Kapitein Blommaert of De Boschgeuzen te Audenaerde 1566-1572
(1841)–Joseph Ronsse– Auteursrechtvrij
[pagina 151]
| |
XI.Wacht van den Spaingnaert u. By dagen en by nachte,
Voet hy met tyranny syn schellemsche gedachte;
Het moorden is syn vreught; syn duyvels wreet gemoet,
Wat dat hy segt of veynst, en haeckt niet dan naer bloet.
Van Zevecote.
Schoon men te vergeefs alles werkstellig hadde gemaekt, om den gevangenen Oranjes zyde te doen kiezen, besloot Blommaert hunne getrouwheid een laetste mael op de proeve te stellen, en deed dien ten gevolge de geestelyken in een' toren des kasteels van Pamele | |
[pagina 152]
| |
opsluitenGa naar voetnoot(a), terwyl hy de regeeringsleden, die in 't koninklyke slot werden gelaten, voor den Raed der Boschgeuzen daegde. Onze bevelhebber, die de eereplaets bekleedde, had reeds eenige uitdrukkingen van medelyden over stads ongelukkigen stand laten hooren, en maetregelen medegedeeld, om dien te verzachten; als Van Gaesbeke, die vroeger gepocht had den Prins van Oranje tot Gouverneur der Nederlanden door den stadsraed te doen erkennen, 't woord in deze byeenkomst opnamGa naar voetnoot(b). | |
[pagina 153]
| |
Hy maekte blykbaren indruk op de gemoederen der gevangenen; want eenigen van hun, verschrikt door zyne bedreigingen, of uitgelokt door de schoone beloften die men hun dede, begonnen te wankelen, toen de Burgemeester oorlof vroeg, om met zyne deelgenooten te beraden, alvorens een beslissend antwoord uit te brengen. Nauwelyks hadden zy zich in eene andere kamer begeven, of de heer Van Wadripond legde hun voor de oogen al de akelige gevolgen welke deze gevergde eedverbreking kon hebben, en besloot de gehoorzaemheid, die hy zynen wettigen Vorst gezworen had, niet af te gaen, noch zich, wat leed zyn tegenstand hem op den hals halen mogte, aen de willekeurige eischen der Boschgeuzen te onderwerpen. Deze standvastigheid werd door de heeren Gerardus Van Seclyn en Joan Le Poivre goedgekeurd: de andere gevangenen voegden zich ook aen de party des Burgemeesters, die op zich nam, dit hun onwederroepelyk besluit kenbaer te maken..... - Hebt gy niet gezien, kapitein! sprak Van Gaesbeke, hoe de vrees het hart des Burgemeesters begon te benypen, wanneer ik hem aenkondigde dat de dood het gevolg zyner | |
[pagina 154]
| |
hardnekkigheid wezen zou? Ik twyfele geensins of hy zal wyzer zyn, en allen ten beste raden. - Gy vergist u, vriend, antwoordde Blommaert, indien ge denkt dat Van Wadripond voor vrees vatbaer is. Ik wedde met u, honderd tegen een, dat hy eer den dood, dan gehoorzaemheid aen onze bevelen, verkiest. - Tut, tut, tut! schreeuwde Van den Ryne, die met vermaek den eersten spreker had afgeluisterd; men kan immers eenen gevangene doen beloven wat men wil? Voort hebben wy de magt in handen, en, zoo die volksverdrukkers hunne weigering bleven volhouden, zou ik er maer seffens mede gedaen maken, en hun ook eens de tong aen 't galgentouw netjens doen uitsteken. Ik herhael 't u, kapitein! zoo lang wy dien spaenschen aenhang met geen geuzenpaspoort naer de andere wereld gezonden hebben, zal de burgery onze bevelen tegenkanten. - Van den Ryne, meermalen heb ik u gezeid, dat zachtere maetregels-alleen onze stadsgenooten kunnen gelukkig maken en ons hunne liefde winnen. Wilde men mynen raed volgen, zy zouden eerlang afkeer van de uitheemsche dwingelandy krygen en zich allen met ons vervoegen, om 't juk van den hals te schudden: maer de ongerymdheden, aen welke onze vaderstad onophoudelyk ten prooy is, beginnen de gemoederen der inwooners tegen ons | |
[pagina 155]
| |
op te hitsen, en zouden de zaek van den edelen Prins in groot gevaer brengen.’ Zoo sprak Blommaert: en de Burgemeester trad de eerste onder de regeeringsleden de zael binnen. Van den Ryne, welke den tyd niet vond om 's bevelhebbers gezegde te wederleggen, keek met een donker gelaet de trotsche houding der gevangenen aen, en zichtbaer was 't, dat zyn hart in dit oogenblik zich van woede beklemde..... Van Gaesbeke, ofschoon ook een weinig verslagen, hield echter, aleer de beslissing af te vergen, de regeeringsleden nogmaels hunne ongelukkige gesteltenis voor: maer de Burgemeester, verbitterd door 's mans woorden, viel hem in de rede; en na diens gezegde met gepaste opwerpingen wederlegd te hebben, voegde hy er by: - Van Gaesbeke, vergeefs tracht gy onze gemoederen te verzwakken: de beslissing is genomen; en welke ook uwe bedreigingen zyn, omdat wy willekeurige eischen durven weêrstaen, zullen wy de ons opgelegde straffen ondergaen, en nooyt de getrouwheid afzweren, die wy onzen genadigen Koning verschuldigd zyn. - Onzen genadigen Koning! schreeuwde Van den Ryne, zyne bliksemende oogen met verachting op den stadsvoogd slaende; onzen genadigen Koning!... Ja! hy is genadig, gelyk | |
[pagina 156]
| |
al die in wier aderen spaensch bloed woelt. Hy is genadig, gelyk gy en uwe wreede aenhangers waert, toen gy onze broederen vermoord, ons in ballingschap gezonden, en onze goederen onder u en de uwen verdeeld hebt. Genadigen Koning! die zyn' eenigen zoon, don Carlos, door beulshanden in 't gevang doet ombrengen; zyne derde gemalin, Isabella Van Valois, met de vrucht haers lichaems vergiftigt; en, in den raed der Inquisitie, 't besluit genomen heeft, het heilige lyk zyns vaders, den volkslievenden Keizer Karel, uit de aerde op te doen delven, om het, ter straffe zyner kettersche gevoelens, zoo hy het beweerde, ten vure te doemen! Indien men al de gruwelen van dit genadig wangedrogt aenhaelde, zou men zich dood schamen, nog een' enkele zyner voorstanders, straffeloos te laten vertrekken.’ By deze woorden werd de man dervoege dol, dat hy tierend om wraek de zael uitliep, en een' geweldigen schok in aller harten liet. Blommaert, overtuigd dat verdere woorden op den onverschrokken Burgemeester geen' indruk maken konden, zond de gevangenen in de boeyen terug, hun aenzeggende dat hy Oranje van hunne hardnekkigheid kennis ging geven, en zich volgens 's Prinsen gebod zou gedragen. De mare welke nu begon te loopen, dat de Spanjaerts overal de overhand kregen, en dat | |
[pagina 157]
| |
zekere kapitein met een vaendel koningstroepen te BevereGa naar voetnoot(a) was aengekomen, om Audenaerde te overmeesteren, bragt den Boschgeuzen al 't schrikkelyke hunner gesteltenis voor het oog: echter besloot men 't noodige aen te wenden om Nassau de vestingen te behouden. Om zoo goed mogelyk dit oogwit te bereiken, zond men een aental stoutmoedige vryheidsgezinden ter plaets waer de Spanjaerden zich bevonden, met gebod van ze allen te verdelgen, of hen onder de vanen des opstands dienst te doen nemen. 's Konings troepen, die zich aen geene aenranding van wege de Boschgeuzen verwachtten, zagen zich in eens overrompeld: hun weêrstand werd hevig: en de bestormers ziende dat zy, zonder verlies van veel volks, de Spanjaerts niet kunden overmeesteren, verwyderden zich van de plaets des gevechts, en zonden naer Audenaerde om hulpbenden, die, met grof geschut, in alleryl kwamen toegesneld. | |
[pagina 158]
| |
Dit gezicht bragt de Spanjaerden in de grootste verwarring: hunne schuilplaets werd van alle zyden omzet, en hun heil, noch in den moed, noch in de vlucht kunnende vinden, schreeuwden zy eenparig om genade, en wierpen hunne wapenen den opstandelingen toe!... Blommaert, die zich aen het hoofd dezer nieuwe krygstogt had gesteld, gebood dat de overmeesterden, na den eed van getrouwheid aen Oranje gedaen te hebben, zich onder de zynen rangschikken, en met hem de willekeurigheid des uitheemschen scepters wederstreven zouden. Het grootste deel der krygsgevangenen voldeed dees gebod: doch kapitein Royge, welke er zich tegen verzette, werd in de boeyen geklonken, en men bragt de hem getrouwe makkers onmiddelyk om 't levenGa naar voetnoot(a). | |
[pagina 159]
| |
Fier by deze overwinning, en geen' tegenstand meer willende gedoogen, gebood Blommaert dat men de schepenen, welke nog de vervolging der opstandelingen niet hadden ondergaen, by een roepen zou, om van hun het ligten van eenig geld te bekomen, noodig ter opmaking van stadswallen, en ter betaling zyner krygsknechten: doch de ontbodenen, welke, naer het voorbeeld hunner gevangene medeleden, in geener wyze 's bevelhebbers invorderingen wilden voldoen, gaven hem tot antwoord dat, ingezien hy zich als Gouverneur der stede aengesteld had, hun gebod niet meer gold, en 't hem vrystond, alles volgens goeddunken te beschikken. Daer hy nog op de medewerking der burgerklas rekende, nam de in de war gebragte Boschgeus nu toevlucht tot de gilden der stede, welker leden hy in den Rame vergaderen deed, om hun te aenzoeken hem in zyne onderneming te steunen. Joost Van den Driessche, keizer van St-Sebastiaen, en Thomaes Deleu, koning van St-Jooris, na met hunne gildenbroeders, alsook | |
[pagina 160]
| |
met die van Ste-Barbara de vraeg der opstandelingen geraedpleegd te hebben, maekten het genomen besluit bekend, en verklaerden dat zy deze vereischten niet zouden tegenkanten, indien zy door de opperhoofden der stad werden voorgegaenGa naar voetnoot(a). Door deze gedurige dienstweigeringen ten hoogste gebelgd, wilde Blommaert, bevorens de halsstarrigheid der Audenaerdisten te straffen, eene laetste proef aenwenden, en deed den Grooten Raed ten stadhuize vergaderenGa naar voetnoot(b). Ontelbare krygsmakkers stonden, het wapen in de vuist, de laetste beslissing des bevelhebbers af te wachten, toen de Boschgeuzen, onder welke Willem Van Hembyse en Pieter De | |
[pagina 161]
| |
Rycke, die daegs te voren ter stede waren aengekomen, zich ten getalle van twintig en by het onophoudelyk geschreeuw van: leve de vryheid! in de groote zael van het raedhuis aenboden. Pieter De Rycke, welke in dit akelig oogenblik het woord voeren moest, stond op, en na de ontbodenen bereid schenen om hem toe te luisteren, zette hy al de diensten uiteen die de onbaetzuchtige Prins van Nassau bewezen had, en verklaerde dat de woede, die men by de opstandelingen niet meer beteugelen kon, omdat de regeering tot het heil des vaderlands niet mede wilde werken, ten top was gestegen, en de beweenelykste gevolgen moest medeslepen. Gerardus Van Seclyn, een der hevigste voorstanders van Philips, begon zich grootelyks over de handelwys der nieuwgezinden te beklagen: hy wilde doen gevoelen dat de euveldaden welke men den Spanjaerden oplegde, niet bestonden, en dat zyne medeburgers meer onder het korttydige juk van Blommaert en by zyne oogluiking, dan wel onder de zoo gezegde tiranny van Alva geleden hadden. By deze betigtingen kon de bevelhebber zyne woede niet meer verbergen, en, zich in eens tot den spreker keerende: - Wie zegt u, riep hy met verontwaerdiging uit, dat de onbetamelykheden, welke eenige ontaerden gepleegd hebben, met myne | |
[pagina 162]
| |
toestemming begaen zyn? Ik heb hen altyd tot de zachtste maetregelen willen stemmen; uwe verkleefdheid aen Alva, aen dit wangedrogt dat de Hemel ons in zynen toorn overzond, doch niet myne medewerking, kan slechts als oorzaek dezer handelwys beschouwd worden! Hoe!... Gy stelt Alva voor den volksminnenden Nassau! Alva! die met zyne uitheemsche tygers Vlaenderen is ingerukt, om ons onze regten en goederen te ontnemen; en die zoo wel zyne zending heeft vervuld, dat er by zyne aenkomst, die de schrik vooruitliep, reeds meer dan honderd duizend persoonen ons bloeyend vaderland verlaten hadden? Alva! die zyne heerschappy met moorden en brandstichtingen begonnen, en overal galgen, schavotten en brandstapels doen plaetsen heeft, omdat de vlaemsche leeuwen zich voor hem niet buigen wilden! Heeft hy niet te Vilvorde den vryheidslievenden Burgemeester van Antwerpen doen ombrengen!... Egmont, welke zich in den bloey zyner jaren, in Africa, onder den grooten Keizer Karel zoo manhaftig gedroeg, en aen het hoofd van een leger, dat tegen Frankryk optrekken moest, al de hoedanigheden eens getrouwen helds deed uitschitteren - Egmont, die te St-Quentin, de Franschen versloeg, en wien men, ter vereeuwiging zyner daden, een eermetael heeft geslagen - Egmont, welke te | |
[pagina 163]
| |
Senlis de spaensche vlag zou doen wapperen hebben, ware hy in Vlaenderen niet teruggeroepen geweest, en dien wy-allen de grootste liefde toedroegen... is die vaderlandsche held met zynen schoonbroeder, Horne, niet ter belooning hunner gedane diensten te Brussel onthoofd?... En door wien?... Door hem wiens deugden gy ons wilt aenpryzen, en die, als een ander Attila, by onze naneven met den naem van Godsplaeg zal gebrandmerkt worden!..... De spaensche verrader!... Of weet gy niet dat hy Egmont en Horne in zyn' Raed ontbood, onder voorwendsel van maetregelen te beramen, om ons in te toomen, die 's lands regten wilden verdedigen; en na dat de regtvaerdigheid en de vaderlandsliefde in hunne redeneneringen uitblonken, had de bloedhond de schaemteloosheid 's Gouverneurs degen af te vergen, hem gedurende negen maenden in 't kasteel van Gent op te sluiten, en de wreedheid onder zyn bloedig oog, des Admiraels hoofd op eene pyk ten toon te doen stellenGa naar voetnoot(a), | |
[pagina 164]
| |
nadat hy daegs te voren diens sekretaris met vier paerden had doen vaneen scheuren! Alva is 't, die, om ons geduld uit te putten, te Antwerpen zyn afbeeldsel heeft geplaetst, gegoten uit de vuermonden die hy hy Jemmingen op den edelen Lodewyk van Nassau veroverd had: Alva, die het paleis van Culemburg, alwaer de moedige bondgenooten verzamelden, om onze regtvaerdige vragen by de Landvoogdesse te doen gelden, tot den gronde toe vernielde. Alva, die te Brussel de dekens der ambachten heeft doen in de boeyen slaen, en er zeventien galgen heeft opgeregt, om er de | |
[pagina 165]
| |
zeventien byzondersten aen te hangen, welke zich tegen den schreeuwenden opbrengst van den tienden penning verzetten!.. Alva is het nog, die, sedert hy Gouverneur der Nederlanden is, meer dan achttien duizend menschen door het zwaerd des beuls heeft doen ombrengen, en er honderd duizend in de armoede dompelde! Met een woord, 't is de waerde dienaer van een' meester die de Nederlanden en Frankryk met onheilen en scherpregters vervult, en zich van alles bediend heeft wat men euveldaden kan noemen; en men zou de zaek van zulke wangedrogten, hier, in onze tegenwoordigheid durven verdedigen?’ In dier voege vierde de Boschgeus zyne verontwaerdiging bot, doch niemand werd tot flauwhartigheid gestemd: en hoe grooter de rampen waren, met welke men den Raed bedreigde, hoe heviger ook diens tegenkantingen werden; derwyze dat de moedeloosheid Blommaerts stoute ziel begon te bekruipen, en dat hy geheel de stad aen de moedwilligheid der zynen overliet, wilde hel Magistraet de gevergde getrouwheid niet belovenGa naar voetnoot(a). | |
[pagina 166]
| |
Terwyl eenieder zich bevlytigde om dezen van hunne standvastigheid af te trekken, wendde Blommaert, door de overrompeling der koningstroepen meer en meer beducht geworden, zich op nieuw tot Lodewyk van Nassau, om hem van alles omstandig verslag te doen; eindelyk gaven de overige hoofden, gebelgd by de aenhoudende weigering van het bestuer, de stad aen de plundering ten prooye. Doodangst bekroop meer dan ooyt de harten by deze schrikvolle tyding: het bevel van de poorten gesloten te houden, werd stiptelyk gevolgd; en slechts met de grootste moeyte, gelukte het eenigen der byzonderste tegenstrevers, om, na zich het hair en de knevels afgesneden te hebben, als tapytwerkers vermomd, Audenaerdes vestingen te ontruimen. Overal waren de deuren en vensters reeds aen stukken geslagen, en het schuim der opstandelingen verledigde zich met moorden, schofferen en rooven op de losbandigste wyze: het volgende tooneel, dat in de Nederstraet | |
[pagina 167]
| |
plaets greep, kan er slechts een flauw denkbeeld van geven. Een jong meisje, om aen de baldadigheden der rondzwervende schelmen te ontsnappen, had, verzeld van haer' ouden vader, zjch op den zolder van den huize verborgen: eensklaps stroomen drie der buitzoekers het in. Twee dezer houden zich op met alles te verbryzelen wat hun onder de handen valt, terwyl de derde den zolder opklimt, om na te vorschen of er zich niets bevinde dat zyne hebzucht kunne voldoen. By het zien van 's vreemden verwilderde blikken, schiet een gil 's meisjes boezem uit: zy laet zich in 's gryzaerts bevende armen neêrzinken, en: genade! genade! vliegt ter zelver tyde uit den mond van vader en dochter. De aertsschelm nadert hen met eene geveinsde bedaerdheid, en wil de maegd uit de armen des vaders rukken, die met de eene hand haer poogt te beschermen en met de andere den roover af te weeren. Daer deze zynen aenval wil hervatten, stort de gryzaert met eene zoo vertwyfelende wanhoop op den schaker, dat het hem gelukt dien weg te stooten tot aen den trap, en het onderste boven daervan te doen tuimelen. Spoediglyk snelt de te leur gestelde booswicht weder toe, en er ontstaet een hevig gevecht tusschen hem en den gryzaert, wiens krachten byna uitgeput zyn: doch vaderliefde | |
[pagina 168]
| |
geeft hem den moed der wanhoop, en, den aenrander om het middellyf grypende, slaet hy hem ten tweeden male ter neder. De boef, wien woedend schuim nu den mond bedekt, vat in helsche razerny de byl, die hy nevens zich had geworpen, zwaeyt ze in de hoogte en bonst ze met zoo hevig een geweld op den schedel des gryzaerts, dat de rampzalige aen de voeten zyner dochter stuiptrekkend neêrstort, en sterft. De aenrander meent zyne prooy nu zonder tegenkanting te bezitten: hy valt er met nieuwen moed op, omringt ze met zyne spierige armen, en vast ging de maegd hem ten slagtoffer strekken, ware eene reddingsgedachte hare begevende krachten niet te bate gekomen. In wanhopige beweging stoot zy den wellusteling van zich af, en zyn ponjaert uitrukkende, tracht zy hem het harte te doorbooren! Haer oogmerk mislukte; de woestaert, die deze beweging bemerkt had, springt een' stap achteruit, en prangt 's meisjes hand zoodanig, dat het haer onmogelyk wordt die te bewegen: doch haer besluit van de schande te ontwyken, staet onwrikbaer: zy laet zich met den verkrachter voorover op den ponjaert nedervallen! Daer ligt nu de kuische heldin, onder den vadermoorder te zieltogen; het stael schiet tot aen het gevest in hare longen, en hare maegdelyke ziele vliedt ten hoogen! | |
[pagina 169]
| |
De wreedaert, vergramd over deze teleurstelling, trekt den pook uit de wonde, schopt de lyken tegen elkander, en vertrekt om zyne driften elders te koelenGa naar voetnoot(a). |
|