hy tot zijn hovenier:
Drie jaren koom ik vrucht vergad’ren,
Vergeefs. Houw uit. werpt hem in ’t vier,
Hy pronkt slechs met onnutte blad’ren,
En trekt veel voedsel uit der aard,
Hy is de plaats niet langer waard.
| |
[pagina 29]
| |
7.
Maar die verbad hem dus: Ach! Heer,
Vergun noch een, tot die drie jaren,
Tot dat ik om hem graav, en weer
Ommest’, ik zal geen kosten spaaren:
Of hy noch eindlik vruchten gaf:
Zoo niet, houw hem dan namaals af.
8.
De Ioodsche stam, van God geplant,
Door Iesus Leer dry iaar besproeid is;
Ommest door der Apost’len hand:
Geen beet’rings vrucht daar op gegroeid is,
In plaats van vrucht, maar ydel loof.
Dies gafze God tot ’s vyands roof.
9.
Maar dit verbeeld ook ons geslacht,
Verrijkt met meer als Ioodsche, zegen.
God heeft ook meer, en lang verwacht
Ons boete-vrucht; doch schaars verkregen.
Noch wacht Hy; maar zal ’t wraak besluit,
Na vruchtloos wachten, voeren uit.
10.
Langmoedig Heer, hoe lang en zeer
Blyft Gy ons tot Bekeering noden!
Ia bid, dat elk zich noch bekeer,
Terwijl hem tijd word aangeboden.
Omgraav, ommest noch eens uw boom,
Op datter goede vrucht van koom’.
|
|