| |
| |
| |
Poor Scott
‘Voor vroegtijdig avontuur moet je een gruwelijke prijs betalen,’ schreef F. Scott Fitzgerald in 1937 vermanend aan zijn zestienjarige dochter Scottie. Hij sprak uit rijke ervaring. Zijn leven lang betaalde hij schuld, letterlijk en figuurlijk.
Zijn ‘grote’ tijd, de tijd van de gay twenties, van de $1000 parties was toen allang en voorgoed voorbij. Het succes van zijn eerste, goeddeels verbleekte roman This Side of Paradise, dat hem in 1920 in staat stelde te trouwen en op kolossale voet te gaan leven, had zich niet herhaald. Hij hield er een levenslange kater van over. Financiële beperkingen kon hij zich niet opleggen en bovendien stelde zijn neurotische en later ongeneeslijk krankzinnige vrouw Zelda, schrijfster van Save Me The Waltz, waanzinnig hoge eisen. Hij besefte dat hij een fatale vergissing had gemaakt door haar te trouwen, maar hij kon er zonder rancune over schrijven. Waarschijnlijk wist hij dat hij, met zijn destructieve neigingen, altijd wel een Zelda op zijn pad zou hebben gevonden. En na de grote Amerikaanse crisis wilde het publiek niet meer aan de Fitzgerald-mythe
| |
| |
worden herinnerd, het schrijven van magazine verhalen waarvoor hij reusachtige bedragen ontving, wekte steeds heviger weerstanden in hem op, de vraag ernaar nam geleidelijk af en de boeken waaraan hij waarde hechtte, The Great Gatsby, en Tender Is The Night werden, althans naar zijn onbescheiden maatstaven gemeten, slecht verkocht.
Schuld betalen is een thema dat voortdurend terugkeert in Fitzgeralds werk en de aangehaalde uitspraak zou als motto kunnen dienen voor The Letters of F. Scott Fitzgerald, verzorgd door Andrew Turnbull die eerder een voortreffelijke biografie over hem schreef. Turnbull rangschikt de brieven naar degene aan wie ze zijn gericht: Scottie, Zelda, zijn vriend en uitgever Maxwell Perkins, Edmund Wilson, John Peale Bishop en anderen. Men kan over de wijsheid van deze indeling twisten - de conventionele rangschikking zou het boek levendiger hebben gemaakt - maar dit doet niets af aan het feit dat de verzameling een waardige hulde brengt aan een schrijver die ten onrechte van zichzelf meende dat hij tijdens zijn leven al voorgoed vergeten was.
Voor een schrijver als Fitzgerald, die zijn brieven met plezier schreef, spontaan en zonder poging om zichzelf te verbergen, is dit boek het beste commentaar op zijn leven en werk. Bij wat hij over zichzelf en zijn romans te zeggen had doen de ‘ontdekkingen’ van zijn critici dikwijls overbodig aan, en in de brieven zijn het zelfbeklag en de sentimentaliteit die in bij voorbeeld Tender om de hoek komen kijken geheel afwezig. De indruk die het boek achterlaat is er een van le- | |
| |
vendige openhartigheid, gevoelige intuïtie, een merkwaardig koele zelfkennis die in strijd lijkt met zijn stuurloos gedrag, en een melancholie die te maken heeft met zijn obsessie van de verloren jeugd en zijn heftig bewustzijn van het verstrijken van de tijd, wat hem op eenentwintig jarige leeftijd aan zijn studiegenoot, zijn ‘intellectueel geweten’ Edmund Wilson deed schrijven: ‘God! how I miss my youth...’ Dit is dan een van de vele onsterfelijke uitspraken die Fitzgerald in zijn romantische vroege jaren aan het onderwerp heeft gewijd. Gedachten aan zijn voorbije jeugd hebben hem nooit meer losgelaten. In 1934 schrijft hij aan Edmund Wilson:
It was fun when we all believed the same things. It was more fun to think that we were all going to die together or live together, and none of us anticipated this great loneliness, where one has dedicated his remnants to imaginative fiction and another his slowly dissolving trunk to the Human Idea.
In 1940 schrijft hij Zelda die in een inrichting is opgenomen:
Twenty years ago This Side of Paradise was a best seller and we were settled in Westport. Ten years ago Paris was having almost its last great American season but we had quit the gay parade and you were gone to Switzerland. Five years ago I had my first bad stroke of illness and went to Asheville. Cards began falling badly for us much too early.
| |
| |
Hoe weinig boeiend Fitzgerald nu lijkt in de jaren van zijn grote succes, met zijn vermoeiende practical jokes, zijn dag en nacht in de weer zijn om de aandacht op zich te vestigen, zijn eindeloos gemier over publiciteit, reputatie, geld, toch is de humor waarmee hij zichzelf van tijd tot tijd bekijkt innemend en zelfs in zijn vroegste probeersels is er een sterk en authentiek gevoel aanwezig dat het leven opwindend is. Ook is hij al vroeg begaafd met het vermogen om zinnen te schrijven die lang in het geheugen blijven hangen. Hij blijft de argeloze, ondanks de vele verwoede berekeningen die hij maakt, en zijn generositeit neemt zelfs niet af wanneer hij arm, vergeten, aan alcohol verslaafd, in Hollywood aan de kost probeert te komen. Een van de treffendste bewijzen van deze generositeit is een uit 1938 stammende brief, gericht aan een voor hem wildvreemde Roger Garis, een schrijver van magazine verhalen die na een zenuwcrisis Fitzgerald om raad vroeg. Fitzgerald antwoordde:
In several ways I am familiar with the melancholia you describe. Myself, I had what amounted to a nervous breakdown which never, however, approached psychosis. My wife, on the contrary, has been a mental patient off and on for seven years, so I have a very detached point of view on the subject.
En:
The question of will in these cases is very doubtful. Let us say that in my case the disease wore itself out. Let us hope
| |
| |
that in yours it will also. But I assure you that if at the moment when I first became aware that my nervous system was out of hand, that there were unnecessary rages, glooms, nervous tensity, times of coma-like inertia, if I had, instead of trying quick remedies like a couple of days in the hospital or a one-week trip, taken off several months, I would have saved at least a year of my life.
Waarna hij de namen geeft van een aantal psychiaters die de man zouden kunnen helpen. De brief toont aan met welk gemak Fitzgerald zijn schrijverspose kon laten varen wanneer er belangrijker zaken op het spel stonden.
Turnbulls verzameling opent met de wel erg weinig conventionele vaderbrieven aan Scottie waarvan Edmund Wilson er al een paar in The Crack-up opgenomen had. Ze horen tot de sympathiekste brieven die ik ken. Scottie was voor hem een van de laatsten met wie hij openlijk praten kon. Hij hoopte althans dat dit mogelijk was en het is begrijpelijk dat hij telkens werd teleurgesteld. Hij toont zich dan lichtgeraakt. ‘I do wish you would be more accurate’, schrijft hij wanneer ze hem heeft voorgelogen. De brieven zijn vaak grappig en bovenal boordevol advies. Herhaaldelijk spoort hij Scottie aan om toch haar voordeel te doen met two beautiful bad examples for parents voor ogen. ‘Just do everything we didn't do and you will be perfectly safe,’ schrijft hij haar een maand voor zijn dood met ontwapenende eenvoud. Aan zijn ‘ernst’ geeft hij uitdrukking zonder zwaarwichtigheid. Hij waarschuwt Scottie tegen deze eigenschap: ‘and I feel that it is your
| |
| |
duty to accept the sadness, the tragedy of the world we live in, with a certain esprit’. Het persoonlijke esprit blijft tot het einde toe in deze brieven aanwezig, tot zijn dood, in 1940, op 44-jarige leeftijd, wanneer hij werkt aan zijn onvoltooid gebleven roman The Last Tycoon waarvan de voor zijn doen snelle voortgang zijn hoop had doen herleven. Hij is even objectief kritisch tegenover Scottie als tegenover zichzelf, maar zijn toewijding verflauwt geen ogenblik en neemt soms tirannieke proporties aan. Zijn inzichten komen intuïtief en hij laat ze fragmentarisch zijn. ‘I think that in spite of a tendency to self-indulgence you and I have some essential seriousness that will manage to preserve us’, schrijft hij Scottie. En het is roerend om te lezen hoe hij in zijn latere jaren het geld voor haar opleiding bijeen moet schrapen en hoe teleurgesteld hij is als Scottie vóór haar toelating tot Vassar, waar ze o.a. zal moeten leren om een sociaal wezen te zijn, van school gestuurd wordt. Weer probeert hij om haar van zijn fouten te doen leren:
When I was your age I lived with a great dream. The dream grew and I learned how to speak of it and make people listen. Then the dream divided one day when I decided to marry your mother after all, even though I knew she was spoiled and meant no good to me.
Dan komt er een toon van wanhoop in zijn stem:
You don't realize that what I'm doing here is the last tired effort of a man who once did something finer and better.
| |
| |
Terwijl de eerste brieven aan Perkins die van een typisch literaire streber zijn, klinkt in de brieven aan Zelda die pas in 1939 beginnen een sterke melancholie over het verleden door. Fitzgerald is trouw aan een herinnering en de enkele keer dat zijn zenuwen hem de baas worden en hij tegen haar uitvalt voelt hij zich onmiddellijk diep schuldig.
Hoewel Fitzgerald T.S. Eliot en Edmund Wilson tot zijn bewonderaars kon rekenen had hij voor veel serieuze literatuurbeoefenaars de schijn tegen zich, leek hij te veel op wat Gershwin voor de Amerikaanse muziek betekende. Evenals Thomas Hardy is Fitzgerald in sommige opzichten zo gemakkelijk te bekritiseren dat de aardigheid er gauw af moet zijn. Wie zou zijn krachten willen uitputten om de zwakheden in de constructie van Tender uitvoerig aan te tonen? En wie elk teken van frivoliteit categorisch afwijst zal waarschijnlijk ongelovig het hoofd schudden bij Fitzgeralds bewering dat hij in de grond een moralist was, of zijn moralisme afwijzen op morele gronden. Maar de tegenstrijdigheid tussen zijn lichtzinnigheid en zijn ernst was meer zijn probleem dan dat van de criticus en het innerlijk gevecht lijkt een van de voornaamste oorzaken van de ineenstorting die hij in 1936 met grote eerlijkheid beschreef in de Crack-up artikelen.
Leslie Fiedler heeft misschien gelijk wanneer wij wat kleinerend over het ‘just once’ van Fitzgeralds artistiek succes schrijft in zijn An End To Innocence, maar het verbaast me veel meer dat hij, bij al zijn destructieve neigingen en zijn gave om magazine-trash te fabriceren - in zijn ‘dure’ tijd kreeg hij $3500 per slecht verhaal - nog
| |
| |
zoveel goeds heeft kunnen voortbrengen. Het goede kostte hem bovenmenselijke moeite. In een brief aan Perkins uit 1934 vergelijkt hij zich met de schrijver voor wie hij altijd vriendschap is blijven voelen en voor wie hij een grote bewondering heeft behouden, hoewel hij zijn naam nooit correct heeft leren spellen:
After all, Max, I am a plodder. One time I had a talk with Ernest Hemingway, and I told him, against all the logic that was current, that I was the tortoise and he was the hare, and that's the truth of the matter, that everything that I have ever attained has been through long and persistent struggle while it was Ernest who has a touch of genius which enabled him to bring off extraordinary things with facility. I have no facility. I have a facility for being cheap, If I wanted to indulge that. I can do cheap things.
Maar volgens Sartres prachtige opmerking dat genie geen gave is, maar een uitweg die men vindt in wanhopige gevallen, zijn The Great Gatsby en Tender Is The Night geniale romans. Wanneer men leest welke tegenkrachten het Grote Boek dat hij ambieerde in de weg stonden, krijgt zijn prestatie iets heroïsch. Constructie gaf hem telkens weer de grootste moeite en Tender is duidelijk de sporen blijven dragen van zijn zwoegen. Zijn denken was springerig, hij leefde bij de gratie van invallen die hij zuinig moest optekenen en moeizaam selecterend tot een eenheid smeden. Zijn spellen bleef abominabel. De gemakkelijke emoties, de sentimentaliteit lagen altijd op de loer. Terwijl
| |
| |
Hemingways stijl er van het begin af aan is, een uitgangspunt voor elk nieuw boek, moet Fitzgerald zijn ‘hard colorful prose style’ telkens opnieuw veroveren en een deel van zijn succes lijkt te danken aan een onvermoeibare ontevredenheid over zijn prestaties.
Hoewel de brieven aan Hemingway niet de boeiendste uit Turnbulls verzameling zijn toont Fitzgerald in zijn verhouding tot de he-man weer zijn aardigste kanten. Fitzgerald had hem enthousiast bij Perkins geintroduceerd, had hem geholpen toen Hemingway het nog nodig had, en hij wil veel meer vriendschap geven dan Hemingway, voor wie F. een concurrent is, bereid is te beantwoorden. Trilling zegt in dit verband terecht: ‘Fitzgerald lacked prudence, as his heroes did, lacked that blind instinct of self-protection which the writer needs’, een eigenschap die hij even later ‘a generous fault’ noemt. Wanneer Hemingway hem de bekende loer draait om zijn naam in The Snows of Kilimanjaro te gebruiken, verbonden aan de veelvuldig aangehaalde anekdote (F.: ‘The rich are different from us.’ H.: ‘Yes, they have more money.’) is hij geschokt en raakt hij er niet over uitgepraat. Hij schrijft:
Dear Ernest,
Please lay off me in print. If I choose to write de profundis sometimes it doesn't mean I want friends praying aloud over my corpse. No doubt you meant it kindly but it cost me a night's sleep. And when you incorporate it (the story) in a book would you mind cutting my name?
It's a fine story - one of your best - even though the ‘Poor Scott Fitzgerald, etc.’ rather spoilt it for me.
| |
| |
Fitzgerald blijft prijs stellen op Hemingways vriendschap. Nadat hij For Whom The Bell Tolls heeft gelezen schrijft hij hem:
It's a fine novel, better than anybody else writing could do. Thanks for thinking of me and for your dedication. I read it with intense interest...
Het is gemakkelijke lof, beseft men, wanneer men er een brief aan Zelda naast legt uit dezelfde tijd:
It (For Whom The Bell Tolls) is not as good as the Farewell To Arms. It doesn't seem to have the tensity. But I imagine it would please the average type of reader, the mind who used to enjoy Sinclair Lewis, more than anything he has written.
Hij kwetste niet graag, maar men hoeft maar te lezen hoe hij een gedeelte van zijn schrijversmogelijkheden opofferde aan zijn zorgen voor Zelda en Scottie om in te zien dat onder zijn beroemde charme werkelijke goedheid schuil ging.
Zijn intellectuele onzekerheid was er de oorzaak van dat hij te gemakkelijk toegaf wanneer iemand aanmerkingen maakte op zijn werk. Aan John Peale Bishop:
Also you are right about Gatsby being blurred and patchy. I never at any time saw him clear myself - for he started as one man I knew and then changed into myself - the amalgam was never complete in my mind.
| |
| |
En aan Edmund Wilson:
The worst fault in it, I think is a big fault: I gave no account (and had no feeling about or knowledge of) the emotional relations between Gatsby and Daisy from the time of their reunion to the catastrophe.
In zijn ijver om critici bij te vallen tegen wie hij opzag vergat hij dat The Great Gatsby voor een groot deel afhangt van Gatsby's ‘being blurred and patchy’, dat dit overtuigend is omdat Gatsby leeft in de verbeelding van de toeschouwer-verteller Carraway.
The Great Gatsby, technisch zijn meest volmaakte en oorspronkelijke boek, heeft niets aan kracht verloren. Het beschrijft Gatsby's jacht op zijn droom. Hoewel Daisy, een verre nicht van de ik-figuur, hem, de arme officier, laat schieten voor de meer dan vulgaire schatrijke atleet Ton Buchanan, geeft hij zijn droom niet prijs. Na jaren duikt Gatsby weer op, schatrijk, en bouwt hij, onder Daisy's ogen, zijn ‘kasteel’ en gebruikt hij de verteller om een hernieuwd contact met Daisy tot stand te brengen. Gatsby handelt alsof hij gelooft in de mogelijkheid ervan. Zijn dood, aan het eind van het boek, bewijst het tegendeel.
Natuurlijk zijn er duidelijke parallellen met Fitzgeralds leven aan te wijzen: Fitzgerald die zijn Zelda bijna door geldgebrek verloor tot This Side of Paradise hem in staat stelde om haar en daarmee zijn ondergang te ‘kopen’. Ook toont Gatsby een paar treffende punten van overeenkomst met Wuthering Heights. Beide romans worden verteld door een toeschouwer van wie
| |
| |
de sociale positie inferieur is aan die van de hoofdpersonen. Evenals Heathcliff wordt Gatsby om sociale en economische redenen afgewezen. Heathcliff verdwijnt en keert na drie jaar terug, vermeerderd met een op een duistere manier vergaard vermogen. Gatsby vertelt Carraway over zijn huis, een indrukwekkend monument van Amerikaanse smakeloosheid: ‘It took me just three years to earn the money that bought it.’ Heathcliffs gulzigheid wordt door zijn wraak gemotiveerd: hij rekent af met een maatschappij die hem heeft uitgestoten. In Catsby is er geen maatschappij. Gatsby heeft eenvoudig geld nodig en maakt listig gebruik van de mogelijkheden die het Amerika van voor de crisis hem biedt. In deze wereld kan alles met geld worden gekocht, meent hij.
Aan het eind van het eerste hoofdstuk van Gatsby staat een treffende prelude op de verhouding van de verteller tot de rijke man. Carraway is min of meer bij toeval naast het kasteel komen wonen, maar hij heeft de fabuleuze bewoner nog niet ontmoet. 's Avonds zit de verteller in zijn tuin. Dan ziet hij Gatsby ‘regarding the silver pepper of the stars’. De ik wil naar hem roepen, maar ‘he gave a sudden intimation that he was content to be alone - he stretched out his arms toward the dark water in a curious way, and, far as I was from him, I could have sworn he was trembling’. Daarna verdwijnt hij.
Gatsby is een flikkering in het bewustzijn van de ander, een half besefte wens, een zelf-projectie, bondgenoot en tegenstander, een wil waaraan de ik zich onderwerpt, waartegen hij zich verzet, uit een jeugdig
| |
| |
romantisch ontzag. Hoewel Gatsby's grootheid schoksgewijs wordt afgebroken, blijft zijn loyaliteit onveranderd en verheft zijn moed om een droom tot elke prijs na te jagen hem boven het peil van de doorsneezwendelaar. Aan het eind van het boek heeft de ik zijn levensles geleerd:
Gatsby believed in the green light, the orgastic future that year by year recedes before us. It eluded us then, but that's no matter - to-morrow we will run faster, stretch out our arms farther... And one fine morning - So we beat on, boats against the current, borne back ceaselessly into the past.
De beperking van Fitzgeralds visie ligt hierin opgesloten: er is niets anders dan de droom.
The Great Gatsby heeft een episodische vorm, bevochten op een overstelpende hoeveelheid materiaal, een kristallisatie, langzaam en experimenteel gegroeid, fragmentarisch als het leven dat wordt beschreven, zonder karakterontwikkeling, de karakters zijn getekend tegen een minimum van achtergrond - eigenschappen die het boek nu moderner doen lijken dan de romans van de meeste van Fitzgeralds tijdgenoten en die het bijzonder geschikt maakten om de mythe van het Amerikaanse leven te verbeelden. Een sprookjessfeer heerst boven een afgrond van peilloze vulgariteit, maar de obsessie blijft, volkomen authentiek. Alles is suggestie, elk moment brengt een openbaring. Vandaar dat de critici, de kaffers onder hen die naar de bekende weg zochten en hem niet vonden, zo'n moeite hadden met dit schijnbaar eenvoudige boek en dat een
| |
| |
dichter als Eliot het zo vurig bewonderde. Daisy's zwakte, haar hulpeloos cynisme, haar wrange geestigheden, de leugenachtigheid van haar vriendin Jordan Bakers (‘I remember thinking she looked like a good illustration.’), Tom die zijn libertijns gedrag van het platste allooi paart aan ‘hoge’ ideeën over de zuiverheid van het blanke ras en over het gezinsleven - dit alles komt in concrete en sterk visuele details tot leven.
Gatsby heeft niet de sombere grootsheid en meedogenloosheid van Wuthering Heights. Wuthering Heights is stug, het knarst als een wagenwiel. Gatsby is vloeiender, melodieuzer aan de oppervlakte. De romantiek is zorgvuldig afgewogen tegen de ironie, de droge humor, de dronken man die het wiel van zijn auto verliest en denkt dat hij geen benzine meer heeft, de vrouw onder de boom: ‘a gorgeous, scarcely human orchid of a woman who sat in state under a white plum tree’. Fitzgeralds verhouding tot het leven van the gay twenties doet denken aan Carraway's ‘liefde’ voor Jordan Baker. Wanneer hij door haar wordt afgewezen verzucht hij: ‘Angry, and half in love with her, and tremendously sorry, I turned away’.
In alle opzichten betekende The Great Gatsby een reusachtige sprong vooruit op This Side of Paradise en The Beautiful and the Damned, boeken waarin men met enige welwillendheid nog wel wat aardigs kan ontdekken, hoewel een krachttoer nodig is om de ongare, waaierige Amory lang ernstig te nemen, Amory met zijn vurige liefdesgolven waarvan Fitzgerald vertelt:
| |
| |
The wave swept Amory into an advertising agency early in March, where he alternated between astonishing bursts of rather exceptional work and wild dreams of becoming rich and touring Italy with Rosalind.
Zelf schreef Fitzgerald over This Side of Paradise aan Perkins, in 1938:
Looking it over I think it is now one of the funniest books since Dorian Gray in its utter spuriousness - and then, here and there, I find a page that is very real and living.
Tender Is The Night dat negen jaar na Gatsby verscheen en waarvan Fitzgerald hoge verwachtingen koesterde is groter van opzet en ongelijker van kwaliteit dan Gatsby. Het is de roman van een schrijver voor wie, zoals Mizener opmerkt in zijn biografie The Far Side of Paradise, ‘nothing existed at all if he did not feel strongly about it.’ Fitzgeralds grote vrees was het ‘emotioneel bankroet’ dat hij voelde naderen en dit brengt weer een sfeer van melancholie in de roman, een sfeer die niet zwaar wordt zoals bij Hemingway dikwijls het geval is.
Hoewel Fitzgerald te dicht stond bij zijn hoofdfiguur Dick Diver om diens ondergang overtuigend te kunnen motiveren zijn de disintegratie van het karakter en de krankzinnigheid van zijn vrouw Nicole met een pijnlijke gevoeligheid beschreven. Het zijn de feiten die Fitzgerald uit ervaring kende.
‘Why is it just Americans who dissipate?’ vraagt Nicole. Het is een centrale vraag waarop Tender
| |
| |
nauwelijks antwoord weet te geven. Wel zien we duidelijk dat ze het doen, Dick en Nicole, de filmische Rosemary, ‘her body calculated to a millemetre to suggest a bud yet guarantee a flower,’ en de hele entourage van ‘ontheemden’, want Fitzgerald was een meester in het verwezenlijken van zijn ideaal: ‘to recapture the exact feel of a moment in time and space’.
Zijn laatste roman The Last Tycoon speelt zich af in de bakermat van de glamour waar zijn persoonlijke ondergang weinig opzien baarde. De hoofdfiguur, de producer Stahr, is voor de onverbeterlijke Fitzgerald een held zoals Gatsby en Diver het waren op hun manier, en in het verhaal heeft Fitzgerald de geschiedenis verweven van zijn laatste liefde, de enige affaire die hij zich na Zelda's ineenstorting heeft veroorloofd.
Er steekt een wrange ironie, ten slotte, in het feit dat F. Scott Fitzgerald stierf in het glorieuze Hollywood van The Last Tycoon, nadat hij de genoegens van dit oord aan den lijve had ervaren.
|
|