| |
| |
| |
Hoofdstuk XIV Radio en televisie, pionierswerk en gemiste kansen
Inleiding
In de Nederlandse Antillen opereert een relatief groot aantal radio- en tv-zenders. Drie televisiezenders en twaalf verschillende radiostations zorgen dagelijks voor een stroom van nieuws, muziek en vooral reclame, want het omroepbestel is voor het grootste deel op commerciële leest geschoeid. Een uitzondering hierop vormt Trans World Radio op Bonaire, een internationale zendingsorganisatie die met uitzonderlijk sterke zenders (500 kilowatt middengolf en 250 kW kortegolf) vrijwel de gehele wereld bestrijkt, maar lokaal in het algemeen luisterpatroon nauwelijks meetelt. Op Bonaire staan ook de sterke kortegolfzenders van Radio Nederland Wereldomroep (300 kW) die uitsluitend een relay-functie hebben en bij gebrek aan een lokaal programma dus volledig tot de buitenlandse radiostations gerekend dienen te worden.
Een wat merkwaardige plaats in het geheel wordt ingenomen door Radio Victoria op Aruba, een station dat religieus heet te zijn, maar ook grote delen van de dag reclame uitzendt. Hoewel dit bepaald een oneerlijke concurrentie is voor de lokale, kleinere radiostations van Aruba, zouden velen Radio Victoria toch niet graag willen missen. Het is beslist het meest professioneel werkende station in de Nederlandse Antillen, althans voor wat betreft de programmasamenstelling en -presentatie en met vele uren rustige semi-klassieke muziek per dag wordt ook nog een vrij behoorlijke luisterdichtheid bereikt.
De meeste stations zijn eigendom van particuliere personen, met uitzondering van de Curom op Curaçao en Radio Antilliana op Aruba, die eigendom van een stichting zijn.
| |
Veel stations en de gevolgen daarvan
Drie televisiestations en negen radiostations op zo'n 250.000 inwoners die het allemaal van de inkomsten uit reclame moeten hebben, lijkt op het eerste gezicht wel erg veel, maar voor Zuid-Amerika en de Verenigde Staten is het toch tamelijk normaal. In Venezuela komt men op ongeveer één station per 30.000 inwoners. In de Verenigde Staten van Amerika opereren soms vier radiozenders en twee televisiezenders in een markt die onder de 30.000 personen ligt.
| |
| |
Het gevolg van deze toestand is dat de inkomsten van de stations nog al gelimiteerd zijn, zodat men vaak met verouderde apparatuur werkt en een te kleine staf. Dat wreekt zich op de kwaliteit van de uitzendingen, die in vele gevallen zowel technisch als programmatisch de toets der kritiek niet kunnen doorstaan.
De radiostations vechten om de gunst van de luisteraar, maar dat niet altijd op oordeelkundige wijze. Het is bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat een programma dat succes heeft op een bepaald station in nauwelijks gewijzigde vorm wordt nageaapt en dan liefst nog op dezelfde tijd op een ander station. Daarbij vergeet men dat er ook luisteraars zijn die dat populaire programma helemaal niet zo leuk vinden en dus slecht gediend zijn met een tweede, gelijksoortig programma dat de keuze alleen maar kleiner maakt.
Wat dat betreft hebben de radiostations dikwijls te kampen met adverteerders die totaal geen begrip hebben van reclame, maar wel met hun advertentie-geld hun zin willen doordrijven en het programma van het desbetreffende station daarmee verknoeien, zichzelf en hun mede-adverteerders een slechte dienst bewijzend.
Het programmabeeld van de meeste zenders is dan ook gelijk. De populairste platen, schreeuwend hun waren aanprijzende omroepers, een ruwe, niet afgewerkte presentatie en dat allemaal met een vaak zeer povere geluidskwaliteit.
Programmamakers die pogen een beter type programma te brengen hebben het heel moeilijk. Veel adverteerders geloven niet in die ‘betere programma's’ en de stations willen een programma dat niet voldoende adverteerders heeft, niet uitzenden, zodat de programmamaker geen kans heeft zijn programma te lanceren, populair te maken of anderszins te bewijzen dat een groot gedeelte van het publiek wel degelijk van een beter type programma houdt.
Het vrijwel ontbreken van pedagogische en culturele programma's heeft ook wel te maken met het feit dat deze programma's meestal een hogere opleiding en meer inspanning en voorbereiding van de presentator vragen. Werkend met een klein budget en daardoor met een kleine staf, kunnen de meeste stations een beter type uitzending niet aan.
Wat dat betreft zouden de reclamebureaus goed werk kunnen doen. Zij beschikken meestal over beter opgeleid personeel en hebben vaak staffunctionarissen die in het buitenland voor het reclamevak hebben gestudeerd. Maar deze bureaus hebben weer aan de ene kant de cliënt die bang is dat zijn reclame niet gehoord wordt als het niet uitgeschreeuwd wordt, en aan de andere kant het radiostation dat eigenlijk liever zijn reclames maar zelf afhandelt in plaats van dat over te laten aan de vakman.
| |
| |
Anders ligt dat bij de televisie. De twee stations van de Antilliaanse Televisie Maatschappij werken juist wel graag samen met de reclamebureaus en hebben bovendien uitzendingen die door overheidsorganen (zoals het Bureau voor Cultuur en Opvoeding) gesponsord worden. Het aantal opvoedkundige- en culturele uitzendingen staat dan ook (ten gunste van de tv) in geen enkele verhouding tot dat van de radio.
Over het algemeen zijn de culturele tv-programma's, evenals de commerciële trouwens, van buitenlandse makelij. De laatste tijd echter stelt met name Telecuraçao pogingen in het werk deze situatie te doorbreken, daarbij soms enorm gehandicapt door een chronisch geldgebrek. Toch werden de laatste maanden enkele opmerkelijke lokale produkties in het culturele genre gebracht. Wat dat betreft komt de cultuur er kwalitatief beter af dan de lokaal vervaardigde ontspanningsprogramma's, die vaak, noodgedwongen, door het ontbreken van de benodigde apparatuur, een duidelijk improviserend karakter hebben op een manier die afbreuk doet aan kwaliteit en inhoud.
Het boven geschetste beeld gaat op voor de tv-stations op Aruba en Curaçao. Het station op St. Maarten beschikt slechts over zeer bescheiden technische mogelijkheden en zendt voornamelijk films uit.
De A.T.M. is thans bezig met verbouwingen en uitbreidingen van het station op Curaçao. Met nieuwe apparatuur en een toch echt wel ambitieuze directie zijn de verwachtingen dat over enkele maanden een grote verbetering in de televisie-uitzendingen op Curaçao merkbaar zal zijn, zeker gerechtvaardigd. Zo'n zelfde overgangsperiode naar grote verbeteringen zal ook TeleAruba in een iets later stadium moeten doormaken.
| |
Ontwikkeling van de omroep
De ontwikkeling van de radio-omroep is typisch Zuid-Amerikaans geweest, maar dan wel op een zeer Nederlandse ondergrond. Zo'n 43 jaar geleden begon de Curaçaose Radio-Omroep met de uitzendingen op Curaçao. De verenigingsvorm die gekozen werd, doet denken aan de toenmalige Nederlandse Radio-Omroep en zelfs de naam doet Nederlands aan, als men terugdenkt aan de ANRO (Algemene Nederlandse Radio Omroep), die later AVRO werd.
De uitzendingen waren voornamelijk in het Nederlands en het schijnt dat men het wel eens de Shell-omroep noemde, omdat vooral de werknemers van de Shell lid van de Curom waren. Groot was dat ledental nimmer en de Curom moest zich dus met een bescheiden plaats tevreden stellen.
Gedurende de tweede wereldoorlog kon de Curom zich een dure om-roepleider veroorloven, daar de Nederlandse regering in Londen het station
| |
| |
subsidieerde. Het programma ging voornamelijk in het Nederlands met slechts hier en daar wat nieuws in het Papiamentu en soms het optreden van een conjunto.
Van de zijde van de bevolking bestond veel belangstelling voor uitzendingen in het Papiamentu, maar de toenmalige leiding van de Curom had daar weinig oren naar. In de vijftiger jaren vroegen enkele particulieren op Curaçao en Aruba dan ook een zendvergunning aan, met de bedoeling omroepen op te zetten die meer zouden aanspreken bij de bevolking. Kort na elkaar verschenen in de lucht: Radio Hoyer op Curaçao en Radio Kelkboom op Aruba. Na enige tijd gevolgd door Radio Caribe op Curaçao en Voz di Aruba op Aruba. De Curom ging gewoon op zijn Hollands door en sprak over zichzelf als ‘de grote zus’ van de kleine commerciële omroepjes.
Inderdaad moesten de nieuwe zenders het helemaal van de reclame hebben. Zonder enige kennis van zaken op dat gebied ging men aan de slag en volgens de heer Horacio Hoyer, thans eigenaar van maar liefst vier zenders, die opereren onder de namen, Radio Hoyer I - II - III en IV, vroeg men te lage prijzen voor de uit te zenden spots uit angst anders geen adverteerders te zullen trekken. Dat voorzichtige begin is men nooit helemaal te boven gekomen en de prijzen van de reclame zijn altijd zeer laag gebleven. Wel staan er tamelijk forse prijzen op de diverse prijslijsten, maar de gewoonte is dat bepaalde grote adverteerders dermate hoge kortingen krijgen, dat men in kwantiteit moet goed maken wat men aan de prijs van een advertentie te kort komt. Het gevolg is dat een enorm aantal reclamespots over de hoofden van de luisteraars wordt uitgestort. Vijf, zes of meer spots tussen twee platen in vormen geen uitzondering en tijdens de radiospitsuren zijn zo'n vijftien spots op een rijtje heel gewoon, waarbij zelfs wel concurrerende zaken naast elkaar worden uitgezonden.
Voor het brengen van programma's is dan ook weinig gelegenheid. Men noemt het wel eens spottend ‘een jukebox met reclame’. Van een Nieuwsdienst is bij sommige stations dan ook geen sprake, het is uitsluitend het afscheuren van de telex en het voorlezen van de binnengekomen berichten. De Amerikanen noemen dat: ‘Rip and read...’ Sommige stations geven op zondag geen nieuws.
Al met al is er een situatie ontstaan waarbij de omroep in vele gevallen een zaak van stations en adverteerders is, waarbij de luisteraars buitenspel staan. De oude Curom heeft lang getracht het idee van een culturele zender hoog te houden. Hoewel geldgebrek het station noodzaakte steeds meer op reclame over te schakelen bleef men voor een steeds kleiner publiek, programma's van goede kwaliteit uitzenden.
| |
| |
Dat is nu anders. De Curom is vrijwel niet meer te onderscheiden van de andere omroepen, al kan gesteld worden dat men met een uitstekende Nieuwsdienst (in opbouw) en enkele programma's op zondagmorgen en in de avonduren, toch nog iets van de oorspronkelijke opzet heeft trachten vast te houden. Het Nederlands is intussen voor het grootste gedeelte verdrongen door het Papiamentu.
Alles bij elkaar toch een vrij kleurloos omroepbestel, dat geweldig tegemoet komt aan de smaak van de gemiddelde luisteraar, terwijl de luisteraar die eens wat anders wil, slechts sporadisch aan zijn trekken komt
Dat wil allemaal niet zeggen dat de diverse stations het commercieel niet goed doen. Uit een geweldig groots opgezette enquête, op kosten van een lokaal reclamebureau, is al wel gebleken dat de reclame via de radio verreweg het beste aanspreekt. Bijna zeventig procent van de luisteraars vindt het allemaal best zo en vrijwel iedereen van die zeventig procent luistert meer dan 10 uur per dag naar één van de lokale stations. Die doen dan ook weinig moeite om vernieuwing of verbetering in hun programma's aan te brengen; het gaat immers goed zo en programma's die al zo'n 15 jaar lopen, blijken nog steeds prijshoudend te zijn. Daarop zijn slechts enkele uitzonderingen. Enkele culturele en educatieve programma's, onder meer op zondagmorgen, opgezet door derden (reclamebureaus en particulieren), genieten zo'n enorme populariteit, dat dat een teken voor de diverse stations zou moeten zijn de handen eens uit de mouwen te steken. Dat gebeurt echter vrijwel niet; men accepteert de door derden geproduceerde programma's voor uitzending, ziet de stromen brieven binnenkomen en gaat daarna over tot de orde van de dag, in dit geval dus plaat op, veel reclame af. Logisch, want dat brengt op een gemakkelijke manier heel wat meer op dan dure programma's in het betere genre, waar vaak moeilijk sponsors voor te vinden zijn.
Nu is er al op gewezen dat dat laatste voor de reclamemakers een verkeerd uitgangspunt is. Natuurlijk kan men met de gewone populaire programma's aanzienlijk meer mensen bereiken, maar daar in dit geval de radio vaak achtergrondgeruis is, is het nog niet zo zeker dat de reclame bij de luisteraars ook doordringt. Temeer daar tussen twee platen soms zeer veel reclamespots gedraaid worden.
Nu hebben sommige radiostations wel in de gaten, dat zogenaamde ‘personality programs’ waarin iets gebeurt, al is het maar een omroepster die van tijd tot tijd een grapje maakt, bij de luisteraars nadrukkelijker overkomen. De radiospots in die programma's zijn dan ook vaak aanzienlijk duurder. Hetzelfde geldt voor programma's van een beter gehalte, cultu- | |
| |
reel, educatief, actueel, die wel een kleiner publiek bereiken, maar waarvan de luisteraars veel meer echt luisteren. Wie nu zou verwachten dat die speciale programma's bij de adverteerder de voorkeur zouden genieten, vergist zich. De radiostations die zich bepalen tot het eeuwige plaatje, veel reclame, plaatjes zijn vaak verre favoriet bij de adverteerder en daar de kosten voor de programma's van hogere orde vaak aanzienlijk zijn, voelen de eigenaren van die stations, meestal zakenmensen, er weinig voor iets aan die situatie te veranderen. Stations die vroeger wel veel goede en veel-beluisterde programma's hadden, zoals Radio Hoyer en Radio Caribe, hebben veel van deze programma's laten schieten. Radio Caribe had in de begintijd programma's die zo uitstekend waren, dat nu, twintig jaar later, de mensen er nog over praten. Toch moest het station overschakelen op populaire muziek, omdat de adverteerders, ten onrechte, verstek lieten gaan. Hier is de gedachte vastgeroest dat goede programma's weinig luisteraars trekken en dus commercieel met aantrekkelijk zijn.
Ook de stations die echt wel beter weten, hebben het opgegeven de adverteerder van bet tegendeel te overtuigen. Hier liggen dan de gemiste kansen. Immers de reclamedeskundigen van de diverse reclamebureaus zouden beter geïnformeerd kunnen zijn, maar ook zou het niet zo gek zijn als de overheid of door de overheid gesubsidieerde instellingen, wat meer goede radioprogramma's zouden gaan sponsoren. Er is, voor zover wij weten, slechts één reclamebureau op Curaçao dat een werkelijk deskundig opgezette enquête door vakmensen heeft laten uitvoeren. Het is ons ook bekend dat uit die enquête bleek dat een groot gedeelte van het publiek wel degelijk iets meer verlangt van de radio dan hetgeen nu geboden wordt, terwijl ook bleek dat de radio verreweg het meest favoriete medium is. Helaas mogen wij niet over de cijfers beschikken, daar het desbetreffende reclamebureau de gegevens en de aanvullingen daarop strikt voorbehoudt voor gebruik ten behoeve van zijn eigen clientèle. Zeer begrijpelijk, maar wel erg jammer.
De onbekendheid van de adverteerder met die cijfers is een van de redenen dat velen menen dat niet de radio maar de televisie het belangrijkste reclame-medium is, maar niet de enige. De reclamebureaus zijn daar zeker ook debet aan. Overigens om begrijpelijke redenen. De radiostations voeren over het algemeen een wat onbegrijpelijk beleid. Er zijn vele gevallen bekend van radiostations die de cliënten van een reclamebureau opbelden en dan de spots voor aanzienlijk lagere prijzen aanboden dan de officiële prijs die door het desbetreffende reclamebureau, gebaseerd op de officiële prijslijst van het desbetreffende station, gehanteerd werd. Daarnaast is de
| |
| |
technische kwaliteit van de apparaten van enkele van de stations van dermate bedroevend slechte kwaliteit dat de reclamespots soms slecht klinken, zoals: te dof, te snel, te langzaam, vals, te scherp, te zacht, overgemoduleerd, etc. Ook worden reeds geboekte spots soms zonder voorafgaande aankondiging opzijgeschoven voor andere, incidentele spots, die rustig op de tijd van de contractueel vastgelegde spots worden uitgezonden, omdat men op die tijd een speciaal programma uitzendt, zoals ingelaste reportages, voetbal etc.
Hoewel de televisie momenteel met grote technische problemen te kampen heeft, kan men er daar altijd op rekenen dat een niet goed uitgezonden reclamespot later gratis wordt herhaald. In het algemeen is de zakelijke aanpak van de televisiestations, die veel meer rekening houden met de wensen van de cliënt, die ook gevoeliger zijn voor bepaalde klachten van de cliënt, een reden voor een reclamebureau om aan televisie de voorkeur te geven. Voeg daarbij het feit dat televisiereclame heel wat duurder is en dus de korting voor het reclamebureau aantrekkelijker wordt en het is wel duidelijk dat deze bureaus, die dan met minder hoofdpijn, meer verdienen, graag de voorkeur geven aan de televisie en aan de krant, waar de aanpak vergelijkbaar is.
Zeker is dat de meeste radiostations bij een meer consequente aanpak, ook op het gebied van de programma's, alsmede een betere verhouding met de adverteerders of de namens die adverteerders optredende bureaus, hun omzet vrijwel zouden kunnen verdubbelen. Daarmee zouden ze echter nog niet meer verdienen, want dan komen ook de eisen voor betere en dus duurdere programma's, beter ontwikkelde en dus ook duurdere omroepsters en omroepers. Veel van de huidige radiostations voelen zich best met hun wat kleurloze uitzendingen. Dat neemt overigens niet weg dat elk van de aanwezige radiostations wel één of meer topprogramma's heeft, waar het station om bekend is en waar het trots op is, maar helaas mikken de meeste van die programma's ook weer op dezelfde 70 % van de luisteraars. Goede uitzonderingen hierop zijn Radio Victoria op Aruba en, in mindere mate, de Curom en Radio Hoyer II op Curaçao.
| |
Pionierswerk
Als we zien hoe door de jaren heen de Antilliaanse radio-omroep zich heeft moeten trachten te handhaven met vaak zeer primitieve middelen dan moeten we wel grote bewondering hebben voor de pioniers van het eerste uur. Vooral bij de opkomst van de commerciële radio-omroep werd door diverse zakenlieden een vrij groot risico gelopen met een medium
| |
| |
waarvan men de commerciële waarde niet kende. Pessimisten zeiden al gauw dat het niets zou worden. Het tegendeel bleek al spoedig. Zowel op Curaçao als op Aruba wist de plaatselijke omroep zich in zeer korte tijd een belangrijke plaats bij de bevolking te veroveren.
Een grote groep radio-enthousiasten werkte mee, vaak voor zeer lage honoraria of salarissen. De reclamemakers kwamen en de programma's van die eerste jaren haalden vaak een zeer hoog niveau, mede vanwege het feit dat de radiopioniers van het eerste uur veelal een goede opleiding hadden genoten.
Na enige jaren werd dat echter minder. De radio-omroep kon (of wilde?) geen salarissen betalen die overeenkwamen met het niveau van de diverse personeelsleden. Deze moesten noodgedwongen een andere werkkring zoeken of als zij het in hun vrije tijd deden, kregen zij het door bevorderingen in de hoofdwerkkring zo druk, dat voor de radio geen tijd meer overbleef.
Personeel met mindere opleidingen kwam er voor in de plaats; het was jarenlang een komen en gaan van stemmen en een lokaal mopje op Curaçao zegt dan ook dat iedere Curaçaoënaar wel eens een blauwe maandag bij de radio gewerkt heeft.
In een later stadium begon men ook hele programma's op tape te zetten, dankbaar gebruik makend van langspeelplaten die dan in zijn geheel achter elkaar worden afgedraaid, een situatie die tot heden voortduurt en die met de huidige slechte apparatuur vaak leidt tot urenlang niet bepaald zuiver spelende muziek en in feite zorgt voor een programma dat niet veel meer dan een achtergrondje kan zijn. De radio geeft op dat punt geen tegenspel aan de televisie, want voor wie eens wat anders wil dan televisie, is er alleen de niet altijd zuiver klinkende muziek.
Men zou zich dan kunnen afvragen of er eigenlijk wel luisteraars zijn die meer verlangen dan dat. Toch is dat wel het geval. De Curom heeft enige avondprogramma's die het beluisteren meer dan waard zijn, zowel in het Papiamentu als in het Nederlands. Gebleken is dat ze inderdaad zeer goed beluisterd worden.
De televisie heeft het door de jaren heen moeten doen met een minimum aan apparatuur, maar heeft daarmee weten te woekeren. Jarenlang kon men bogen op een ‘gestoken scherp beeld’ en met maar twee camera's (Aruba toen zelfs maar één) werd een programma gebracht dat meestal een lust was om naar te kijken.
Het aantal programma's van culturele of educatieve aard was (en is) bij de televisie aanzienlijk groter dan bij de radio.
Wist men met zeer bescheiden middelen vele jaren lang een aantrekke- | |
| |
lijk programma van technisch goede kwaliteit uit te zenden, de vooruitgang van de techniek bracht een voor de kijkers aanzienlijke achteruitgang in de beeldkwaliteit.
Bij het oude filmsysteem was het feit dat het lichtnet van Curaçao en Bonaire 50 cycles heeft, geen groot bezwaar. Bij de komst van de beeldrecorder, waar de frequentie van het lichtnet mede bepalend is voor de synchronisatie van het beeld, bleek dat geen programma's uit de eigen regio of uit Amerika, waar alles 60 cycles is, konden worden overgenomen. Apparatuur om dergelijke tapes over te schrijven van 60 naar 50 cycles, bestaat wel, maar is zo duur dat dit op een kleine markt niet op te brengen is. Zodoende werd enige jaren geleden overgegaan op een zendsysteem van 60 cycles. Daar de kijkers echter op 50 cycles zitten, geeft dat de indruk dat er elke seconde tien lichtflitsen door het beeld gaan, waardoor het lijkt of het beeld staat te dansen. Bij de nieuwste ‘solid state’ toestellen, die geheel getransistoriseerd zijn, is dat effect vrijwel niet meer te zien, maar het voortreffelijke beeld van enige jaren geleden werd niet meer bereikt. Mogelijk komt dat als in de nabije toekomst de nieuwe studio met nieuwe apparatuur van TeleCuraçao geopend wordt. Het probleem van de frequentie van het lichtnet doet zich op Aruba en St. Maarten niet voor. Men heeft daar altijd al 60 cycles gehad. De televisiezender van St. Maarten heeft echter wel andere technische problemen, waardoor de uitzendingen niet altijd feilloos verlopen en het station soms dagen achtereen uit de lucht is. Het lijkt ook vrijwel onmogelijk om een televisiestation op peil te houden dat een maximale kijkdichtheid van zo'n 12.000 kijkers (dan zouden alle inwoners van St. Maarten, Saba en St. Eustatius tegelijk moeten kijken) kan halen.
Het station is eigenlijk uitgegaan van een gedachtenfout. Men wilde gebruik maken van het feit dat de Amerikaanse televisie geen sigarettenreclame meer mag uitzenden. Door vanuit St. Maarten (de zender staat op Saba) programma's naar Puerto Rico uit te zenden, meende men de miljoenen van de sigarettenreclame in de wacht te kunnen slepen. Dat had misschien gekund indien men met gelijke kwaliteit als de vele Portoriceinse zenders daar ontvangen had kunnen warden en een programma had kunnen brengen dat beter is dan de lokale uitzendingen van Puerto Rico. In de praktijk is dat geen haalbare zaak gebleken. De ontvangstkwaliteit op grote afstand blijft altijd ten achter bij die van zenders in de nabijheid en waar men het met dezelfde films moet doen als andere zenders in Amerika, is het brengen van een beter programma niet mogelijk. De televisie van St. Maarten, het eerste volledige kleurenstation in de Nederlandse Antillen, is dan ook eigenlijk niet helemaal van de grond gekomen en is blijven steken in speelfilms en tekenfilms met vrijwel geen lokale produkties.
| |
| |
| |
Gemiste kansen
Moeten we bewondering hebben voor datgene dat door de radio- en tv-mensen met weinig middelen en veel enthousiasme tot stand werd gebracht, toch menen wij dat hier veel grote kansen op het gebied van voorlichting en ontwikkeling zijn blijven liggen.
De overheid heeft, met name het medium ‘radio’, kennelijk altijd onderschat. De televisie wordt te pas en te onpas gebruikt om het volk te bereiken, de radio blijft men vermoedelijk zien als die aardige jukebox met reclame. Toch ligt dit ook wel aan de radio zelf, die weinig moeite heeft gedaan zich op een beetje niveau te plaatsen. Om maar eens een paar voorbeelden te noemen: de juiste tijd klopt nooit, dat scheelt per station soms vele minuten, het nieuws wordt vaak stuntelig en zonder enige poging tot redactie voorgelezen, uitspraakfouten zijn schering en inslag, enig idee van service aan de luisteraars ontbreekt, kortom de radio is nu niet direct een gezaghebbend medium geworden. De Curom heeft dat wel kunnen bereiken, maar heeft het nadeel dat dit station nog steeds als de ‘Hollandse-(macamba)-Omroep’ beschouwd wordt zodat de educatieve invloed onder de bevolking vermoedelijk niet zo groot is. De laatste tijd is de Curom bezig zich met diverse goede programma's in het Papiamentu wat meer tot het volk te richten. Het resultaat daarvan is nog moeilijk te voorspellen.
Een andere omroep die zeker voldoende niveau heeft om gezaghebbend te kunnen zijn, is Radio Victoria op Aruba. Dit station doet echter weinig moeite om echt het Arubaanse volk te bereiken anders dan met religieuze uitzendingen, terwijl het zeker geen commentaar geeft op lokale gebeurtenissen.
De veelbeluisterde radio wordt weinig of niet gebruikt om educatief te werk te gaan. De verantwoordelijke organen, overheid, ook diverse stichtingen, serviceclubs e.d., zoeken het allemaal eerder in de televisie. Daarbij ziet men dan een aantal factoren over het hoofd. In de eerste plaats is er vrijwel geen kijker of luisteraar die bewust het toestel aanzet om iets te leren. Vervolgens valt het bij de televisie veel eerder op dat iemand bezig is je iets aan te praten. Televisie is dan pas televisie als men het medium echt uitbuit. Nu ontaarden veel uitzendingen in een soort (radio)gesprek waarbij je de sprekers kunt zien. En dat is dikwijls een verzwakkende factor. Bovendien heeft de televisie zeer veel concurrentie van de Venezolaanse stations, terwijl de radio meestal slechts te maken heeft met de lokale concurrenten. Een goed omroepbeleid zou moeten zorgen dat radio en televisie op dit punt een goed samenspel te zien gaan geven.
De meeste radiostations vrezen echter dat dit adverteerders zou gaan
| |
| |
kosten en houden zich maar het liefst aan de plaatje-reclame-plaatje-methode.
Een goede omroep van regeringswege zou de aangewezen weg zijn of bijvoorbeeld een door de overheid gesubsidieerde radiostichting, zoals in Suriname het geval is. Men voelt daar echter niet zo veel voor. Gevreesd wordt dat zo'n omroep te veel de politieke kleur van de zittende regering zal volgen.
Al met al heeft men dus de kansen die voor goede educatieve programma's voor het opscheppen liggen, gelaten voor wat ze zijn.
Incidentele pogingen om tot goede programma's te komen stranden al gauw op gebrek aan geld. De schoolradio startte met een leuke serie programma's waar veel goede reacties op binnen kwamen en moest na zes uitzendingen stoppen; toen was het geld op. Wel zou men door kunnen gaan met in Nederland geproduceerde programma's die ter beschikking van de Antillen komen door bemiddeling van Sticusa, maar experimenten daarmee wezen uit dat deze typisch Nederlandse uitzendingen bij de Antilliaanse jeugd weinig weerklank vonden. Pogingen om het geld dat voor de aankoop van die Nederlandse programma's werd uitgetrokken, ter beschikking te krijgen voor produkties in de Nederlandse Antillen zelf, mislukten omdat dat volgens bepaalde spelregels volgens welke Sticusa te werk dient te gaan, niet haalbaar was.
Ook heeft de Antilliaanse regering verzuimd om bij het verlenen van zendvergunningen bijvoorbeeld gratis zendtijd voor de Antilliaanse regering en Antilliaanse organisaties te eisen.
Zenders als Trans World Radio en Radio Nederland op Bonaire zouden bijvoorbeeld heel goed gebruikt kunnen worden om de stem van de Nederlandse Antillen over de wereld te laten klinken.
| |
Frequentie modulatie
De Antilliaanse regering, vermoedelijk wat schichtig geworden door de matige wijze waarop de bestaande omroepen zich ontwikkelen, besloot aanvankelijk dat er geen nieuwe radio-omroepen meer bij zouden mogen komen.
Later, toen de FM-stereo-radio zich aandiende besloot men, om technisch niet achter te raken, de bestaande omroepen een extra vergunning voor FM te geven. Met weinig enthousiasme begonnen de bestaande omroepen aan de FM. Het kwam eigenlijk neer op het bezet houden van de toegewezen frequentie. Van programma's was en is tot op heden geen sprake.
| |
| |
De Antilliaanse regering heeft ten lange leste deze starre houding van de omroepen trachten te doorbreken door nog minstens één vergunning voor een onafhankelijke FM-zender uit te geven.
Men kan zich afvragen of dat wel de oplossing is. Had men niet beter de bestaande omroepen kunnen trachten te dwingen hun omroeptaak wat serieuzer aan te pakken. Bovendien komt men er met zo'n vergunning voor een FM-zender niet. Ook zo'n zender zal zich immers financieel moeten trachten te handhaven en bestaat dan niet het gevaar dat het gewoon de volgende jukebox met reclame wordt?
Nog vers ligt in het geheugen de dappere poging die Radio Caribe in haar eerste jaren deed om een beter type programma te brengen. Pogingen die men bij gebrek aan sponsors moest laten varen om op de volledig commerciële toer te gaan.
Verwacht men werkelijk een beter type omroep van het nieuwe station, dat zich zal gaan aandienen onder de naam Radio Korsou-FM, dan zal een groot gedeelte van het programma door middel van subsidie(s) en/of door de overheid en andere instanties, in de lucht gehouden moeten worden. Zo niet, dan voorzien wij al spoedig de zoveelste (al te) commerciële zender van Curaçao. Jammer, want juist de FM leent zich zo geweldig goed voor speciale, educatieve en culturele programma's. Hopelijk komt men bijtijds tot de ontdekking dat commercie en cultuur niet altijd zo best hand in hand gaan.
De onderschatting van de media radio en tv blijkt ook uit het feit dat er weinig of geen aandacht van hogerhand wordt besteed aan het niveau van de mensen die de diverse programma's presenteren. Dat heeft al geleid tot het hand over hand toenemen van bepaalde fouten in het gebruik van het Papiamentu, waarvan het volledig ingeburgerde dubbele meervoud wel de bekendste is.
Het gebruik van het Nederlands, toch zeer belangrijk zolang er nog in het Nederlands les gegeven wordt op de scholen, is in veel gevallen erbarmelijk. De goeden niet te na gesproken, wordt er in veel gevallen een soort koeterwaals uitgeslagen, vaak ontstaan door gebrek aan voldoende kennis van de taal. Grappig soms, maar niet aanvaardbaar.
De recente ontwikkelingen geven een koerswijziging bij de Curom op Curaçao te zien. Het station is overgegaan op het systeem van de Amerikaanse Top-30 stations. Dat wil zeggen dat men in principe slechts de dertig top-platen draait, afgewisseld met reclame en nieuws. De technische inrichting van de nieuwe controlekamer, die voorzien is van de nieuwste en beste apparatuur, maakt het draaien van platen onmogelijk. Deze dienen
| |
| |
eerst op cassette (cartridges) gezet te worden. Deze zijn speciaal van professionele kwaliteit, maar het systeem van de eindeloze band, heeft ook in de duurste apparaten een vrij grote ‘jank-factor’ zodat klassieke muziek eigenlijk niet meer uitgezonden kan worden, wat de laatste dagen bijna ook niet meer gebeurt. De vraag is of dat zo zal blijven. Is het antwoord ja, dan ziet het er niet al te best uit, want de ervaring met dergelijke stations leert, dat ze erg veel aanhang krijgen onder de jeugd, maar noch commercieel noch educatief of cultureel veel waarde hebben, behalve dan misschien voor de verkoop van speciale teenerspullen en het er in stampen van bepaalde tophits of zoals dat in caranvalsdagen gebeurt, het bekend maken van de ‘roadmarch’.
Het is echter pijnlijk een station als de Curom, nadat het 43 jaar een voorname plaats in de gemeenschap had ingenomen, zich te zien ontwikkelen tot een gewoon popstation. Indien dit om financiële redenen zou blijken te zijn gebeurd, lijkt ook het nieuwe FM-station, als dat tenminste enigszins cultureel wil zijn, weinig kansen te hebben.
| |
Samenvatting
Samenvattend kan gesteld worden dat het omroepbestel in de Nederlandse Antillen het bij de gemiddelde kijker/luisteraar best doet, maar qua inhoud en opzet de regering veel zorgen baart, althans zorgen zou moeten baren. Pogingen om binnen de bestaande mogelijkheden tot meer positieve resultaten te komen, wat beslist kan zonder ook maar iets aan de populariteit van de omroep af te doen, worden niet, althans nog niet merkbaar ondernomen. Volgens Europese maatstaven zal de Antilliaanse omroep misschien geen voldoende halen tegen de Amerikaanse omroep; onder aantekening dat de culturele omroep, zoals in Amerika bekend, hier (nog) ontbreekt, steekt de Antilliaanse omroep vrij gunstig af. Het ligt zo'n beetje tussen in, wat klopt met de geografische ligging van deze eilanden.
Moge dit dan juist een stimulans zijn om de zaken beter aan te pakken en dat grandioze medium in positieve zin, voor de volle honderd procent, te gaan benutten.
J.P.C. Oosterhof
|
|