Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 11]
| |
Stem: Psalm I. Of aldus.1.
Zoekt gy, o mensch, na heil en Zaligheid,
En na den weg, die zeker derwaarts leid,
Kom tot Gods Zoon; aanhoor zijn heil’ge Reden,
Volmaakte Wet, en Hemels Zalig-heden.
| |
[pagina 12]
| |
Want uit zijn mond brengt Hy een Leere voort,
Die noit zoo wijs, en hemelsch is gehoord.
2.
Gelukkig Hy de Arm’ in geest verklaard;
Want voor haar word het Hemels rijk bewaard.
Gelukkig zijn, die om haar zonden Treuren;
Want hen de Troost des Heeren zal gebeuren.
Gelukkig zijn, die zacht zijn van gemoed;
Zy zullen d’aard’ beërven tot haar goed.
3.
Gelukkig, die een dorst en honger heeft
Na ’t Recht: want hem de Heer verzading geeft.
Gelukkig, die Barmhartig zich betoonen:
God zal haar met Barmhartigheid beloonen.
Gelukkig zijn, die na de Vrede staan:
Want God neemt haar tot zijne kind’ren aan.
4.
Gelukkig, die vervolgt word om de Deugd:
| |
[pagina 13]
| |
Want hem hoort toe het Hemelsch ryk vol vreugd.
Gelukkig gy, als u de menschen smaden,
Vervolgen, en om My, met alle quaden
Beliegen: O! spring op van vrolikheid:
Want groot is ’t Loon in d’Hemel u bereid.
5.
Die Arm van geest, zijn Nietheid kent kent en zond,
Bekendz’, Ootmoedig in zijns Harten grond.
Gebreks gevoel baart in hem ’t zalig Treuren
Na God, op dat zijn hulp hem mag gebeuren.
Dit zond-getreur maakt hem gedwee en zacht,
Vergevend’ gaarn het leed hem toegeragt.
6.
Maar by’t berouw tracht Hy met Vurigheid
Na ware Deugd en na Gerechtigheid.
Maar op dat God zich zijner zoud erbermen,
Zoekt hy zich ook om ’s naastens nood t’Ontfermen.
Wanneer dus trouw van hem gearbeid werd,
Komt door Gods hulp een Reinheid in zijn hert.
7.
Hy dus gered, draagt zorg voor andre me’e,
En vordert hen tot Gods en ’s naastens Vree:
Maar als hy dus elk sticht, en ook den quaden,
Voorsteld en straft haar zonden en misdaden,
Werkt dit in haar, in plaats van liefde, haat,
En, na ’t voorvalt, Vervolging, Kruis, of Smaad.
| |
[pagina 14]
| |
8.
Geen Wereld-wijs dees Hemels Leere kent;
Maar achtze dwaas, rampzalig, vol ellend.
Doch, Heer, gy, die zijn wijsheid acht voor zotheid,
Door ’t geen den dwazen dwaas is, ons tot God leid:
Door armoe rijk, door treuren maakt gy bly,
Door smaad ge-eerd, door kruis en vanden vry.
9.
Dit pad is hard, doch schep, mijn ziele moed,
De Heer belooft u hier een Hemelsch goed:
’t Is voor en na, Heil, Vreugde, Zalig, Zalig,
Neig oor en hart tot Hem zoo Hemeltalig.
Quyt u getrouw in deze zijn geboo’n:
Hy geeft ook trouw al dit beloofde Loon.
|
|