| |
| |
| |
VIII.
Het is zoo heilzaem voor ons, wanneer
de doode droefheid ons prangt, iemand
te vinden die door zyne eigene smart
ons leed verstaen kan; iemand die be-
mint hetgeen wy beminnen, en wiens
klachten weêrgalmen onzer klachten zyn.
H. Conscience.
Nauwelyks had Blommaert de opligting zyner byzonderste tegenstrevers bevolen, of hy begaf zich ter woon van Heloisa, om haer de beslissing der opstandelingen mede te deelen.
By zyne aenkomst, zat de jonge heldin, afgemat door de kneuzingen, die ze by de inne- | |
| |
ming van Audenaerde, bekomen had, in eenen zwaren leunstoel te rusten, en was dervoege aen hare bedenkingen overgelaten, dat ze by de tegenwoordigheid haers minnaers, zelfs van houding niet veranderde.
De edele De Caron doorwandelde het vertrek; en schoon zyne gelaetstrekken het blykbaerste kenmerk droegen van de pynigingen en gedurige zielesmarten waeraen hy ten prooy was geweest, kon men nu in hem 't innerlyk genoegen, dat hy genoot, gemakkelyk zien uitstralen.
Broederlyk omarmde hy den bevelhebber: de teederste bewoordingen boezemde men wederzyds uit: en na dat hy Blommaert andermaal zyne tevredenheid over 's mans dappere verdediging betuigd had, verliet hy de verloofden, om hunner onderhandeling geene stoornis toe te brengen.
Genoveva plaetste zich aen het venster; en op een gedaen teeken, naderde de Boschgeus het meisjen, welke ylings hare bekoorlyke blikken op hem wendde; en het: lieve Jakob! kwam de stilte breken, die een' oogenblik in 't vertrek geheerscht had.
De zachte toon dier woorden, maekte een' zichtbaren indruk op Blommaerts gemoed: hy zette zich aen Heloisas linker zyde, en drukte haer door eene teedere handklemming zyn hartelyk genoegen uit.
- Edele vriend, zuchtte het meisje einde- | |
| |
lyk, had uw heldenmoed den slag, die my bestemd was, niet afgeweerd, ik zou reeds myn' rampzaligen vader vervoegd hebben: de zucht ter wraek, door welke hy verzoend moet worden, zou mynen boezem niet meer doorwoelen, noch my aen al 's levens rampen overlaten.
- Denkt gy dan dat Backereels moord zonder onze medewerking niet zou gewroken worden? was Blommaerts antwoord. ô, Me lieve! geve God dat wy de zwaerste onheilen niet te betreuren hebben, want de gemoederen der onzen zyn dermate opgehitst, dat het my maer al te moeyelyk vallen zal, hunne woede te beteugelen. Heloisa, het volk dat zyne boeyen verbreekt, is eene onstuimige zee, die alles meêsleept wat zich tegen haren loop verzet: wetten en bevelen worden alsdan onder de voeten vertrapt; en uit vreeze van door hunne vroegere beheerschers op nieuw verdrukt te worden, zyn ze nu ook eens om zich over dezen bloedig te wreken.
- Het zy zoo! hervatte 't meisje; en daer zy dacht dat de schim haers vaders nog altyd om wraek riep, hief ze de oogen hemelwaerts, en:
- Vader! vader! verzuchtte zy, uwe wenschen zullen voldaen worden: uwe dochter zal zich uwer waerdig maken!’
De bevelhebber verbleekte by deze uitroeping: maer het meisjen, die de op te leggen straf als een' heiligen pligt aenzag, hield niet op haren verloofden aen te manen, om haer
| |
| |
verzoek in te willigen: ze bragt by, dat, voor de ongelukkige Backereel verzoend ware, hunne liefdebanden nimmer konden gezegend worden.
- Heloisa, uw gevoelen foltert my: de teederheid die u vroeger by eens anders onheil, altoos tot medelyden bewoog, schynt u verlaten te hebben. Wy waren het eens om te zeggen, dat er een' opregten vaderlandsvriend te veel edel bloed door de aderen stroomt, om weerlooze vyanden aen zyne woede te offeren.
- Blommaert! wreek den smaed mynen vader aengedaen; het is zyn wensch, het is de myne; en, voor aleer die volbragt zy, kan ik, zelfs met u, op aerde geen geluk meer smaken... Vroeger waert gy myne hoop; en nu.. nu ik door allen die my dierbaer waren, begeven ben, hebt ge ook geene deernis meer met eene rampzalige, welke gy in hare smartelyke gesteltenis, een' broederlyken troost kunt toedeelen!
By deze woorden dreven hare oogen in tranen, terwyl de hartgrievendste klagte nog op hare lippen beefde.
Ofschoon Blommaert niets verwaerloosde om zyne beminde te vertroosten, bleef hy beweeren, dat de dood der regeeringsleden de heilige zaek der natie zou geschandvlekt hebben: doch Heloisas smeekingen lieten een' diepen indruk in zyn gemoed, en, hadde hy al zyn
| |
| |
mannenkracht niet verzameld, hy zou weldra hare eischen gehoor hebben gegeven; want de gevoelige Boschgeus beminde; en al wie ooyt ware liefde heeft gedragen, weet wel, dat men eer tallooze vyanden, dan de tranen eener hartsvriendinne weêrstand kan bieden.
Hy verliet echter Backereels wooning, en besloot zich de onverschilligheid, ja, den haet zyner verloofde liever op den hals te halen, dan zich tot een laffe daed te laten bewegen.
Onderwyl was het bevel van 's Burgemeesters aenhouding, Van Wadriponds vrouw ter ooren gekomen, welke haren echtgenoot met bange zuchten aenraedde, dat hy zich door de vlucht zou redden: maer de edele stadsbebestuerder wederlegde met kalmte het gevoel zyner gade; en bragt by, dat de poorten bezet waren, en dat de vlucht, schoon welligt mogelyk, niet eerlyk zoude geweest zyn.
De burgers, ging hy voort, die hun vertrouwen in my stellen, zouden door myne verdwyning in radeloosheid gedompeld zyn; en wat lot my verwachte, ik verkies pligt voor vryheid.’
De vrouw, thans overtuigd, dat hare bede Wadripond van besluit niet kon doen veranderen, vermeende dat de mededeeling harer smarten Backereels dochter zou bewegen, en dat deze alles by Blommaert ten voordeele des Burgemeesters zoude beproefd hebben.
In deze gedachte begaf zy zich ten huize van Heloisa.
| |
| |
By het zien der edele vrouw, die hare meesteres spreken wilde, voelde Genoveva den boezem kloppen. Het meisje nog geheel ontroerd door Blommaerts tegenkanting, weigerde eerst de smeekster in gehoor te ontvangen: echter op het ernstig verzoek der dienstmeid, liet zy zich gezeggen, en Van Wadriponds ega werd in Heloisas vertrek geleid.
Deze zat nog in de zelfde houding, in welke wy haer geschetst hebben; en de smeekende zonk by hare intrede magteloos in den zetel, dien Blommaert korts te voren verlaten had. Alles werd aengewend om Heloisa tot vergiffenis te stemmen; vruchteloos! want de tegenwoordigheid der gade, aen wier echtgenoot het meisje haers vaders dood grootendeels toeschreef, deed 's mans pynigingen op nieuw in al hare afgrysselykheid voor de oogen zyner dochter zweven; en tranen rolden langs Heloisas bleeke wangen.
De ongelukkige vrouw meenende dat zy door het verhael harer smarten 's meisjes hart vermurwd had;
- Heloisa! zuchtte zy, indien de rouw eener moeder en echtgenoote uwe ziel treffen kan; indien de herinnering onzer vroegere vriendschap uw geheugen niet is ontgaen, zult ge myne bede aenhooren en my tot troostengel dienen.
- Mevrouw, zeker zyt gy te beklagen, en niemand gevoelt beter dan ik, hoe folterend
| |
| |
het is van een aengebeden hart algerukt te worden. Denk dan ook hoe pynelyk 't my valt de omhelzingen, den troost myns vaders, te moeten missen; hebt gy, heeft de Burgemeester, my in myne treurige eenzaemheid eene vriendenhand komen toereiken en medelyden gehad met myne kindertranen? O neen..... onze smarten strekten u-allen veeleer tot vreugde; en nu aerzelt gy niet my vergiffenis en bescherming te komen afbidden; my, rampzalige, die, zonder my de wraek des Hemels op het hoofd te halen, den dood myns vaders niet ongestraft kan laten; my, die al de onheilen welke my treffen, aen de wreedheid van hemzelven heb toe te schryven, voor wien gy straffeloosheid wilt bekomen.....’
By dit verwyt werd de edele vrouw als door het dondervuer getroffen; toch ontzonk de moed haer niet: zy wierp zich op beide knien neder, en zette met aenhouding hare bede voort: hare klagten, hare blikken, alles smeekte om genade; maer Blommaerts verloofde bleef weigerig.
- De getrouwheid, die myn echtgenoot aen de wetten gezworen had, snikte Van Wadriponds ega voort, doch geene willekeurigheid heeft tot den dood onzes vriends Backereel aenleiding gegeven: schoon ik-zelve alle mogelyke stappen by de wet hebbe gedaen, kon ik uwen vader aen de opgelegde straf niet onttrekken, om dat, zoo men my zegde, de opstandelingen
| |
| |
aen 's Konings bevelen wederspanig waren, en, dat by een stadsbestuer alle gevoel van vriendschap voor de vervulling der pynelykste pligten moet wyken.
- Welnu, mevrouw, hervatte het meisje, was het der regeering een pligt, mynen vader te offeren, het is ook een voor ons, zynen dood te wreken. De nieuwgezinden willen zich het juk der dwingelandy van den hals schudden: de aenhouding der vroegere beheerschers, is onwederroepelyk vastgesteld: zy zullen hunne straf ondergaen, en dan, slechts dan, zal de wensch van myn' onschuldigen vader volbragt zyn.’
By deze stellige antwoord, verliet vrouw Van Wadripond de zael, en Heloisa werd meer en meer treurig...
Reeds begonnen talryke volkshorden de straten der stad te doorkruissen: de huizen der regeeringsleden werden bezet: nauwelyks was vrouw Van Wadripond in hare woon gekeerd, om den troost, dien haer verbryzeld hart zoo behoefde, in de armen van haer' echtgenoot te zoeken, of het hartscheurend tooneel, met hetwelk wy onze lezer en bekend hebben gemaekt, begon er plaets te grypen.
Verscheidene dagen waren verloopen; en Heloisa, welke door Blommaerts aenhoudende zorgen allengskens tot zachtere denkbeelden was overgegaen, deelde in de vreugde die den
| |
| |
boezem van elken opstandeling deed kloppen. Bywylen verscheen Backereel haer lachend in hare droomen; en de liefde die zy Blommaert toedroeg, vergrootte dagelyks: hare wangen werden frisch als eene pas ontlokene roos; en al het bevallige, dat een jong meisje eigen is, viel haer weder ten deele. Het leven kwam haer als een samenweefsel van vreugde en genot voor; en Blommaert, gelukkig door het geluk zyner beminde, kon zich niet onthouden dien welstand zynen aenhangeren mede te deelen.
Op zekeren morgen, toen hy het meisje een bezoek aflegde:
- Heloisa, sprak hy, onze vaderstad plukt nu de vruchten der onafhankelykheid; de moed van Nassau, gepaerd met dien der vaderlandsminnende Vlamingen, zal welhaest het geheele land van den vryheidskreet doen weêrgalmen. Alles is in opstand; verscheidene steden hebben zich reeds aen den edelmoedigen Prins van Oranje overgegeven; en weldra zal Audenaerdes Raed onze billyke wenschen toestemmen, en zyne gekleefdheid aen de zaek der volken, door onverbreekbare eeden staven.
O! me lieve, kon de deugdzame Backereel, die uwen aengroeyenden moed met zoo innerlyk een genoegen bewonderde, van de verovering zyner moederstad en uwe manhaftige verdediging ooggetuige zyn geweest, hy zou, u met vreugde in zyne armen klemmende, uit- | |
| |
roepen: onze boeyen zyn geslaekt, Heloisa!... Wees gelukkig met den lieveling uwer ziel; want de alvermogende God heeft myne wenschen aenhoord!..... Wees gelukkig met uw' Jakob, en prent uwe zonen de deugd en den heldenmoed hunner moeder in!.....’
Heloisa glimlachte, en Blommaert zette zyne rede voort:
- Gy weet, myne beminde, dat ik u meermalen blyken van de teederste liefde gegeven heb, en dat de vereischten tot het lang betrachte huwelyk zyn nagekomen... Waerom dan zouden wy deze liefde niet wettigen? Waerom gehoorzamen wy niet aen het verzoek uws vaders, welke my den dierbaersten schat dien hy op aerde liet, ter hand heeft gesteld?...
Het meisje belonkte stilzwygend den held, die haer deze liefdebetooningen deed: een bekoorlyke lach versierde nogmaels hare wangen; hare blikken werden vurig en vuriger; en alles scheen aen te duiden dat de zachte woorden van haren verloofden, verrukking in hare ziel ontstaken.
Eindelyk, den jongeling met eene vreezende vertwyfeling aensprekende:
- Welke zal de priester zyn, die 's Hemels zegen over onzen echt inroepen zal? zuchtte zy. Al de geestelyken zyn aengehouden; en de deugdzame heer Van den Upstale, welke ons altyd de teederste genegenheid heeft bewezen,
| |
| |
boet nu ook zyne getrouwheid aen de Godsdienst onder het gewelf des kerkers!
- Deze herder heeft zyne aenhouding aen zyne werkeloosheid te wyten, myne beminde: doch, hoezeer het my grieve hem in hechtenis te moeten houden, kan ik zyne vryheid niet bewerkstelligen zonder de misnoegden, welke eerlang onze bevelen onder de voeten zouden vertrappelen, tot tegenstand aen te moedigen. Niettemin zal ik zyne ketenen zoo veel mogelyk verligten, en de vriendschap die gy hem draegt niet vergeten.
- Indien de herder den Prins hulp en bystand beloven wilde, zoudt gy dan wel zyne...
- Zeker, me lieve! maer gelyk al de Audenaerdsche priesters in het ontkiemen onzer onafhankelykheid eenen opstand tegen de Godsdienst onzer vaderen meenen te zien, zullen zy liever onder het gewigt der boeyen blyven krommen, dan zich aen den edelen Nassau te onderwerpen; en het gesprek 'twelk ik ten dien opzichte met den heer pastoor van O.L.V. kerk heb gehad, doet my grootelyks vreezen dat deze ook van zyne gevoelens niet zal afzien.
- Weet de deugdzame herder dan niet-, dat onze denkwyze die der beeldenbrekers niet is, en dat wy met smart de buitensporigheden aenzien, welke hier en op andere plaetsen reeds gebeurd zyn? Zie Jakob, sprak zy voort, ik ga met uw verlof, den heer Van den Upstale van
| |
| |
alles onderrigten: en ik vermeen dat de man onze handelwyze zal goedkeuren, en gezamenlyk met ons tot de vernieling der dwingelandy werken.
Om onze vrygemaekte stadsgenooten te toonen, dat zy den roomschen priesteren allen eerbied verschuldigd zyn, zullen wy de eersten het echtaltaer naderen, en ons, met al de onderwerping van een geloovig harte, onder de zegenende hand des eerwaerdigen herders bukken.
- God geve dat uw voornemen een' goeden uitval hebbe, sprak Blommaert. Ga, en zeg den heer Van den Upstale dat, indien hy onze wenschen aenhooren wil, de kerken onmiddelyk geopend worden: dat hy, door zyne herderlyke vermaningen, de Audenaerdsche burgerklas tot de godsdienstige pligten weêr zal kunnen roepen, en dat wy-allen te samen, het geluk van een vry volk zullen genieten. Ga, by het aenbreken van den avond; de noodige bevelen zullen gegeven zyn, om de heer Van den Upstale tot u te doen brengen.’
Toen het meisje aen zich-zelve overgelaten was, begon zy met zoo eene vreugd aen het huwelyksfeest te denken, dat zy zich reeds inbeeldde met haren geliefden voor de voeten des priesters te knielen. Nog verder liet zy hare gedachten weiden: zy meende zelfs de belofte van liefde en trouw uit den mond van haer' echtgenoot te hooren...
| |
| |
Deze vreugde veranderde op eens in bekommering, by het nadenken dat de pastoor misschien hare wenschen verstooten zou.
- Maer neen! sprak zy dan, de herder zal die zekerlyk goedwillig aenhooren en zyne vrystelling met erkentenis aenvaerden.’
By dees gezegde, kleedde zy zich zedig, en als de dag aen het dalen was, begaf zy zich door de oude Genoveva verzeld, naer het nieuw kasteel, om den heer Van den Upstale van haer gesprek met Blommaert te onderrigten.
|
|