| |
| |
| |
Hoofdstuk IX Beeldende kunsten
Curaçao
Als men over de beeldende kunst van Curaçao wil schrijven, komt er al gauw een aantal vragen naar voren, zoals: waaruit bestaat deze kunst dan wel? Hoe komt die tot uiting? Welke materialen heeft men gebruikt? Is er een eigen visie op de kunst? Is er een eigen stijl, een eigen vormgeving, documentatie, een museum waar werk van Curaçaose kunstenaars te zien valt. Is er kunstonderwijs?
Alvorens hierop in te gaan, moeten wij het feit onder ogen zien dat de eigen culturele ontwikkeling op de Nederlandse Antillen is afgeremd en de gevolgen daarvan tot op heden doorwerken.
Gedurende de koloniale periode werd het culturele en maatschappelijke leven op de Nederlandse Antillen hoofdzakelijke beheerst door twee invloedssferen van buitenaf, namelijk die van de missie en die van handel en industrie. Door de missie werd het eerste georganiseerde onderwijs tot stand gebracht, dat aansloot aan de op de Nederlandse Antillen reeds uitgeoefende ambachten. Dit onderwijs omvatte onder meer het nijverheidsonderwijs, zoals houtbewerking in de ruimste zin van het woord, kant- en naaldkunst, goudsmeedwerk, vlechtwerk, papierbewerking, het maken van muziekinstrumenten en decoratiekunst: het beschilderen van glas.
Omtrent Antilliaanse schilders uit de 17de en 18de eeuw is weinig of niets bekend. In de 17de eeuw hebben waarschijnlijk schilders uit ‘Nieuw Nederland’ regelmatig de Nederlandse Antillen bezocht, terwijl o.a. de schilder W. van Duynkercke zich daar zou hebben gevestigd. Werk van hem kon nog niet worden achterhaald.
In de 18de eeuw werden vooral op Curaçao en St. Eustatius in opdracht van gegoede families portretten vervaardigd door schilders van mogelijk Italiaanse afkomst. De namen van deze kunstenaars zijn niet bekend.
In de 19de eeuw waren het vooral de schilders Cornelis Gorsira (vogelstillevens), John de Pool (pentekeningen), Johnny Ecker, N. Pieters en Willem Kroon welke op de voorgrond traden. Gorsira verbleef regelmatig in Europa en heeft veel impressies geschilderd van Europese en Curaçaose landschappen. N. Pieters heeft ook veel kerkelijke kunst gemaakt, o.a. de staties en muurschilderingen in de kerk van Pietermaai.
Van Willem Kroon, die tevens schrijver was, is bekend dat hij een atelier op Curaçao heeft gehad in de buurt van Scharloo. Van zijn werk is helaas
| |
| |
weinig bewaard gebleven. Voorts moeten genoemd worden N. de Rincon, die later naar Venezuela is vertrokken en B. Arugo.
Wat deze schilders met elkaar gemeen hadden, was hun betrokkenheid bij de Curaçaose samenleving en vooral het landschap heeft vele van hen geboeid. Daarnaast hielden enigen zich bezig met het schilderen van stillevens en portretten.
De schilder E. Olario woont na een verblijf van meer dan 50 jaar op Cuba weer op Curaçao. Zijn vormwereld is sterk beïnvloed door de Cubaanse samenleving. Deze schilder, die metselaar was, toont in zijn werk liefde voor interieur en architectuur. Zijn werk sluit aan bij de Haïtiaanse schilderstijl.
De komst van de olie-industrie ging gepaard met de mechanisatie van timmer- en andere bedrijven en toenemende import van industriële produkten. Dit betekende op een zo gering bevolkingsaantal het afbreken van de continuïteit in het traditioneel geworden ambachtelijke werk, waardoor de eigen inbreng praktisch tot stilstand werd gebracht en vervangen door een copieer-cultuur (Euro-Amerikaans leef- en gedragspatroon), waarin de eigen beeldvorming en belevingswereld tot een minimum werden beperkt. Hieraan gepaard ging het verdringen van de oude gewoonten en gebruiken die mede bepalend zijn voor en als ondersteuning dienen van de eigen belevingswereld, welke onontbeerlijk is als een van de dragers van de eigen identiteit.
Gezien het feit dat de inheemse bevolking weinig of geen zeggenschap had bij het bepalen van het cultuurbeeld en de politiek, kon het gebeuren dat zij een cultuur-filosofie kreeg opgedrongen die haar deed vervreemden van de eigen kunstenaar, het eigen cultuurgebied en de eigen inbreng.
Het werk van de Antilliaanse kunstenaar, die desondanks individueel bleef doorwerken, kreeg nauwelijks waardering, hetgeen nog blijkt uit het feit dat zijn werk heel summier is gedocumenteerd en er weinig van bewaard is gebleven. In de huidige collectie van het Curaçaos Museum is de hiervoor beschreven invloed op het culturele gebeuren duidelijk aan te wijzen.
| |
In de veertiger jaren
Omstreeks 1930 doen de moderne West-Europese kunststromingen hun intrede in de Curaçaose kunstwereld. Enige exponenten uit deze tijd zijn L. en Ch. Engels. Deze stromingen echter hadden geen binding met de belevingswereld van de Curaçaose kunstenaar in die tijd. Zodoende heeft nimmer een integratie tot stand kunnen komen.
| |
| |
Tot de Curaçaose kunstenaars, die vanuit hun eigen visie en niet beïnvloed door de Europese stromingen te werk gingen, behoren de schilders Onofro en Ocalia. Zij maken voor hun schilderijen gebruik van allerlei voorhanden zijnde verf en ander materiaal, zoals gips en spons. Hierdoor hebben zij een eigen stijl ontwikkeld, die aansluit bij de Haïtiaanse kunst.
Voorts moeten genoemd worden de schilders Boyé en L. Pinedo, die hoofdzakelijk Curaçaose landschappen, stadsgezichten en landhuizen schilderden.
| |
Tekenonderwijs
Door de invloed van het tekenonderwijs op de scholen omtrent de jaren zestig is er een nieuwe generatie kunstenaars ontstaan, waaronder Stanley Inderson, bekend om zijn kalebas-schilderijen, Eddy Ayubi, Frits Parabirsingh (graficus en schilder), Eb Marcano (surrealistische pentekeningen) en Wim de Waal (zand-schilderijen).
In 1969 werd de Curaçaose Academie voor Beeldende Kunsten opgezet, waarin de kunstenaar E. Ayubi een groot aandeel heeft gehad.
Dit was tevens het jaar van ingrijpende sociale veranderingen op Curaçao, waarin een nieuwe visie op de kunst werd ontwikkeld, namelijk dat de kunst moet dienen om de eigen identiteit en het zelfbewustwordingsproces te stimuleren. Binnen deze ontwikkeling en mede door de bewegingen in Amerika (Black Power, Pop-art, enz.), het Caribisch gebied (Cuba) en Nederland (Provo) doet zich op Curaçao een kunstuiting voor die men kan omschrijven als collectief-functionele kunst: de ‘groovy’-kunstbeweging, die, voor zover mij bekend, op Curaçao haar oorsprong vindt. Zij manifesteert zich door het oprichten van meestal kleine bouwsels, gedecoreerd met pop-figuren, populaire revolutionairen, zoals ‘Che’ Guevara en Fidel Castro, beelden in de Caribische schilderstijl, dierenfiguren, Curaçaose heldenfiguren, zoals Tula en Karpata. Oude leegstaande huizen werden gekraakt en op dezelfde wijze gedecoreerd. Veel van deze objecten werden gebruikt als sociale ontmoetingsplaats voor jongeren.
Helaas is deze ontwikkeling van korte duur geweest, doch van deze bouwsels, die ‘High-Fly Parks’ werden genoemd, zijn er nog enkele te bezichtigen, zowel in de stad als op het platteland. Een van de ‘groovy’-kunstenaars heeft zich verder ontwikkeld tot een bekende keramist op Curaçao.
Met het oprichten van de Curaçaose Academie voor Beeldende Kunsten is een geheel nieuwe fase in de ontwikkeling van de kunst op Curaçao ontstaan, aangezien deze instelling een generatie kunstenaars zal afleveren, die
| |
| |
in de beeldende kunst werkzaam zal zijn, maar die tevens de afgebroken lijn in de beeldende kunst zal herstellen.
| |
Plastische kunst
De namen van de oudste plastische kunstenaars van Curaçao zijn helaas niet bekend, doch hun werk is wel bewaard gebleven, zoals kariatiden en rozetten, aangebracht in de gevels van oude herenhuizen.
Uit de recente periode dient de kunstenaar Pas te worden genoemd, die van oorsprong meubelmaker was en zich toelegde op het vervaardigen van houtreliëfs (portretten), Nepomuceno, die plastieken maakt uit blik, aansluitend aan de Indiaans-Mexicaanse kunst, en René de Rooy, die houtsculpturen maakte.
Tot de huidige plastische kunstenaars behoort ook Elis Juliana. Zijn werk komt o.a. tot stand door het bewerken van koraal. Ook Ben Schasfoort, die hoofdzakelijk met metaal werkte moet hier genoemd worden. Zowel de schilder Wim Dieleman, Ben Schasfoort, als de overleden schilder Herman van Hees behoren tot de generatie Nederlandse kunstenaars die in het kader van het onderwijs omstreeks de zestiger jaren tot 1970 op Curaçao werkzaam waren. Deze leraren waren tevens verbonden aan de Curaçaose Academie voor Beeldende Kunsten.
| |
Keramiek
Als laatste moet vermeld worden de ontwikkeling van de keramiek op Curaçao. Er is enig aardewerk op Curaçao gevonden, zowel vervaardigd door de Indianen als door latere bewoners van het eiland tot circa 80 à 100 jaar geleden.
Omstreeks 1950 werd de eerste Curaçaose Aardewerkfabriek opgericht. Men werkte alleen met geïmporteerde Europese klei en tevens werd geëxperimenteerd met Curaçaose klei. Deze aardewerkfabriek is echter na enige jaren gesloten en de experimenten met Curaçaose klei zijn toen ook gestaakt. Pas na 1970 is er een bevredigende ontwikkeling gekomen in de keramische kunst, doordat men toen de juiste samenstelling van de Curaçaose klei tot stand heeft gebracht. Hierdoor is de mogelijkheid ontstaan om met Curaçaose klei keramiek te vervaardigen, met het gevolg dat er een atelier is opgericht, waaruit verschillende keramische kunstenaars zijn voortgekomen, waaronder het bekende echtpaar Nel en Norva Simon.
Dit artikel kan slechts een summier overzicht geven van de beeldende kunst op Curaçao. Lang niet alle beeldende kunstenaars van vroeger en nu zijn vermeld. Hierbij moet worden aangetekend dat op kunstgebied weinig documentatie op Curaçao beschikbaar is. Daarom pleit schrijver van dit
| |
| |
artikel voor het invoeren van een goed documentatiesysteem voor de beeldende kunst en bovendien voor een volledige herziening van het museumbeleid.
J.M. Capricorne
| |
Aruba
De beeldende kunst op Aruba werd in de eerste decennia van deze eeuw voornamelijk gekenmerkt door amateurisme. Het waren uiteenlopende personen (dominees, onderwijzers, Lago-employés enz.) die zich vooral door het Arubaanse landschap lieten inspireren.
Pas in 1936 vestigde zich een Griekse kunstschilder, Joannes Pandellis, op Aruba, die zich vooral toelegde op landschapschilderen, in een duidelijk impressionistische trant met losse, heldere toetsen waterverf. Zijn werk is niet van grote kwaliteit, maar bezit een heldere charme. Hij bleef op Aruba tot zijn dood; van zijn hand zijn talrijke landschappen, die later voor toeristische doeleinden als prentbriefkaarten zijn afgedrukt.
Na de tweede wereldoorlog kwamen er nieuwe kunstvormen vanuit Europa naar Aruba. Noemenswaardig is de Nederlands-Indische onderwijzer Johan B. Schweitz, die zich vooral uitdrukt in de geest van het abstract-expressionisme in de U.S.A., nl. met gekleurde vlekken en fijne druppels en soms kleine krabbertjes met een pen. Hij vervaardigt wat boekomslagen en maakt een serie abstracte schilderijen voor het Coral Strand Hotel in Oranjestad. Deze zijn echter niet van het niveau van zijn tekeningen en doen nogal commercieel aan.
Naast deze voor Aruba nieuwe kunststroming zijn er nog de z.g. zondagsschilders, die naast hun beroep verdienstelijke landschappen schilderen. We noemen o.a. Anna de Herrera Koek, Hendrik Patist, Truus Marchant, Frere Adrianus.
In de zestiger jaren kwamen er twee jonge Arubaanse tekenleraren terug op Aruba, die beiden naast hun leraarschap als kunstenaar naar voren traden. Het zijn respectievelijk Adi Martis en Wouter van Romondt. Er ontstaat dan een veel actiever kunstleven, dank zij veel tentoonstellingen in het Cultureel Centrum.
In 1970 exposeerden Adi Martis en Wouter van Romondt in Santo Domingo op de Expo Libro International op uitnodiging van het Departement van Cultuur en Opvoeding.
Adi Martis maakt werkstukken vrij groot van formaat, geïnspireerd door de mens in de ruimte, die hij met snelle kleurige vegen en genuanceerde vlakken aangeeft. Hij is iemand die lang op een schilderij doorwerkt en daardoor zeer fraaie kleurnuances bereikt. Hij werkt voornamelijk met acrylics.
| |
| |
Wouter van Romondt laat zich vooral inspireren door de vormen en kleuren en Indianentekens van Aruba. Zijn werken zijn overwegend in aardkleuren met soms hier en daar een spaarzaam blauw of groen. Hij werkt vrij rationeel met verschillende series (stenen, hergen, boek der afmetingen, mythologie van het eiland).
Ondertussen waren er nog meer beeldende kunstenaars op Aruba verschenen zoals Nigel Matthew, ook tekenleraar, die zich vooral zal ontplooien als een begaafd grafisch ontwerper van postzegels (internationale postzegelprijs van Rome in 1972) affiches en boekomslagen en Fransje Diekmann, die vooral abstract werkt met kleurige vlekken en daarna in de zo ontstane vormen kleine figuurtjes tekent.
In 1972 vond er een expositie plaats in Nederland (Hilversum, Amsterdam, Maastricht) van Martis en Van Romondt en in 1973 werden Fransje Diekmann en Wouter van Romondt uitgenodigd voor de Biennale van Sao Paolo 1973 samen met Curaçaose kunstenaars (van Van Romondt werd er een werk voor een Braziliaans museum aangekocht).
In hetzelfde jaar kreeg Van Romondt een opdracht om een wanddecoratie te maken voor de First National City Bank in de Nassaustraat (11 × 2,5 m). Het werd een zestal in diverse vormen gezaagde panelen op dik Surinaams hout en daarna met olieverf beschilderd, getiteld: Invloed van de zon.
In 1975 tijdens het jubileum van het Cultureel Centrum Aruba werd er een overzichtstentoonstelling georganiseerd van Arubaanse kunstenaars. Dat waren: Olivia Benschop-Erasmus, lerares naaldvakken, die mooie abstracte wandkleden maakt, in felle kleuren en ook de wand achter haar kleden speelt een eigen rol in de compositie; Fransje Diekmann, Evelino Fingal, een jong schilder, nog niet los van zijn academiestijl en thans studerend aan de academie in Tilburg; Jan Hammer, een architect, die vooral werkt met witte reliëfs, die het moet hebben van een veranderende lichtval; Tina Hammer-Stroeve, echtgenote van Jan Hammer, die wandkleden in diverse technieken maakt, in abstracte vormgeving; Nigel Matthew, Wouter van Romondt, Regina van Romondt, echtgenote van Wouter, die vooral opvalt door fijnzinnige pentekeningen en wandkleden met veloursstoffen, die als onderwerp meestal ‘vrouw’ hebben. Zij valt op door een zeer eigen vormtaal.
Toton (Pablo Teofilo Quandt), autodidact, die grote doeken schildert uitgaande van een vlek of vlekken en hierin dan figuren herkent, die hij dan in bewogen combinaties schildert. Ook zijn werk heeft een eigen vormtaal. Jannie de Veer, vooral als weefster en knoopster bekend, met een eigen aanpak. Zij is geïnspireerd door het Arubaanse landschap. Haar man
| |
| |
Richard de Veer, valt op door origineeel knoopwerk terwijl hij de touwen met sappen van Arubaanse planten prachtig kleurt, Frère Adrianus, die op confessionele wijze prachtige landschappen en aquarellen en luchtige abstracte tekeningen maakt; Selles (Frank de Vlugt), ook architect, die werkt met felle kleurvlekken en Roser De Vlugt, echtgenote van Frank, die heel eigen wandkleden maakt.
Naast deze kunstenaars die allen toch een eigen gezicht tonen, zijn er nog zeer veel Arubanen, die zich op het gebied van de beeldende kunst wagen. De exposities van de Arte Popular, jaarlijks gehouden in Sociedad Bolivariana, zijn een waar evenement, waarbij de hele bevolking betrokken is. Initiatiefnemer is Hubert Booi, hoofd van Bureau Cultuur en Opvoeding op Aruba, die bijzonder actief is. De exposities, begonnen in 1971, trekken elk jaar veel mensen. Omdat iedereen mag meedoen, is het niveau niet hoog te noemen, maar vooral het enthousiasme en de stimulans en opvoedkundige waarde zijn erg belangrijk.
In verhouding tot de schilderkunst wordt veel minder aan het driedimensionele gedaan. In het verleden is er een aantal dames en heren geweest, die fraai keramisch werk hebben gemaakt. Het waren vooral vaatwerk en portretten die zij maakten. Beroepskunstenaars zijn er in dit genre niet geweest.
Het boetseren in het algemeen kreeg een sterke impuls door de lessen van Peer van Veen, die samen met Fransje Diekmann in 1973 een expositie van zijn keramisch werk hield. Vooral ook door de lessen van Simeon Frank, die na Peer van Veen de lessen overnam, heeft Aruba een vrij actieve keramische groep enthousiastelingen.
Gezien het feit, dat er veel jonge Arubanen op dit moment in Nederland studeren voor zowel tekenen als handvaardigheid, is de situatie voor de beeldende kunst op Aruba hoopvol te noemen.
Wouter van Romondt
| |
De andere eilanden
Op Bonaire is de beeldhouwer Frans (Jozef Inocensio) Booi werkzaam, die met een verscheidenheid van materiaal - van zandsteen tot metaal - allerlei werk heeft vervaardigd, naast dierplastieken ook monumentale stukken.
Op St. Maarten noemen wij de op St. Kitts geboren Cynric Griffith, een natuurtalent, die van zijn jeugd af schildert en met succes niet alleen in het Caribisch gebied maar ook in New York heeft geëxposeerd.
| |
| |
| |
Literatuur
Aruba Pictura, Aruba, 1975 (catalogus). |
Bienal de Sao Paolo, 1973 (catalogus). |
Dieleman W., Van Romondt: Lyrische Kunst (Amigoe di Aruba, jan. 1973). |
Encyclopedie van de Nederlandse Antillen (Amsterdam, 1969). |
Hartog, J.: Aruba in ansichtkaarten (1974). |
Pinturas de las Antillas Neerlandesas (Willemstad, 1970, catalogus). |
Romondt, R. van, De Veer, J. en De Veer, R. 1974 (catalogus). |
|
|