‘Zijn vrouw zei, je moet pruimen vreten. Toen kon hij nog niet schijten. Ha ha ha. De pitten bleven in zijn reet steken. Ha.’
De mannen joelden. Lucky hield de microfoon vlak bij zijn gezicht, je kon hem horen ademen en smakken.
‘All right, men! Weet je wat hij toen deed? Voordat hij ze opvrat haalde hij de pitten eruit, paste ze in zijn reet of ze er door konden. Ha ha. Als het ging deed hij de pit terug in de pruim, dan vrat hij hem op. Als de pit te groot was voor zijn reet gooide hij de pruim weg.’
De mannen bulderden, die is goed, en Lucky die zijn anekdote snel en vloeiend had verteld helde achterover met een rood hoofd en open mond. Het lachen ging zonder moeite over op Waltzing Mathilda.
Doordat we een bocht omreden kregen we een indrukwekkend uitzicht op de kust achter ons. Pennie greep de kans om een foto te maken. Hij stelde zich op in de gang tussen de stoeltjes, zwaaiend en schuddend tegen het ritme van de bus in bracht hij het kiektoestel naar zijn linkeroog, hij kneep beide ogen stijf dicht, zijn lippen waren samengeperst, zijn ellebogen stonden ver uit. Het toestel schoot over zijn neus, hij duwde het terug, hijgend met open mond.
‘Dat kan toch nooit een goeie foto worden,’ zei Barney zich verkneuterend naast mij.
Niettemin naderde Pennies vinger het knopje en op het moment dat hij een oog met een verbeten grimas opende klikte er iets, terwijl het toestel een hoek van vijfenveertig graden maakte met de horizon.
‘Tsjonge. Dat valt me toch weer een stuk mee,’ zei Barney.