Op het breukvlak van twee eeuwen
(1976)–Jan Romein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Hoofdstuk IV Kaapstad-CairoEuropees geweld in Azië. Europees geweld in Afrika. De 10de januari 1900 stapte veldmaarschalk Roberts in Kaapstad aan wal. Hij was de nieuwbenoemde opperbevelhebber van de Britse troepen in Zuid-Afrika en generaal Kitchener vergezelde hem als chef van zijn staf. Hun opdracht luidde om de oorlogswagen, die in het ‘veldt’ was blijven steken, weer op gang te brengen. Beiden hadden hun naam en faam verdiend; beiden waren expert in de harde koloniale oorlogen waaruit imperia plegen te worden opgebouwd, lord Roberts of Kandahar and Waterford had ze in India en Afghanistan, lord Kitchener of Khartoum ze in de Sudan en Egypte gevoerd. Beter degens had Engeland niet te bieden en het moest wel in hoge benauwdheid verkeren, dat het hen beiden ginds nodig oordeelde; ondanks hun leeftijd, Roberts was de achtenzestig al gepasseerd. Toen Frankrijk later in zijn nood om Foch, Duitsland om Hindenburg riep, waren ook dezen al over de zestig, maar nog niet zó ver. Leek de toestand in Zuid-Afrika dan op die uit de Eerste Wereldoorlog, waar alles op alles gezet moest worden? Hij was inderdaad dreigend genoeg. Sinds, op 12 oktober 1899, de oorlog met de Zuidafrikaanse republieken was uitgebroken, had Roberts' voorganger, sir Redvers Buller, of ronduit nederlagen geleden of toch slechts successen beleefd om ze zich daarna weer te zien ontglippen. Ladysmith, Mafeking en Kimberley waren al in de eerste dagen omsingeld en belegerd. In de ‘Zwarte Week’, van 9-15 december, had generaal Gatacre een nederlaag in de Stormberge tegenover Olivier geleden, had Cronjé een grote overwinning bij Magersfontein op Methuen behaald, en was de opperbevelhebber zelf door Joubert en Botha bij Colenso verslagen. Door het eerste was de Kaapkolonie voor invallen uit het noorden komen bloot te liggen, door het tweede was het ontzet van Kimberley, door het derde dat van Ladysmith verijdeld. Dat Bullers kop, in voorbarig vertrouwen, op smaragdgroene biscuitblikjes in reliëf was afgebeeldGa naar eind1, maakte de situatie des te pijnlijker. Als steeds in zulke precaire situaties deden juist in die maanden ‘sterke’ verhalen in het moederland de ronde, om er daar de moed in te houden. Op oudejaarsdag waren er bij een schermutseling van de honderdtwintig man maar veertig overgebleven; zij hadden echter hun gewonde officieren niet in de steek willen laten tegen de achthonderd Boeren die hen aanvielen en zij waren door honderdvijftien ‘Cape Mounted Rifles’ ontzet... | |
[pagina 74]
| |
Op nieuwjaarsdag liep het storm in Londen bij de wervingsbureaus voor de ‘City Imperial Volunteers’...Ga naar eind1 Men moet intussen toegeven, dat Bullers blunders in elk geval ook objectieve oorzaken hadden, al blijkt daaruit dan tevens zijn fout de tegenstander onderschat te hebben. Tegenover de aanvankelijk ongeveer 25 000 Britten stonden een 60 000 Boeren. Tegenover de door en door getrainde commando's van Boerenkant, die de oorlog als onvermijdelijk hadden beschouwd en er zich daarom man voor man en jongen voor jongen op hadden voorbereid, stond aan Britse kant het feit, dat weliswaar een aantal geldmagnaten deze oorlog sinds lang gewild had, doch het volk als geheel er allerminst op had gerekend. Tegenover die Boerencommando's, die hun grond en gewoonten verdedigden en die daarom wel de rechtvaardigheid, niet het toekomstloze van hun zaak zagen, stonden Britse soldaten, van ver gekomen, die eigenlijk niets aan te vallen hadden dan een voor hen zelf onvatbaar verleden. Tegenover de ‘veldkornets’, die de natuurlijke leiders der Boeren waren, op wie zij sinds jaar en dag hadden leren vertrouwen, was aan Britse zijde de leiding meer door gunst dan verdienste gekozen: eerst gaven sociale, dan politieke overwegingen en pas in de laatste plaats gaf beroepskwaliteit bij de keuze de doorslag. En, lest, maar niet minst, nu het krijgsbedrijf zich eenmaal daarheen verplaatst had: in de Kaapkolonie waren de Afrikaanders zelfs in de meerderheid.Ga naar eind2 Op de wiebelende plank van hun loyaliteit dreef wat zich van het Brits prestige nog uit de schipbreuk had gered. Maar tussen de Boeren in de Kaapkolonie en die van Transvaal bestond wel stamverwantschap, maar ook tegenstelling van belangen. Had niet de Afrikaanderbond Rhodes aan zijn zetel van eerste-minister in Kaapstad geholpen en er hem zes jaar lang in gehouden? Dat gold vooral voor de rijke land- en wijnbouwers in het zuiden, minder echter voor de veehouders in het noorden, die van de Kaapse welvaart weinig profiteerden. Daar school dan ook het grootste gevaar. In 1900 nog is er een ernstige opstand uitgebroken. Sympathisanten met de republiek hielden oproerige meetings; het kabinet zelfs was verdeeld. Milner, hoge commissaris sinds '97, die de lichtende figuur van het Britse imperialisme in Zuid-Afrika zou geweest zijn, als hij, nuchtere geldman, niet toevallig in de schaduw van de romantische Rhodes had gestaan, wist uiteindelijk de teugels toch nog in handen te houden. Schreiner moest aftreden als premier, sir Gordon Sprigg volgde hem op. Toen 6 december het Afrikaandercongres in Worcester een einde aan de oorlog en de onafhankelijkheid der republieken eiste en de 11de die eisen aan Milner voorlegde, zwichtte deze zelfs niet voor het argument dat bij voortduring van de krijg de gehele blanke bevolking zou worden uitge- | |
[pagina 75]
| |
Strijders in de Boerenoorlog bewaken een veroverd Engels kanon. Geen uniformen. Patroonriemen over de dagelijkse kleding en de vertrouwde jachtgeweren. Collection Viollet.
| |
[pagina 76]
| |
roeid. Er bestond geen schijn of schaduw van kans dat op de annexatie zou worden teruggekomen. Twee dagen later werd Milner tot bestuurder der beide ‘onderworpen’ republieken benoemd. De inval in de Kaapkolonie, een week daarop, van de Wet, op zoek naar mannen en voorraden, kwam te laat: onder het verscherpte standrecht verroerde zich niemand meer. De internationale positie van Engeland was op het einde van 1899 niet gunstiger dan die te velde. De nederlagen daar, hadden hier hun terugslag. De mening dat Engeland verliezen zou, was vrij algemeen. En al was meestal de wens de vader dier gedachte, zonder enige grond leek zij niet. Redelijks en onredelijks was in die verwachting gemengd. Zo werd gezegd dat ten gevolge van de verhoging der verzekeringspremies, die de vrachtprijzen opdreef, in Engeland een sociale crisis van ongehoorde afmetingen zou ontstaan. Anderen meenden, dat het zoveel soldaten zou moeten oproepen, dat het gebrek aan matrozen of aan politieagenten of aan postbodes zou krijgen. En zou de tram wel blijven rijden, als er in Liverpool alleen al tweehonderd paarden waren gevorderd?Ga naar eind1 Door vertoon van zekerheid, zo redeneerde men, was Engeland er tot nog toe steeds in geslaagd, zijn vijanden de wapens uit de handen te wringen, waartegen het, in een ernstige oorlog als deze, niet bestand zou blijken. Engeland speelde poker, zei men. Het moderne imperialisme is een autochtoon Europees produkt, maar het vertoont niettemin een eigenaardige overeenkomst met dit hazardspel, dat kort tevoren uit Amerika ingevoerd, ook in Europa in de mode was gekomen. Het had Portugal klein gekregen door de verzekering dat het met Duitsland tot een akkoord was gekomen over de verdeling van zijn Afrikaanse koloniën en afgeschrikt alleen al door met Duitsland contact te zoeken. Het was alles bluf, een politiek van een wens als een feit voor te stellen en haar daardoor tijd en mogelijkheid te geven een feit te worden. Maar de werkelijke feiten hadden nu deze politiek doorkruist. De legende van Engelands onoverwinnelijkheid en de ban, daardoor ontstaan, was gebroken. Het zag er veeleer naar uit, dat naar het woord van Bismarck, Zuid-Afrika het graf van Brittanniës macht zou worden.Ga naar eind2 Dat uiteindelijk Engeland toch het spel zou winnen door de troef van zijn eigen inspanning uit te spelen, en de Boeren, van alle officiële hulp der andere mogendheden verstoken, tenslotte het toch zouden verliezen, was bij de jaarwisseling van 1899 op 1900 niet te voorzien. Zo lagen de zaken op die 10de januari, waarvan wij in de aanhef van dit hoofdstuk gewaagden. Roberts, door de onwijsheid van zijn voorganger wijs geworden, begreep dat, zo iets de twijfelzieken bekeren, de ontevredenen bevredigen, aller stemming verheffen kon, in één woord: de kans doen keren, het een spectaculair succes moest zijn. Zijn plan was even een- | |
[pagina 77]
| |
voudig als doortastend: eerst Bloemfontein, de hoofdstad van de Oranje-Vrijstaat, gelegen op tweederde van de bijna zeventienhonderd kilometer die Kaapstad van Pretoria scheidden, vervolgens via Kroonstad, de spoorlijn volgend, Johannesburg en tenslotte Pretoria in te nemen, de beide voornaamste steden in het verre noorden van Transvaal. De rest was bijzaak. Ook nu weer bleek klaar inzicht in het uiteindelijk doel beslissend, op voorwaarde dan altijd dat de middelen toereikend zijn. Roberts probeerde de oorlog te mechaniseren, zover als dat destijds ging, alles in khaki-uniformen ter vermijding van het vroegere te opzichtig scharlakenrood, de modernste kanonnen en veel kanonnen en nog meer kanonnen; blokhuizen langs de lijn, pantsertreinen er over en verder paarden, almaar meer paarden, ter vervanging van de gedode en verhongerde - zesduizend zijn er eens aangevoerd over een afstand van 1400 kilometer in vijf weken tijds - deze Zuidafrikaanse oorlog is die van het paard geweest. Paarden en - mensen: weldra had Roberts met 70 000 man al een meerderheid; op de duur zouden het er nog meer dan driemaal zoveel worden. Het Britse imperialisme moest en zou het winnen. Het Engelse parlement, onbelemmerd door de weke tegenstand der liberalen, betaalde: eerst 10, dan 13, dan weer 7,5 en na de ‘khaki-verkiezingen’ van december 1900, toen de oorlog al in de derde en laatste, de guerrillafase was overgegaan, nog weer 16 miljoen pond.Ga naar eind1 In totaal zou het tot 250 miljoen pond oplopen. Zo kwam de omslag al gauw. Op 15 februari slaagde French er in Kimberley te ontzetten. In diezelfde nacht brak Cronjé, te laat omdat hij koppiger nog dan Krüger zelf was, zijn ‘laager’ bij Magersfontein op; drie dagen later moest hij bij Paardeberg capituleren. Hij werd, met duizend lotgenoten, naar Sint Helena gebracht, tot verontwaardiging van de Fransen die vonden dat die eer alleen hun Napoleon toekwam. Op 18 februari ook lukte het nu Buller, na drie vergeefse pogingen, de Tugela over te steken, waarop hij op de laatste dag der maand Ladysmith kon ontzetten. Sindsdien heeft al de inspanning der Boeren het initiatief niet meer aan Roberts kunnen ontrukken. Het was gewaagd spel, want na ieder geforceerd succes was zijn leger weer uitgeput. Dat er tegenover zijn plan van de andere zijde geen ander meer stond dan het zijne tegen te werken, redde hem echter telkens weer. Op 13 maart viel Bloemfontein, 12 mei Kroonstad. Op 24 mei werd de Oranje-Vrijstaat geannexeerd. Kort daarop werd - op de dag die Roberts van tevoren beloofd had - ook in het westen de laatste der belegerde steden, Mafeking, ontzet. De invasie van Transvaal ingezet: 31 mei werd Johannesburg, 5 juni Pretoria bezet. Ook hier in Krügers hoofdstad werd het groen-rood-wit-blauw op de Raadzaal, het regeringsgebouw, door de Union Jack vervangen - het was de oude die men in '81 | |
[pagina 78]
| |
begraven had; op de kist stond ‘Resurgam’.Ga naar eind1 Inderdaad, sinds de 3de september 1900, sinds de hernieuwde annexatie van Transvaal op die datum, bestond er geen vrije Boerenrepubliek meer. Op de zondag, volgende op Roberts' triomfale intocht preekte de Engelse dominee Batts, die al die tijd in Pretoria had mogen blijven. Zijn tekst was Lucas xv, vers 32: ‘Men behoorde dan vrolijk en blijde te zijn; want deze uw broeder was dood en is weer levend geworden, en hij was verloren en is gevonden.’Ga naar eind2 Batts bedoelde wel zijn Britse broeder. Na de Vrede van Vereeniging, 31 mei 1902 gesloten, had hij er ook zijn Boeren-broeder mee kunnen bedoelen, want de voorwaarden van dit verdrag waren mild genoeg, uiteindelijk wel uit vrees voor de zwarte ‘broeder’. Acht jaar later, op de dag af, werd uit die oorlog en die vrede de Unie van Zuid-Afrika geboren. In 1900 echter lag die ‘verzoening’ in een nog ongeweten en zelfs onvermoed verschiet. De strijd die de Boeren na de annexatie van Transvaal nog twintig maanden en niet zonder tijdelijk en plaatselijk succes hebben volgehouden, is uiteindelijk tevergeefs geweest, de strijd te velde en de strijd in de regeringsbureaus der mogendheden. Eerst was daartoe Leyds naar Europa uitgezonden, toen Fischer, Wessels en Wolmarans en tenslotte ging Krüger zelf. Toch was die strijd niet zonder belang voor de wereldgeschiedenis. Hij heeft op het krachtigst bewezen, dat mensen goed en bloed kunnen offeren ook voor een verloren zaak, als het gaat om wat, terecht of ten onrechte - dat is een tweede - maar om wat hun waarlijk het hoogste is. Dan echter ook, dat zelfs dat hoogste niet telt, als de tijd het hoogste anders verstaat, en hem hadden de Britten mee, de Boeren tegen. En tenslotte heeft de guerrillatactiek van generaal Botha, die na Joubert de opperleiding kreeg, Kitchener, die in november 1900 al het opperbevel van Roberts overnam, gedwongen tot een soort oorlogvoering, die in het licht van later niet anders gezien kan worden dan als het voorspel van de ‘totale’ oorlogen der twintigste eeuw. Het is wel geen toeval, dat die eerste ‘totale’ trekken in het beleid zich vertonen in deze eerste imperialistische oorlog, die een combinatie van koloniale en nationale oorlog geweest is. Het systeem van blokhuizen werd over het hele terrein der beide voormalige republieken - twaalf en een half maal zo groot als Nederland - uitgebreid. De verspreide boerderijen, bijna even zoveel haarden van verzet immers, werden platgebrand; vee en voorraden geroofd; de vrouwen en de kinderen in concentratiekampen achter prikkeldraad gesloten - een 120 000 in totaal, waarvan één op de zes door ziekte en gebrek is omgekomen. Opzettelijke verwaarlozing? Niet in die zin, dat zij als zodanig gewild is, maar aanvaard dan toch terwille van het einddoel: het uittrappen van alle tegenstand. Het nieuwe soort oorlog riep hier problemen op die | |
[pagina 79]
| |
de organisatie nog niet aan kon. Voor de ontwerpers en uitvoerders lag daarin tegelijk de verdediging van de concentratiekampen: zonder deze immers zouden, nu hun hofsteden achter hen waren platgebrand - een rookkolom des daags tegen de blauwe lucht en een vuurzuil des nachts onder de tintelende sterren - nog veel meer vrouwen en kinderen van dorst en honger zijn bezweken. De publieke opinie intussen kon deze dialectische gedachtengang niet volgen. De verontwaardiging, in een wereld nog niet zo moe van onrecht als de onze, laaide hoger op dan de branden, niet het minst bij de Engelsen zelf. Een hunner, een geestelijke, gaf er op wel zeer drastische wijze uiting aan door aan Campbell Bannerman te schrijven, dat hij hem een verrader, een lafaard en een moordenaar vond. Overdreven weliswaar, maar in zover ook weer begrijpelijk, dat deze liberale leider, die vóór de oorlog een tegenstander ervan geweest was, toen deze eenmaal een feit was, slechts matiging predikte. Een fractie der liberalen hield voet bij stuk: William Harcourt, John Morley, James Bryce, lord Kimberley, Lloyd George. Deze laatste moest van een vredesmeeting, waar hij gesproken had, 18 december 1901, vluchten in een - politie-uniform. Hij zou anders misschien, vijftien jaar nadien, zijn oorlog niet meer hebben kunnen voeren. Hij had zich dan ook in het hol van de leeuw gewaagd, in Chamberlains bolwerk Birmingham.Ga naar eind1 Ook Labour streefde tegen onder leiding van Keir Hardie, maar de pas eind 1900 opgerichte partij had praktisch nog geen invloed. MacDonald, haar eerste secretaris en later opvolger van Keir Hardie, was ronduit pacifist en droeg er de consequenties van, zoals hij ze ook, anders dan Lloyd George, in de grote oorlog nog zou dragen. Maar de man die beroemd geworden is door het met onbezweken trouw van het begin tot het eind voor de Boeren op te nemen was W.T. Stead, de redacteur van de Review of Reviews. Het kwam hem toe, dat hem verzocht werd het voorwoord bij de Heroes of the Boer War van Frederik Rompel te schrijven. Hij deed het januari 1903 en sprak ronduit van de ‘misdaad tegen de menselijkheid, waarmee de Britse regering de rijksannalen en de dageraad van de twintigste eeuw had bevlekt’.Ga naar eind2
De misdaad is ontdekt, de kosten zijn berekend: £ 250 miljoen. Maar de drijfveer? Waar moet men haar zoeken? Men kan het in cijfers zeggen. Op 3 oktober 1899 noteerden de Consolidated Goldfields aan de Londense beurs £ 2710s; 20 oktober, na het uitbreken van de oorlog £ 2810s.Ga naar eind3 Men kan het ook uit een andere hoek bezien en in woorden uitdrukken - en zegt dan toch weer hetzelfde. In 1900 dacht de macht in staalrechte rails. Achter de oorlog in Zuid-Afrika stak de imperiale droom van Cecil Rhodes: de spoorweg van Kaapstad tot Cairo, die heel het continent door- | |
[pagina 80]
| |
kruisen en beheersen zou. Het geweldige plan, te groot om ooit voltooid te worden, was nochtans maar droom in een veel omvangrijker droom. Wij kennen die zo precies als een droom maar te kennen is. In 1877 maakte Rhodes in Zuid-Afrika, waar hij zeven jaar tevoren gestrand was in de hoop er van de tering en zijn onvoltooide studie te genezen, zijn eerste ‘testament’, vierentwintig jaar oud: ‘de verbreiding van de Britse heerschappij over de wereld... de kolonisatie door Britse onderdanen van alle landen waar een levensonderhoud te winnen is door daadkracht, arbeid en onderneming en in 't bijzonder de bezetting door Britse kolonisten van heel het vasteland van Afrika, het Heilige Land, het dal van de Eufraat, de eilanden Cyprus en Kreta, heel Zuid-Amerika, de eilanden in de Stille Zuidzee, voorzover nog niet door Groot-Brittannië bezet, van de hele Maleise Archipel, de kusten van China en Japan, en de uiteindelijke herwinning van de Verenigde Staten als een integraal deel van het Britse rijk... koloniale vertegenwoordiging in een rijksparlement dat de verstrooide leden bijeen moet houden... en tenslotte de stichting van een zo grote mogendheid, dat oorlogen erdoor onmogelijk en de ware belangen der mensheid er door bevorderd zullen worden’.Ga naar eind1 Wonderlijk mengsel van fantasie van een kind en het visioen van een profeet. Men moet de levens- en wereldbeschouwing, waaruit het is opgebloeid niet op zijn intellectuele en morele fundamenten onderzoeken. Dan blijft er niets over dan wat onverteerde spreuken van Aristoteles, in Oxford opgevangen, de lectuur van Darwin, waaruit hij de gedachte van het al maar beter geput had, en die van Reades Martyrdom of man uit '72, die Afrika uit het duister der geschiedenis naar voren gehaald en in het licht van een ideaal getild had. En dan het door zoveel Engelsen destijds gedeelde geloof, dat als een God de wereld geschapen had, deze in de Brit het schepsel gekweekt had, dat, Hem het dichtst nabij, door Hem voorbestemd was om de wereld tot haar bestwil te beheersen. Niet daarnaar echter moet men deze droom beoordelen, maar naar de wil om hem te realiseren en naar het persoonlijk charisma, dat, voortvloeiend uit die wil, de mensen in zijn dienst tot die - zij het dan uiterst gedeeltelijke en gebrekkige - realisering zou dwingen, want Rhodes was veel meer - of minder - dan een dromer. De droom was slechts het coördinerend beginsel binnenin, dat de meesten ontging: voor hen was hij de onweerstaanbare, niet alleen omdat hij telkens weer meester bleek in hun wereld, maar vooral omdat hij het hun scheen in een wereld, die niet de hunne was: voor zijn Oxfordrelaties de diamantkoning, de premier van de Kaapkolonie, de stichter en bestuurder van Rhodesia, voor de diamantvrienden de geleerde, de politicus en veroveraar, voor zijn medepolitici de financier, de rijkste man ter wereld. En het was waar. Voor zijn vijan- | |
[pagina 81]
| |
den was hij de man, die de politiek misbruikte om zich rijk te stelen en zijn rijkdom om de politiek te bederven door haar in dienst van zijn mateloos machtsstreven te stellen. En ook dat was waar. De Britse politiek had het voorwerk gedaan door telkens als de Boerenrepublieken, hetzij in het oosten of in het westen naar een uitgang op zee streefden, er een grendel voor te schuiven; Leyds heeft het op het einde van onze periode, in 1914, op bevooroordeelde wijze als men wil, maar op klassieke tevens beschreven. In het oosten liep die omsingeling vast op de zuidgrens van Portugees Oost-Afrika; in '95 werd daar het laatste vrije stuk, Tongaland, tot Brits protectoraat verklaard.Ga naar eind1 In het westen daarentegen bracht het streven naar afsnoering van de Transvaal de Britten al noordelijker: Griqualand West werd in '80 al geannexeerd, het protectoraat Bechuanaland volgde een lustrum later, terwijl weer vijf jaar nadien, in mei '95, al de gebieden die Rhodes' Chartered Company zich sinds '89 verworven had - Matabele-, Mashona- en Barotseland - bij proclamatie in Rhodesia werden herdoopt naar hun ‘stichter’. Met Nyasaland in het noordoosten samen, dat al in '91 een Brits protectoraat was geworden, was de droom nu dan verwezenlijkt oostelijk tot aan het Nyasa-, noordelijk tot aan het Tanganyikameer. Hier waren het de Kongostaat en de Duitsers in Duits Oost-Afrika die verdere expansie, althans bij Rhodes' leven - hij stierf in '02 - weerstreefden. Wat hij volbrengen zou, had hij volbracht. Toen hij in '93 Lobengula, de koning der Matabele, verslagen wistGa naar eind2, seinde hij aan Jameson: Lucas xiv, vers 31. Misschien moet men er al een toespeling in lezen op de ‘raid’ van diezelfde Jameson in Transvaal, twee jaar later. Immers Krüger was nu ook in het noorden ingesloten en alleen de onafhankelijkheid der beide Boerenrepublieken stond nog in de weg aan de Unie van Zuid-Afrika... Het goud in Rhodesia viel bovendien tegen. Witwatersrand met Johannesburg zou voor onafzienbare tijd de belangrijkste vindplaats blijven en dat lag nu, ongelukkig - of gelukkig - in Transvaal... Hoe dit laatste bezwaar twee maanden na Rhodes' dood uiteindelijk werd overwonnen, hebben we gezien... En zijn rails, symbool van zijn lijnrechte drift, die alleen kwamen te kronkelen waar de werkelijkheid van weerbarstige natuur of mens die rechtlijnigheid omboog? Ook hier hadden ouderen het voorwerk gedaan. Het eerste stuk, Kaapstad-Wellington, was al in 1859 gelegd. De ontdekking van de diamantvelden bij Kimberley in '67 werd de aanleiding om het spoor tot daar door te trekken ('85). De Rhodesia Railways Company, in '93 gesticht, had reeds het jaar daarop het spoor tot Mafeking doorgetrokken. Drie jaar later al werd Bulawayo, de hoofdstad van Matabeleland, bereikt. Daar in de buurt op een der Natopobergen, die de inboor- | |
[pagina 82]
| |
lingen ‘gezicht op de wereld’ noemen, verheft zich ook Rhodes' praalgraf. Twee jaar na zijn dood, in 1904, is de lijn doorgetrokken tot de Victoriaval in de Zambezi, afbuiging naar het westen ter wille van deze bezienswaardigheid, de grootste waterval ter wereld, die toeristen lokt. In '05 was zij tot Kalomo, in '06 tot Broken Hill gevorderd, 3226 kilometer of vijf en een halve dag sporens van Kaapstad. Daar liep zij destijds dood, alsof zij aarzelde van nut te zullen zijn voor de kopermijnen van Bwana Mkubwa en Kasanshi, dan wel oostelijk af zou buigen naar het Tanganyikameer. Zij bestaat tot het eerste: de lijn naar Kambove in het rijke Katangadistrict van de Belgische Kongo, in '09 al gereed, heeft haar tenslotte toch nog een reële functie gegeven... Maar vliegtuig en auto hebben Rhodes' droom van het overige vervluchtigd. Rhodes zelf dacht zich nog een telegraaflijn langs zijn spoorweg, zelfs eerder, alsof de eerste de laatste de weg moest wijzen. Oorspronkelijk wilde hij haar langs de oostelijke oever van het Tanganyikameer aanleggen met Britse gewapende posten; maar dit stuitte op verzet van de Duitsers, die dit land sinds 1891 bezet hieldenGa naar eind1, waarop hij zich tot Leopold ii wendde met het voorstel hem de strook, westelijk van het meer af te staan in ruil voor de streek van Lado aan de Boven-Nijl. Maar de heren in de Wilhelmstrasse en aan de Quai d'Orsay wezen de Belgische koning er beleefdelijk op, dat dit zonder hun toestemming als medeondertekenaars van de Kongoakte bezwaarlijk zou gaan - en ook van die oplossing kon dus niets komen. Bij gelegenheid van een bezoek aan Berlijn, in februari '99, kwam de onbescheidene er tegenover de keizer persoonlijk op terug. Zij bleken de beste maatjes. Wilhelm schonk hem zelfs een van de vele gipsbustes van zichzelf, waarmee deze bescheidene de hele wereld aan zich dacht te verplichten. De telegraaflijn kwam er, zij het dan zonder Engelse bewaking. Al in '84 moet Rhodes' spoorwegplan geconcipieerd zijn, want toen Gordon pasja hem in dat jaar had uitgenodigd, zijn Sudanexpeditie tegen de Mahdi mee te maken, had hij geantwoord: geen tijd, maar we ontmoeten elkaar nog wel eens in Khartoum - maar dan kom ik van het zuiden daarheen. Ook aan de noordelijke tak was intussen, door lokale behoefte gedreven, gewerkt, voor uit Rhodes' droom het plan verrees; in '56 al bestond een lijntje Alexandria-Benha. In de jaren '90 werd het ook hier met de rails ernst: in '97 was Wadi Halfa, waar de Sudan begint, het jaar daarop Berber, in '99 Khartoum bereikt, ruim 2000 kilometer van het beginpunt, maar dan ook nog steeds en vermoedelijk voor altijd het verste dat per trein van Egypte uit te bereiken is. Politieke motieven kunnen aan die onderbreking slechts tijdelijk en gedeeltelijk schuld hebben. Wel had Engeland in '84 beloofd, Egypte uiterlijk op 1 januari '88 ontruimd te zullen | |
[pagina 83]
| |
hebben, maar zeggen en doen is vaak twee. Het is in dit geval de opstand van de Mahdi Mohammed Ahmed in de Sudan geweest, die het ‘doen’ in het precies tegenovergestelde van het ‘zeggen’ verkeerd heeft. Het Egyptische leger toch kon de opstandige geloofsheld niet aan, het Engelse eerst ook niet: Gordon pasja werd bij de bestorming van Khartoum in '85, waar hij ingesloten zat, gedood, twee dagen voordat Wolseley hem zou hebben bevrijd. En wel overleed enkele maanden daarna ook de Mahdi, maar Abdullahi zette de strijd op dezelfde voet voort. Dit was te gevaarlijker omdat in '92 ook de Belgen in dit gebied begonnen door te dringen: Van Kerckhoven met zijn troepen bereikte de Nijl bij Wadelai. Waarop, nog bedenkelijker, de Fransen, hierdoor weer op hun beurt gealarmeerd, in '93 Monteil uitzonden om alle land tussen de Bomu en de Nijl te bezetten. Kitchener weer moest de zaak opknappen. Het lukte net aan. Weliswaar toch bereikten in '97 de Belgen weer de Nijl, dit keer bij Rejaf, maar een opstand aan de Boven-Kongo leidde hen af. En toen in '98 Marchand de Franse vlag bij Fashoda plantte, en tegelijkertijd, volgens plan, Ethiopiërs de oostelijke oever bezetten, slaagde Kitchener er maar ternauwernood in zich deze nieuwe tegenstanders van het lijf te jagen. Pas toen, in '99, de opvolger van de Mahdi gesneuveld was, kon de Britse proconsul aan het mahdistenrijk voorgoed een eind maken. Een condominium, waartoe bij de overeenkomst tussen de Egyptische kedive en de Britse gouverneur Cromer van datzelfde jaar besloten werd, leek de beste oplossingGa naar eind1: in feite betekende zij uiteraard Brits bewind van Cairo tot Uganda. Hier, in deze voor de Britse trans-Afrikaverbinding onmisbare schakel, had evenals in het oostelijk daaraan grenzende Kenya, de Imperial British East Africa Company van McKinnon van 1877, ‘chartered’ sinds '88, haar werkterrein. In '92 echter stond deze maatschappij met charter en al op het punt het op te geven. Zonder tussenkomst van de regering zou het gebied voor het imperium verloren zijn; potentiële opvolgers waren er al: de Italianen in Somaliland, de Duitsers in Duits Oost-Afrika. Rhodes, als steeds op zijn qui-vive, was bang dat de Duitsers van hieruit, waar de rijksregering juist het jaar tevoren het heft in handen had genomen, een inval planden. Op dat tijdstip toevallig in Londen, met een grote kaart bij zich waarop heel het bedreigde gebied roze gekleurd was, bewerkte hij Gladstone en Harcourt. Hij bood aan voor £ 25 000 per jaar het hele gebied te besturen, al gaf hij toe, dat er verder niets aan te verdienen was.Ga naar eind2 De Christian Missionary Society hielp hem naar krachten. Ook zij had steun nodig in haar strijd, niet zozeer tegen de ‘heidenen’ overigens als wel tegen de katholieke missionarissen uit Frankrijk.Ga naar eind3 Lord Rosebery steunde hem. | |
[pagina 84]
| |
Een missie met Rhodes' broer Frank als een der leden zou de situatie ter plaatse opnemen: een voorlopig protectoraat van 1 april '93, het volgend jaar door het formele vervangen, was het resultaat. Harcourt, de felle tegenstander eerst, diende zelf de wet in met het subsidie voor de Ugandaspoorweg: 20 december 1901 was de eerste trein al aan het Victoriameer aangekomen, waar hij aansloot op de Kenyaspoorweg van Mombasa over Nairobi die bij Kisumu aan het meer kwam.Ga naar eind1 De ‘grote’ lijn was het niet maar toch wel de verwerkelijking van wat nog geen tien jaar tevoren ook een droom leek en het zou toch een zijlijn daarvan geworden zijn, als het traject Broken Hill-Kisumu ooit aangelegd was. Het ziet er op het eerste gezicht zo stout, zo triomfantelijk uit: een spoorlijn van ruim 9700 kilometer door heel een continent waarvan het grootste gedeelte nog amper verkend was, terwijl de lengte van de Siberische, van Petersburg tot Wladiwostok, ‘maar’ ruim 8900 kilometer bedraagt. Toch: 22 november 1901 kon graaf Witte de tsaar telegrafisch gelukwensen met de voorlopige voltooiing (met uitzondering van het pas in de oorlog met Japan gebouwde lijntje om het Bajkalmeer heen), terwijl van de Transafrikaanse ‘maar’ de kleinste helft is afgebouwd.Ga naar eind2 Toeval? Natuurlijke moeilijkheden? Politieke hindernissen? Alle drie zijn aanwezig: het toeval (?), dat de auto en het vliegtuig deed uitvinden juist in de jaren dat de beslissing over het middenstuk had moeten vallen, de natuurlijke moeilijkheden, die met de technische mogelijkheden van destijds hier en daar schier onoverwinlijk moesten schijnen en vooral de politieke. Wij hebben ze gezien, in Zuid-, in Noord- en in Midden-Afrika. Niettemin, het schijnt alsof de diepste oorzaak elders ligt. Het is alsof het Britse imperialisme in dezelfde tijd dat het al de triomfen viert waarvan hier sprake was, een weifeling vertoont, die daar oppervlakkig gezien mee in strijd is, er bij nader beschouwen echter de oorzaak van blijkt. Het gejaagde tempo dezer veroveringen verraadt een vrees omtrent de duur van de gelegenheid daartoe. De aanval lijkt in de grond door een gedachte van verdediging beheerst. Rhodes heeft het op één punt ook uitgesproken tegenover de parlementaire enquêtecommissie inzake de fameuze Jamesonraid. Hij was, zei hij, bij het maken van de fout, die hij trots toegaf, ten zeerste beïnvloed geweest door de overtuiging, dat de politiek van de Transvaalse regering bedoelde een andere buitenlandse mogendheid in de Zuidafrikaanse zaken te betrekken.Ga naar eind3 En al zat de naakte waarheid er niet aan tafel, want tenslotte was de hertog van Fife, schoonzoon van de latere koningGa naar eind4, een der directeuren van de ‘Chartered’ en gingen noch Chamberlain noch zelfs lord Rosebery vrij uit, vermoedelijk heeft hij deze uitspraak ook gemeend en zo niet, dan toch begrepen dat zijn verontschuldiging | |
[pagina 85]
| |
waarschijnlijk genoeg klonk om indruk op zijn ondervragers te maken. Hoe ver is de rusteloos-onbeheerste drift van een Cecil Rhodes verwijderd van de flegmatieke zelfverzekerde Brit der traditie, zoals Jules Verne die in zijn Phileas Fogg had uitgebeeld! Rhodes, goed, was met al zijn zakenflair een romanticus. Maar daar staat tegenover, dat hij de enige niet is in het Britse rijk, die de rijzende ster van het Duitse vreesde. Darcy zag, in mei 1900, Duitsland zelfs als een veel gevaarlijker mededinger voor Engeland bij de verovering van Afrika dan zijn eigen land.Ga naar eind1 Arvède Barin schreef er destijds een artikel over in de gezaghebbende Revue des Deux Mondes, waarin hij de woorden van Edwin Williams aanhaalde, die gezegd had dat de industriële suprematie van Groot-Brittannië lange tijd een tot axioma geworden gemeenplaats geweest was, doch nu bezig was een mythe te worden, en voor wie het ‘made in Germany’ tot een schrikbeeld geworden was. Het was geen hersenschim. Keukengerei en kinderspeelgoed, bierpullen en kachelpoken, ja tot opera's toe, met zangers, orkestleden, dirigent en al, kwamen uit Duitsland.Ga naar eind2 In datzelfde tijdschrift wees J. Depelley er op, dat de censuur op de telegrammen uit Zuid-Afrika Engeland alleen mogelijk was doordat bijna alle telegraaflijnen in Engelse handen waren, en zijn waarschuwing bedoelde aan die misstand een einde te maken.Ga naar eind3 En niet slechts van Duitse of Franse zijde kwam die bedreiging. De North America Review bracht in '99 een artikel vol cijfers en documenten, dat de neergang van de Engelse handel behandelde, en voorspelde dat Engeland zich weldra met de derde plaats zou moeten vergenoegen, na de Verenigde Staten en Duitsland.Ga naar eind4 Dit was geen grootspraak. Staal maakten de Verenigde Staten, sinds Morgans opgang, drie maal zoveel als het Verenigd Koninkrijk. De Cunardline kon het al niet dan met een subsidie tegen Morgans vloot volhouden.Ga naar eind5 Van die Amerikaanse activiteit bracht de Daily Mail omstreeks diezelfde tijd een verontrustend staaltje: Amerikaanse firma's lagen niet alleen op de loer voor grote orders tot herstel van de bruggen bij Bullers opmars door de Boeren vernield, maar hadden, min of meer op de hoogte van welke het waren, de onderdelen ervan al voor onmiddellijke verscheping gereed liggen.Ga naar eind6 In 1900 is, voor het eerst, de Engelse handelsbalans passief. Seeley had al eerder gewaarschuwd. Zijn lezingen, in '83 gehouden, waren in dat jaar ook uitgegeven onder de titel Expansion of England, maar de negende druk uit het jaar van zijn dood - '95 - en ook de twaalfde van 1900 bevatten nog altijd dezelfde omineuze zin, dat zijn hoorders het mogelijk nog zouden beleven, dat Amerika en Rusland alle staten die nu groot genoemd worden, in macht zouden overtreffen.Ga naar eind7 Hij hield het niet voor | |
[pagina 86]
| |
waarschijnlijk, maar hij zag toch de mogelijkheid onder ogen, dat Engeland eens door een Europese oorlog gedwongen zou worden, zijn troepen uit India terug te trekken, waarop zijn macht ginds geheel berustte. Inderdaad: 0,3 miljoen Engelsen op 300 miljoen Indiërs.Ga naar eind1 Nog verder weg, maar al te dicht bij de Engelse belangen, lag Japan. In '97 al waren waarschuwingen omtrent Japanse handelscompetitie uit de Straits, uit Hongkong en zelfs uit Australië (waar in de staat Victoria een derde der zakdoeken van Japanse makelij was) bij het ministerie binnengekomen.Ga naar eind2 Sedert de oorlog met China, sedert vijf jaar in 1900, had Dai Nippon zijn oorlogsvloot met 200 000 ton waterverplaatsing uitgebreid tot 260 000 ton en, erger nog, in diezelfde tijd zijn handelsvloot veel meer dan verviervoudigd, van 150 000 op 650 000 ton gebracht. De schepen waren, zeker, meest nog op Engelse werven gebouwd, maar hoe lang zou dat duren, als de werven van de Mitsu Bishi Engine and Iron Works reeds 30000 man personeel hadden.Ga naar eind3 In 1902 zou Engeland zijn belangen ginds veilig stellen door een bondgenootschap met datzelfde Japan, maar ook dit was afweer - tegen Rusland. Seeley, zeker, was een imperialist, maar meer uit zelfbehoud. Niet een van het type van de Primrose League, geen bewonderaar van Bensons door Elgar op muziek gezette ‘wider still and wider thy bounds be set: God who made thee mighty make thee mightier yet’, geen aanhanger van Rudyard Kipling, die, terwijl hij dacht de stormvogel van het Britse imperialisme te zijn, er veeleer de zwanenzang van zong, omdat het zelfzekere machtsgevoel van het ‘civis Britannicus sum’ zich in zijn gedichten heeft overschreeuwd. ‘Bombastisch’ noemde Seeley al deze ‘school’, tegenover de ‘pessimistische’, die hij evenmin aanhing, maar waaraan hij toch eer, hoezeer ook zijns ondanks, de voorkeur geeft. Een latere geschiedschrijver van het imperialisme zou deze situatie in het licht tillen van wat in 1900 nog toekomst was. Zolang drang naar daden en landhonger, zou hij schrijven, op Afrikaanse bodem verzadigd werden, rustten in Midden- en West-Europa de wapens. Britten, Fransen en Duitsers stelden zich tevreden door zich in een reeks verdragen van ‘zwarte’ landen te verzekeren. Deze overeenkomsten waren even zovele wapenstilstanden tot uitstel van de oorlogGa naar eind4, de oorlog die zij niet wilden, maar die zij opriepen door hetzelfde middel waarmede zij hem trachtten te voorkomen. Omdat hij hetzelfde doel diende met dezelfde middelen moest Rhodes' droom van de rechte rails tussen Kaapstad en Cairo droom blijven, in een veel diepere zin dan dat zij nooit over de hele lengte gelegd werden. Vijftig jaar nadien is er van de droom der Britse wereldheerschappij niets anders over dan de papieren neerslag, is Azië vrij en Afrika bezig zich vrij te maken. Niet Rhodes' romantische droom, maar Seeleys nuchtere voorspelling is in vervulling gegaan. |
|