| |
| |
| |
De poëzie van Howard Nemerov
Amerikaanse poëzie is moeilijk. Eliot, Pound, Stevens - het zijn dichters die geheiligd zijn door een boekenkast vol commentaar en geëerd worden door een uiterst beperkt aantal argeloze lezers. Ook de latere generatie, waarvan Robert Lowell een van de belangrijkste vertegenwoordigers is, maakte het zijn gering publiek zelden gemakkelijk. Lowells The Drunken Fisherman werd het schoolvoorbeeld van een zeer doorwrochte schrijfwijze. Het vergde alle vindingrijkheid om de betekenis te achterhalen en voor wie van een probleem houdt ligt er hier een voor het oprapen: in hoeverre is de lezer bereid om de knopen te ontwarren die de dichter voor hem legt? Hoewel Lowell indrukwekkende poëzie in deze stijl heeft geschreven, was hij soms zo veeleisend dat lezen een zwoegen werd om uit te vinden waar de dichter over sprak, de dichter die natuurlijk, zelfs wanneer hij een goede buur was, zijn geheim niet in proza prijsgaf. Uiteraard had de knapste van de klas het allemaal het eerst begrepen, hij mocht het zeggen en hij was zo trots op zijn ontdekking dat hij zich niet meer veroorloven kon het gedicht daarna nog af
| |
| |
te keuren, en de klasgenoten durfden niet te twijfelen aan het oordeel van hun coryfee.
Het bovenstaande geeft uitdrukking aan een lezers-vermoeidheid ten opzichte van een soort poëzie dat vroeger verblufte en het is mogelijk dat eenzelfde vermoeidheid Lowell heeft gebracht tot de eenvoud van zijn Life Studies.
Eenzelfde ontwikkeling tot eenvoud kenmerkt de poëzie van Howard Nemerov, schrijver van een paar romans, een bundel verhalen, enkele verse-dramas, een belangrijke bundel essays Poetry and Fiction en zes bundels poëzie: The Image and the Law; Guide to Ruins; The Salt Garden; Mirrors and Windows; New and Selected Poems; The Next Room of the Dream. Van deze boeken geeft New and Selected Poems een duidelijk overzicht van de ontwikkeling van Nemerov die, evenals Lowell, begon te schrijven toen de invloed van John Donne op zijn sterkst was.
Een voorbeeld van Nemerovs karakteristieke eenvoud is het gedicht Vermeer uit zijn laatste bundel.
Het begint:
Taking what is, and seeing it as it is,
Pretending to no heroic stances or gestures,
en de geest die uit deze regels spreekt vormt de grondtoon van enkele van zijn beste gedichten. Keeping it simple: een eenvoud die opnieuw ontdekt is, langs een grote omweg, en die even ver afstaat van het cliché als van de grandioze waarheid.
| |
| |
Het gedicht gaat verder:
At one for once with sunlight falling through
A leaded window, the holy mathematic
Plays out the cat's cradle of relation
Endlessly; even the inexorable
Domesticates itself and becomes charm.
De cat's cradle of relation - cat's cradle is een simpel en tegelijk mysterieus afneemspelletje waarbij steeds andere figuren met een touwtje worden gevormd - als beeld voor het steeds wisselende licht dat door een glas-in-loodraam valt, stralen die elkaar telkens raken, zich naar elkaar en van elkaar bewegen, illustreert niet het in het gedicht aanwezige, maar verbeeldt met een treffende precisie de wonderlijke dingen waartoe licht in staat is. Ik geef het als een voorbeeld van de verfijnde techniek van deze dichter, een overwinning op de taal, die eveneens in staat is ‘to do marvelous things’ voor wie geduldig naar mogelijkheden zoekt. Wat Nemerov ziet is een contrast tussen de werkelijkheid zoals hij zich aan hem voordoet en zoals hij eens is geweest in de ogen van een ander, het zien wordt een persoonlijke ervaring die een romantisch verlangen en een melancholieke stemming teweeg brengt. Toegeven aan melancholie kan de energie gemakkelijk breken, maar dit gedicht blijft voortdurend gespannen. De subtiele taal overwoekert de inhoud niet en draagt een vriendelijk gezicht:
| |
| |
If I could say this to you so you saw,
And knew, and agreed that this was how it was
In a lost city across the sea of years,
I think we should be for one moment happy
In the great reckoning of those little rooms
Where the weight of life has been lifted and made light...
Dit is subtiel, vooral om de suggesties van het great reckoning, de grootse wijze waarop Vermeer verslag heeft uitgebracht van wat hij zag en de grootheid van het kleine heeft aangetoond, zodat de kleine kamers een laatste oordeel zijn: het leven heeft er zijn gewicht verloren, is een schakering van licht geworden, een toonbeeld dat door zijn volmaaktheid een oordeel over ons lijkt te vellen. Deze melancholie is niet incidenteel, maar kenmerkend voor vrijwel al Nemerovs gedichten en kan van de berusting van de gevoelige reminiscerende poëzie omslaan tot agressie, waarbij de toon soms wat schril wordt en een enkele maal te neurotischgrimmig voor het onderwerp, waar dan onmiddellijk tegenover staat dat Nemerov ironisch over zich zelf en zijn depressies spreken kan, zoals in The Private Eye: ‘... believe in nothing till I get the worst’.
Na de ontreddering door het verlies van oude zekerheden, een geloof waarvoor niets in de plaats gekomen is - Nemerov is orthodox joods opgevoed - is zelfspot als afweer overgebleven. ‘You've lost your religion,’ vermaant de Rabbi in Debate with the Rabbi, en de ik antwoordt: ‘It wasn't much to keep.’
Het eerste gedicht dat ik van Nemerov las heet The Vacuum. Ik citeer het in zijn geheel.
| |
| |
The house is so quiet now
The vacuum cleaner sulks in the corner closet,
Its bag limp as a stopped lung, its mouth
Grinning into the floor, maybe at my
Slovenly life, my dog-dead youth.
I've lived this way long enough,
But when my old woman died her soul
Went into that vacuum cleaner, and I can't bear
To see the bag swell like a belly, eating the dust
And the woollen mice, and begin to howl
Because there is old filth everywhere
She used to crawl, in the corner and under the stair.
I know now how life is cheap as dirt,
And still the hungry, angry heart
Hangs on and howls, biting the air.
Dit verbeten gedicht, dat misschien gegroeid is uit de woordassociatie vacuum cleaner-vacuum en deze in elk geval uitbuit, geeft uitdrukking aan een gevoel van onlust en leegte in het concrete beeld van een dramatische situatie: de vrouw van de ik is gestorven, de stofzuiger staat ongebruikt in de kast, mokkend, want een stofzuiger wil stof zuigen. Nu, na de zielsverhuizing, zou het gejank een ondraaglijke aanklacht zijn tegen zijn verraad, het verraad van een nagedachtenis en van zijn eigen leven. De griezelige ‘woollen mice’ blijven hem herinneren aan een verwaarloosd bestaan. Aan het eind ontplooit het gedicht zich tot een wijdere, sombere visie: het leven dat zich zelf verraadt vol- | |
| |
trekt zich tussen niet-aanvaarden en machteloosheid, het hart laat hiertegen zijn wanhopig protest horen, een protest dat misschien M.L. Rosenthal gelijk geeft wanneer hij in zijn boek The Modern Poets spreekt, in positieve zin, van Nemerovs ‘minimal idealism’.
Nemerovs uit een grote kwetsbaarheid voortkomende agressie richt zich het meest tegen eigentijdse verschijnselen, vooruitgang, Cummings' ‘comfortable disease’, die gepaard gaat met normverlies en standaardisatie, en vooral een vulgaire tevredenheid over deze vooruitgang. Zo laat hij in Life Cycle of Common Man ‘this man of moderate habits’ optreden, de doorsneegebruiker die werkt om te eten, te dromen, te drinken en te verwekken, die zich veiligheid verschaft om de gebruikelijke dingen te doen... ‘But chiefly he talked,’ zegt het gedicht verbitterd. Ook in andere gedichten kan men Nemerovs afkeer van veelpraters terugvinden, maar nergens wordt de babbelaar in zo'n weerzinwekkend daglicht gesteld als hier:
Accumulated behind him, the words proceeded
Steadily from the front of his face as he
Advanced into the silence and made it verbal.
Het gedicht Boom! hekelt de mentaliteit die Nemerov in zijn ergste vorm geopenbaard vond in een krantebericht dat een uitspraak bevatte van Eisenhowers particuliere dominee: ‘Americans are living in a period of “unprecedented religious activity” caused partially by paid vacations, the eight-hour day and
| |
| |
modern conveniences.’ Concluderend zegt de man: ‘These fruits of material progress have provided the leisure, the energy, and the means for a level of human and spiritual values never before reached.’ In zijn essay The Swaying Form geeft Nemerov het volgende commentaar op deze uitspraak: ‘...a kind of cartoonist's exaggeration of what one suspects is the real belief of many right-thinking persons’.
Uit dit prachtig spottende gedicht klinkt de stem op van de Grote Optimist: de radio-verslaggever:
Here, at the Vespasian-Carlton, it's just one religious activity after another
en het ontwikkelt zich tot een ademloze opsomming van de vruchten van maatschappelijke vooruitgang:
God's great ocean is full
of paid vacationers praying an eight-hour day
to the human and spiritual values, the fruits,
the leisure, the energy, and the means, Lord,
the means for the level, the unprecedented level,
and the modern conveniences, which are also full.
Soms is de satire hoffelijker en speelser, zoals in Metamorphoses, geïnspireerd door Steinberg, een gedicht dat de grillige fantasie van de tekenaar op de voet lijkt te volgen, tot ons een licht opgaat:
These people, with their illegible diplomas,
Their passports to a landscape full of languages...
| |
| |
mensen die
Carry their images on banners, or become
Porters of pedestals bearing their own
Statues, or hold up, with and against gravity,
The unbalanced scrollwork of their signatures...
deze mensen vertonen zoveel overeenkomst met de critici, met de inmiddels verouderde new critics misschien, dat de lijn,
That wandering divider of the world,
So casually able to do anything...
althans, wanneer Steinberg de pen bestuurt, zich vanzelf als gedicht gaat gedragen:
The enchanted line, defying gravity and death,
Brings into being and destroys its world
Of marvelous exceptions that prove rules...
en voor deze ‘line’ betuigt Nemerov zijn dank. De dichter, die hij ergens anders ‘this forty year old teenager’ noemt, speelt, pest, doet waar hij zin in heeft, vermaakt zich met mogelijkheden, en geeft zo aan deze Metamorphoses een onverwachte nieuwe dimensie mee.
Voor gemakkelijk cynisme is Nemerov te intelligent, te beschouwend en te gedisciplineerd. In een wat ouder gedicht, A Day on the Big Branch, wordt het cynisme van de kaartspelers duidelijk geplaatst.
| |
| |
De vier oorlogsveteranen - Nemerov kent ze, hij is oorlogsvlieger geweest - trekken na een nacht van drinken, roken en kaarten nog half dronken en wat nonchalant de natuur in ‘with some vague view/of cutting losses or consolidating gains/by the old standard appeal to the wilderness...’ Ze moeten het toegeven: ‘It was as promised, a wonder...’
Ze gaan zwemmen en wanneer ze in de zon liggen te drogen:
thought bitterly about primitive simplicity
and decadence, and how he had been ruined
by civilization and forced by circumstances
to drink and smoke and sit up all night...
De leer van Rousseau heeft voor hen afgedaan, maar de natuur is sterker dan de leer:
the water, the sunlight, and the wind
met nadruk op did, in de stijl van mensen die aan een onvertrouwde emotie geen uitdrukking kunnen geven. Toch heeft de ervaring aan hun sombere gevoelens over de leegte van de wereld een relativerende ondertoon van ironie gegeven.
Het is een delicaat gedicht, met natuurbeschrijvingen die een scherp beeld bij de lezer oproepen:
| |
| |
big blue dragonflies hovered
and darted and dipped a wing, hovered again
against the low wind moving over the stream,
and shook the flakes of light from their clear wings.
Het zijn beschrijvingen van iemand die scherp observeert en voor wie helderheid grotere voldoening geeft dan de directheid van de lyrische ontboezeming.
Het lange gedicht To Lu Chi verenigt voor mijn gevoel Nemerovs beste eigenschappen in zich. Agressie en melancholie worden hier in toom gehouden en ondergeschikt gemaakt aan dit ene doel: goed te schrijven. Het gedicht getuigt van een grote taalbeheersing, vindingrijkheid, een rijpe, diepzinnig-filosofische levenshouding en het ademt een geest van doelbewustheid. Ondanks een zich voortdurend bedreigd voelen en ondanks alle verwarring die elk voorwerp op deze wereld in het leven roept weet de schrijver, gesterkt door de dichter die tot hem spreekt ‘through many centuries of dust’, dat het plaatsen van het juiste woord naast het juiste woord het leven draaglijk en hemzelf in zekere zin onkwetsbaar maken kan. ‘He stilled the waters of his mind to stabilize his thinking,’ zegt Lu Chi in zijn prozagedicht, zijn ‘Wen Fu’. Nemerov volgde zijn voorbeeld.
In de late lente loopt de dichter in de boomgaard, ‘pretending to be a poet/walking around the orchard...’ Hij denkt aan Lu Chi, ‘old sir,’ en zegt:
Through many centuries of dust, to which
We both belong, your quiet voice is clear
| |
| |
About the difficulties and delights
Of writing well, which are, it seems, always
The same and generally unfashionable.
Telkens wanneer hij in Lu Chi's verhandeling had gelezen, was hij onder de indruk van zijn woorden gekomen:
When you describe the dangers of our course,
And then you bring, by precept and example
Assurance that a reach of mastery,
Some still, reed-hidden and reflective stream
Where the heron fishes in his own image,
De thema's vindt men steeds weer terug in Nemerovs poëzie: introspectie, stilte, in allerlei vormen. En telkens keert het beeld van de spiegel terug.
‘Ik stel me jou voor, Lu Chi’, schrijft de dichter, ‘standing/Fishing that stream, en spoedig zul je terugkeren naar
Where the contending war lords and the lords
Of money pay to form the public taste
For their derivative sonorities;
But yet that pure and hidden reach remains.
| |
| |
Reach gebruikt Nemerov hier in de dubbele betekenis van rak (van een rivier), en ‘bereik’, en de bepalingen worden op beide betekenissen betrokken.
Dan vergelijkt hij Lu Chi's wereld met de onze. De wereld is veranderd, schrijft hij,
Yet I should think that on our common theme
That sort of change has never mattered much.
Zowel de dadenmens als de beschouwende mens bedient zich van de taal, maar de dadenmens
Expropriates as if by natural right
The common ground to his singular use,
And spits on everything he cannot use...
Poëzie is dood, zeggen ze, de ‘sages of the active side’, en de dichter antwoordt:
We know these theories, which are not new,
And know the sort of man these theories
Produce, intelligent and serviceable
So long as he can see his language as
Coin of the realm, backed up by church and state,
Each word referring to a thing, each thing
Nicely denominated by a word -
A good mind at its best, a trifle dry...
Maar wanneer de tijden slecht worden, zegt de dichter spottend, is de actieve mens
| |
| |
The likeliest to panic as he sits
In his bomb shelter and commissions war songs
From active poets with aggressive views.
Wat blijft er over voor de contemplatieve mens? Niets. Alleen dit: continue. En van de overtuiging van de waarde hiervan is het slot van het gedicht doortrokken, het slot dat in zijn beschrijvingen aansluit bij het begin, met dit verschil, dat nu alles wat vroeger doods en zinloos leek leeft, beweegt, danst.
So much I gather from your poem: continue.
And now the sun shines on the apple trees,
The melting snow glitters with a great wealth,
The waxwings, drunk on last year's rotten apples,
Move through the branches, uttering pretty cries,
While portly grosbeaks, because they do not drink
That applejack, chatter with indignation.
How fine the Chinese day! delicate and jeweled,
Exactly spaced, peaceably tense with life.
I shall pretend to be a poet all
This afternoon, a Chinese poet, and
My marvelous words must bring the springtime in
And the great tree of speech to flower
Between the two realms of heaven and earth. So now
Goodbye, Lu Chi, and thank you for your poem.
Terwijl de dichter in het begin alleen terneergeslagen zeggen kon ‘the branches bear snow, not blossom’, schittert nu de smeltende sneeuw. De verschrompelde
| |
| |
appels uit de tiende regel waarin men, in de symboliek die zich bij die van het Chinese gedicht aansluit, vroegere literatuur kan lezen, hebben nu, als rotte appels, het vermogen lichtzinnig en dronken te maken of te inspireren. Waxwing en grosbeak, dichter en burger, beschouwende mens en dadenmens, kleine bek en grote bek, of wat men er ook in lezen wil... Dit slot is ontroerend door de milde verandering van stemming, licht, geestig, gelukkig, een metterdaad bewijs dat literatuur te maken heeft met leven.
Ten slotte wil ik, liever dan de symboliek tot op de laatste draad te ontrafelen, nog aanhalen wat het gedicht te zeggen heeft over Lu Chi's woorden, omdat dit tevens regels zijn waarin To Lu Chi zichzelf het best karakteriseert:
Their manner gentle as their substance is
|
|