Op het breukvlak van twee eeuwen
(1976)–Jan Romein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Hoofdstuk III De draak ontwaaktHet ‘Keng’-jaar van de Chinese zestigjarige cyclus - om de tien jaar was er een - dat tegelijk het zesentwintigste was van Kwanghsü, de officieel nog regerende keizer, ons jaar 1900, werd voor China een jaar, drachtig van toekomst. Dat het een rampjaar zou worden, hadden de wichelaars al voorspeld en een gebeurtenis aan de vooravond ervan was de voorspelling als het ware komen bevestigen. Op 30 december 1899 was, ergens in de buurt van Tsinan, een Engelse zendeling, Brooks, vermoord. Prompt gebeurde, waarvoor een paar maanden later de Britse premier, de markies van Salisbury, op een vergadering onder voorzitterschap van de aartsbisschop van Canterbury zou waarschuwen - al bedoelde hij het net even anders - toen hij zei, dat de zendelingen goed zouden doen, zich wat rustiger te houden, omdat anders hun arbeid tal van mensenlevens kost en hun godsdienst de naam krijgt van werktuig te zijn in handen van veroveraars.Ga naar eind1 Van de zeven erbij betrokken Chinezen werden er drie veroordeeld om onthoofd te worden, een werd er geworgd, een kreeg levenslang, een tien jaar gevangenisstraf en een werd voor twee jaar verbannen; vier dorpshoofden binnen wier jurisdictie de euveldaad was volbracht, kwamen er met geseling af, er moest voorts een schadevergoeding worden betaald van 9000 taels en op de plek van de werkzaamheid van het slachtoffer een gedenkplaat te zijner ere worden opgericht: 500 taels.Ga naar eind2 Of deze er nog staat, weten wij niet. Het voorval was noch helemaal toeval, noch helemaal opzet. Het was in diepste wezen symptoom van de toenemende reactie van het Oosten op de actie van het Westen. Maar de Tsungli yamen, het bureau dat sinds 1860 de buitenlandse zaken namens de keizer behartigde, had ja, in de grond ook wel met dit diepste wezen, maar toch allereerst met de politieke werkelijkheid van de dag te maken. Het was daar maar al te zeer bekend, dat de positie van de vreemdelingen in hun land niet zodanig was, dat zij een gebeurtenis over hun kant zouden laten gaan, zoals uit het gemelde vonnis, dat door mr. Campbell van het Britse consulaat in Shanghai met twee secretarissenzendelingen - de provinciale rechter van Shantung als bijzitter - werd geveld, ook weer zou blijken. Er waren voorbeelden, dat geringere aanleidingen tot het afdwingen van nieuwe concessies hadden geleid, waarbij men - niet in de Tsungli yamen, maar wel in de Europese legaties - gemakshalve maar over het hoofd zag, dat nu juist in die concessies de bron van | |
[pagina 59]
| |
de onrust was gelegen, die tot uitspattingen als de voornoemde leidden. Na een keizerlijk decreet van 4 januari 1900 dat olie op de golven spreidde, kwam er de 11de een, dat onbedoeld, maar onvermijdelijk olie op het vuur gooide. Het gaf namelijk wel toe dat in de laatste tijd roof en plundering waren toegenomen tengevolge van de activiteit van benden, die ook de moord in kwestie op hun geweten hadden, en erkende mitsdien de noodzaak van hun hardhandige onderdrukking, doch het nam aan de andere kant met des te meer klem die verenigingen van loyale onderdanen in bescherming, die zich oefenden te hunner eigen bescherming of dorpen aaneensloten tot wederzijdse verdediging.Ga naar eind1 De Europeanen hadden nauwelijks woorden om hun verontwaardiging over dit ‘dubbelzinnige’ decreet te luchten, in werkelijkheid gaf het slechts, zoals nader onderzoek geleerd heeft, de waarheid weer. Brooks was inderdaad onder Boksershanden gevallen. Maar de Bokserbeweging bestond uit, in hoofdzaak, twee elementen, die de westerlingen destijds niet uit elkaar hielden, in de eerste plaats omdat zij slecht op de hoogte waren - Peking gold toen niet als gezantschapspost waar de werkelijk bekwame diplomaten werden heen gezonden, die toen nog voor de Europese hoofdsteden werden gereserveerd - in de tweede plaats, omdat men toen van massabewegingen in het algemeen en van rechtsradicale in het bijzonder geen idee had. En daarom juist ging het hier. Het ene element van de Bokserbeweging was een soort volkomen wettige volksmilitie, de I-ho t'uan, zoals de daarmee sympathiserenden, de I-ho ch'üan, zoals haar vijanden haar noemden. Het eerste betekende zo ongeveer rechtschapen en verenigde patriotten, het tweede kon in zijn laatste woord ook ‘vuist’ betekenen. Het tweede element, dat het eerste doorgistte, op de wijze waarvan later ook de Europese geschiedenis voorbeelden te over heeft leren kennen, zodat men het geheel ook als tot ‘mantelorganisatie’ geworden aanhang van het tweede element kan zien, waren voornamelijk de leden van een inderdaad geheime organisatie zoals China er in de loop van zijn eeuwenoude geschiedenis zoveel gekend heeft, de Taiping, de Zwarte Vlag, de Witte Lelie, de Triaden. Dit keer was het de Ta Tao Hui of Vereniging van het Grote Mes of Grote Zwaard, de Boksers in engere zin. Zij hadden een patriottisch-mystieke tint, deden veel, als de militie ook, aan lichaamsoefeningen, vandaar ‘boksers’ - vrucht tenslotte van de Japanse en Duitse dril, waarmee het geregelde leger werd opgevoed, maar maakten daarnaast gebruik van allerlei bezweringen en tovenaarstrucjes, die hen onoverwinlijk en onkwetsbaar maken moesten. Aan hun ‘uniformen’ kwam veel rood te pas; geel waren hun banieren met de leus ‘leve de dynastie, verjaag de vreemdelingen’. Vaderlandsliefde was hun kracht; hun zwakheid was, dat zij geen program hadden voor, ja geen | |
[pagina 60]
| |
gezindheid zelfs tot hervorming. Hoe zouden zij ook, onontwikkelde boeren en lompenproletariërs als zij waren en met prins Tuan en Yühsien, beiden aartsreactionair, als hun beschermers achter de schermen? Hun zwakheid was ook, maar dat konden zij toch evenmin helpen, dat juist deze armsten der armen, zonder het te beseffen, aan het Westen dat zij bestreden, waren overgeleverd, omdat juist zij aangewezen waren op de import uit het Westen van goedkope textiel- en andere fabriekswaar. Om te begrijpen, waarom die antiwesterse actie juist in de jaren omtrent de eeuwwisseling zulke vehemente vormen aannam, moeten wij teruggaan tot 1894-'95. Met de nederlaag tegen Japan was in China de jacht op concessies op een tevoren ongekende schaal geopend. Het regende opgedrongen leningen; de ene afgeperste spoorwegconcessie volgde de andere, het ene pachtgebied na het andere werd uit het rijk gescheurd. De Duitsers waren begonnen met Kiaochow in te palmen. De plannen lagen in de zomer van '97 al gereed, toen de moord op twee katholieke missionarissen de uitvoering kwam verlichten. Maart '98 was het zover. Zij kregen het begeerde, met nog preferentiële rechten in het achterland Shantung, de geboortegrond nog wel, naar de traditie wilde, van Confucius, ‘als bijzonder bewijs van de dankbare waardering der vriendschap, door Duitsland aan de keizerlijke Chinese regering bewezen’. De Russen, allang aan het wroeten trouwens in Korea en Mantsjoerije, volgden nog in dezelfde maand met Port Arthur en het schiereiland Liaotung. De Fransen ‘pachtten’ een maand later de baai van Kwangchow in het zuiden en de Engelsen vonden daarin niet alleen aanleiding om hun achterland bij Hongkong te laten uitbreiden, maar nestelden zich tenslotte in de zomer na een protest tegen de andere rovers - zeker is zeker - tussen de Duitsers en Russen in Weihai. Zelfs de Italianen zouden niet achterblijven: maart '99 vroegen ze de baai van Sanmen aan het midden van de Chinese kust te mogen pachten met het grootste deel van de provincie Chekiang als invloedssfeer.Ga naar eind1 De algehele uitverkoop was begonnen. Maar hij ging niet door. De Italianen kregen nul op het rekest al had ook een vloot van vier schepen met honderdtien kanonnen het ‘verzoek’ ondersteund - erg onredelijk, want zij hadden tenminste, vond een correspondent uit Peking, de moord op een hunner missionarissen kunnen afwachten.Ga naar eind2 Er was ook inmiddels in China zelf het een en ander gebeurd. De Aziatische volken hadden twee afweermogelijkheden tegen westerse penetratie. Zij konden of zich isoleren en blijven wat zij waren, of wel zich aanpassen en het westen met zijn eigen wapenen bestrijden. Japan is het klassieke voorbeeld dat achtereenvolgens beide methoden consequent en met succes heeft toegepast. China kent echter beide methoden evenzeer, al is het beeld hier verwarder. De hon- | |
[pagina 61]
| |
Russische spotprent op het ingrijpen van de Europese mogendheden in de Boxer-opstand. De Spaarnestad.
| |
[pagina 62]
| |
derd dagen der hervorming - 10 juni - 20 september '98 - waren een poging om de weg der bestrijding-door-aanpassing te bewandelen. Voorstanders van die weg waren er genoeg; de voornaamsten dan zijn Sun Yat-sen en K'ang Yu-wei. Er was een groot verschil tussen beiden. De eerste, die in het toch al antidynastieke Canton werkte, begreep dat eerst de binnenlandse vijand verslagen moest worden, voor de buitenlandse aan de beurt was of beter, dat het moderniseringsproces strijd tegen beide tegelijk veronderstelde; de tweede dacht dat de hervormingen langs evolutionaire weg mogelijk zouden zijn en kreeg daarom nu zijn kans. Hij had de keizer op zijn hand, maar wie hij niet op zijn hand had - en dat zou belangrijker blijken - was de oude keizerin-weduwe Tz'u-hsi. Toen zij de lucht kreeg - en zij had een fijne neus, de ‘oude Buddha’ - van een komplot door de hervormingspartij tegen haar en haar voornaamste adviseur en legeraanvoerder Jung Lu gesmeed, is zij deze voor geweest; Kwanghsü moest maar ondertekenen: dat hij eigenlijk geen wettig keizer was, bovendien ziek, en dat hij met een gerust hart de zorg voor de regering in een zo moeilijke tijd aan haar toevertrouwde. Op die septemberdag van '98 sloot Tz'u-hsi de Chinese grabbelton zonder nieten. Zij heeft de antiwesterse volksbeweging gebruikt om haar macht en daarmee de dynastie te redden. Geen stap verder echter: zij heeft steeds zorg gedragen, ze ook als opstandelingen weer te kunnen verloochenen voor het geval het mis zou gaan, en toen het mis ging, heeft zij ook niet geaarzeld dat te doen. Het dubbele karakter der beweging, loyale militie enerzijds, mystieke rechts-revolutionairen anderzijds, bood die gezochte mogelijkheid ener dubbele politiek. Graaf Ito, toen Japans premier, wist het wel en tegenover een correspondent van The Times, sir Valentine Chirol, heeft hij er in een onderhoud dat kort na de onderdrukking van de ‘opstand’ plaats had zoveel over losgelaten als hij kwijt wilde: de Engelsen, zei hij, hebben na de Taipingopstand ten onrechte de Mantsjoedynastie weer overeind geholpen. Bang voor de antidynastieke tendens in elke Chinese volksbeweging, heeft de meesterlijke oude dame de spits der beweging tegen de vreemdelingen gekeerd. Maar de wind die zij daarmee gezaaid heeft, ging hij voort, zou een storm worden, die de vreemdelingen zou wegvagen.Ga naar eind1 Hiermee had de geschiedenis voor de belangrijkste voorwaarden gezorgd, die zowel het uitbreken als de omvang, zowel de kracht als de zwakte en tenslotte de uiteindelijke ondergang der beweging kunnen verklaren: de inbraak van het Westen, tegelijk onbeschaamder en huichelachtiger dan ooit, sinds zestig jaar geleden de Engelsen de wet waren komen stellen terwille van de opiumhandel. De antiwesterse volksbeweging, even hoogoplaaiend als bij de Taipingopstand, toen een halve eeuw terug, gevoed | |
[pagina 63]
| |
als zij nu werd door nieuwe werkelijke en vermeende klachten: overstroming van de Gele Rivier en dus hongersnood, die beschouwd werden als veroorzaakt door de toorn der goden, in hun strijd tegen de God wiens macht de zendelingen voortdurend uitbazuinden; spoorwegen, bij wier aanleg de begraafplaatsen der voorvaderen omgewoeld werden - de eigenlijke strijd speelt zich af in de spoorwegdriehoek: Paoting, Tientsin, Peking - en waarvan de bevolking ook afgezien daarvan allerlei naars verwachtte, precies zoals dat indertijd in Europa het geval is geweest; telegraafpalen die in het luchtrijk der geesten inbraken, stoomboten die de jonkenbouwers, rivierschippers en slepers het brood uit de mond stalen, machines en techniek die het handwerk vernielden; er kwamen steeds meer van die buitenlandse firma's met namen die een eerlijk mens toch niet kon uitspreken, ook al had hij kunnen lezen. Ze wisten niet, dat het er een duizend waren met een kleine twintigduizend employésGa naar eind1; wel dat het er veel waren, te veel, veel te veel. En dat alles gebracht door ‘vreemde duivels’ met een onverdragelijk meerderheidsair, tegelijk met een vreemde, onverdraagzame godsdienst, welks aanhangers door de week precies het omgekeerde deden van wat zij zondags beleden.Ga naar eind2 Wat dat misplaatst gevoel van meerderheid betreft, gingen zelfs de Amerikanen niet vrij uit, die zich over de roof toch oprecht verontwaardigd toonden. Over hun verontwaardiging kan geen twijfel bestaan, over de oprechtheid ervan wel, als men het vergeten feit opdiept, dat Hay, onder druk van de vloot, in december 1900, toen de oorlog al wel afgelopen, maar de vrede nog niet getekend was, zich ook een stuk uit de Chinese meloen wilde reserveren door zijn eis van een Amerikaans kolenstation ten noorden van Fuchow in Fukien. Het ging niet door, niet tengevolge van Chinees, maar van Japans protest. In Tokyo merkte men fijntjes op, dat dit toch moeilijk te rijmen viel met Hays pogingen, de territoriale integriteit van China te handhaven.Ga naar eind3 Maar wat het meerderwaardigheidsgevoel betreft: al in 1892 was de uitsluiting der Chinezen, die aanvankelijk als goede en goedkope arbeidskrachten in de Verenigde Staten welkom waren geheten, nationale politiek geworden. En wat het christendom aangaat, Henri Borel had zich de weinige moeite aan zijn pamflet tegen de zending besteed kunnen besparen.Ga naar eind4 Niet tegen het christendom als zodanig was de beweging gericht, zelfs niet of toch niet voornamelijk tegen de zendelingen en missionarissen als zodanig. Het is waar, dat zij lang niet altijd tactisch optraden, dat zij te vaak alleen maar vurige, onverdraagzame en elkaar beconcurrerende evangelisten waren, die alle heidenen liefderijk maar hooghartig over één kam schoren. Als zij vooral het slachtoffer werden, dan in hoofdzaak omdat zij de enige vreemdelingen waren die buiten het bereik der blanke | |
[pagina 64]
| |
bajonetten woonden. Als het circus van Barnum en Bailey er destijds rondgetrokken had, zou dat het hebben moeten ontgelden. En dan, voorlaatste voorwaarde, het grote verschil met vroeger, nu een regering van wier heimelijke steun althans de beweging overtuigd was. Bron van kracht maar tegelijk van zwakte ook dit. Van kracht, omdat na het openlijk uitbreken der vijandelijkheden de beter bewapende officiële legers gemene zaak met de ‘opstandelingen’ maakten. Van zwakte, in de eerste plaats, omdat de steun der dynastie de beweging niet buiten de vier regeringsgetrouwe provincies Shantung, Chihli, Shansi en Shengking (Zuid-Mantsjoerije) bracht, ja weldra tot Chihli beperkte, omdat men in de rest van China niet bereid was een beweging te steunen, die zich door de hulp der dynastie compromitteerde; daar beschouwde men het ‘mandaat des Hemels’ als al lang aan de Mantsjoes onttrokken. In de tweede plaats, omdat de dynastie al steunend toch ook weer remde, niet bereid als zij was, de beweging een dag langer te steunen dan haar belang gedoogde. Als laatste voorwaarde komt daar tenslotte nog bij, hoe paradoxaal het moge klinken, de aanvankelijke lauwheid van de Europese kanselarijen tegenover de beweging. Voorzover deze niet op gebrek aan inzicht berustte, bepaalden belangen haar. Het zou immers de eerste keer niet zijn, dat uit een klein nadeel groot voordeel te halen viel. De uitspraak van Koeropatkin, de Russische minister van oorlog, bij het uitbreken der ongeregeldheden, is overgeleverd: ‘Dit zal ons een excuus bieden om ons van Mantsjoerije meester te maken’Ga naar eind1 - het excuus is dankbaar aanvaard ook en het is niet uitgesloten, dat er zelfs een paar roebels aan gewaagd zijn, het vuurtje op te stoken. De woede van Wilhelm is evenzeer bekend, toen hij net voor het vertrek van von Waldersee vernam, dat de gezanten allen nog in leven waren en de geallieerden onder de Rus Linjewitsj de legaties zelfs al zonder de Duitsers ontzet hadden.Ga naar eind2 Bij deze uiteenzetting van de omstandigheden die de Bokserbeweging haar vlucht hebben gegeven, zijn we hier en daar op de feiten ervan vooruitgelopen. Een korte samenvatting daarvan moge duidelijk maken wat nog onduidelijk bleef. Kort, want niet de opstand als zodanig geldt ons onderzoek, dat zonder gebruik der Chinese bronnen niets nieuws meer kan opleveren, maar de actie van en vooral de reactie op Europa, waar men er zo mee meeleefde, dat het nieuws uit China een tijdlang dat omtrent de oorlog in Zuid-Afrika van de eerste bladzijde der nieuwsbladen verdrong. Op het ‘dubbelzinnige’ decreet van 11 januari volgde, de 27ste, een eis, voor het eerst door de gezanten van Engeland, Frankrijk, Duitsland en Amerika gezamenlijk opgesteld: de hele beweging moest verboden en onderdrukt worden. Geen antwoord. Een maand later nieuw rekest. Bij het | |
[pagina 65]
| |
formele antwoord is ingesloten een edict van Yü-lu, gouverneur van Chihli, waarbij de I-ho t'uan weliswaar verboden werd, maar nu juist de Ta Tao Hui niet met name genoemd werd - verdedigbaar van Chinees standpunt omdat die formeel nooit anders dan een verboden vereniging geweest was, maar onbevredigend van Europees standpunt.Ga naar eind1 Toen dus ook dat niet hielp, 7 maart een telegram naar de diverse regeringen om het nooit falende middel, een vlootdemonstratie in de Noordchinese wateren. Zij kwamen. Dan, met nieuwe nadruk, de eisen van wachtposten in de legatiewijk te Peking, waarop na een week het niet geheel adequate antwoord komt van Yü-hsiens benoeming tot gouverneur van Shansi, van de man dus, die uiteindelijk verantwoordelijk werd gesteld voor de moord op Brooks als destijds gouverneur van Shantung. Op 14 mei verscherpt de toestand merkbaar. Anti-vreemdelingenplakkaten in de straten van Peking. Die zelfde dagen een zeer ongunstig bericht van de Franse bisschop Favier, dat via de Franse gezant Pichon de verschillende legaties bereikt: Peking zou omsingeld zijn, de antichristelijke agitatie slechts voorwendsel, het ging tegen de vreemdelingen, zoals duidelijk op de vaandels van de Boksers te lezen staat. Nieuw protest, 21 mei verzonden. De 24ste het antwoord: men begreep het niet goed, meende aan het verzoek al de 18e voldaan te hebben. Daarop de 26ste nieuwe ultimatieve eisen, die in zover belangrijk zijn, dat de heldersten onder de Boksers nu gaan inzien dat de regering, hoe aarzelend ook, in wezen toch steeds weer toegeeft. Niet het rechtse element, maar het radicale geeft voortaan de toon aan. Het is eigenlijk de gedachte van Sun Yat-sen, die zich toen op zijn zwerftocht bevond, waarbij hem zeventien jaar lang, van 1895-1912, een gewelddadige dood boven het hoofd hing. Het antwoord op de nieuwe vernedering was de bezetting van het station Teng-t'ai. De beweging ontglipte aan de reactie. De uitgezonden soldaten die geen behoefte hadden het bezit van buitenlanders te beschermen, verbroederden zich met de Boksers Ingenieurs van de Frans-Belgische spoorweg bij Paoting, hierdoor bang geworden, trachten met hun gezinnen naar Tientsin te ontkomen. Bij een botsing op die tocht vallen er vier om niet weer op te staan. Er vloeit meer bloed: op 1 juni gaan twee zendelingen er aan. Het is wel het enige Europese bloed dat sinds Brooks' dood gevloeid is - met Chinese christenen was het anders gegaan - en de enige aanval zelfs op ongewapende vreemdelingen. Maar nochtans. De wachten bij de legaties, toch nog met toestemming van de Chinese regering doorgelaten, zijn maar net op tijd, als zij 31 mei aankomen. Maar zouden zij - het ging maar om in totaal ruim driehonderd man met twaalf officieren - zouden zij wel voldoende zijn, nu overal in de onmiddellijke omtrek van de stad de Boksers opdoken, | |
[pagina 66]
| |
een rode doek om het haar, rode banden om polsen en enkels, en een vlammend rode ceintuur, gewapend met een groot mes en een lans, voorop een rode vlag en gele spandoeken met leuzen en bevelen... Het stond te vrezen en op verzoek brak admiraal Seymour de 10de juni met een tweeduizend man uit Tientsin op ter ontzet. Deze tocht mislukte. De dag daarop al, midweegs, bleek de vernieling van de verdere spoorweg zo grondig, dat de bevelhebber voor de keus stond of verder te marcheren of terug te gaan. Een serieuze aanval van keizerlijke troepen deed hem tot het laatste besluiten. De eerste gewapende botsing verscherpte de situatie meer dan iets daarvoor. De oude Buddha riep de hulp in van - naast haar - China's meest ervaren politicus Li Hung-chang, maar benoemde tegelijk prins Tuan, de officieuze beschermer der Boksers als co-president in de Tsungli yamen en deze liet alle onderkoningen en gouverneurs weten, dat zij gemachtigd waren wapengeweld met wapengeweld te keren, ook zonder overleg met Peking. Hierdoor aangemoedigd, drongen de Boksers nu zowel Peking als Tientsin binnen en daarop weer antwoordden de geallieerde admiraals de 16de met de forten van Taku aan de mond van de Peh Ho in te nemen. De Chinese oorlogsverklaring die dit krijgsbedrijf tot gevolg had, legde men in Europa echter naast zich neer, als niet van pas. Het volgend bedrijf van het drama speelt hoofdzakelijk te Peking. Daar was de 11de al de kanselier van het Japanse gezantschap Sugiyama vermoord, toen hij bij een der stadspoorten tevergeefs naar het ontzettingsleger stond uit te zien. De 19de gelastte de Chinese regering de gezanten, terwille van hun eigen veiligheid binnen vierentwintig uur de stad te verlaten. Baron von Ketteler, de Duitse gezant, die blijkbaar niet bang was - hij had eerder al eens een gewapende Bokser afgeranseld met zijn stok - begaf zich de volgende morgen voor een protest tegen de uitwijzing in zijn draagkoets met een ongewapend Chinees geleide naar de Tsungli yamen, maar is er nooit aangekomen. Een sergeant van de reguliere troepen heeft hem onderweg doorschoten. Dit schijnt niet zonder verband met het agressieve optreden van de legatiewachten, dat Europese ooggetuigen geenszins verhelen.Ga naar eind1 Diezelfde dag heeft de vreemdelingenhaat het toppunt bereikt, waarop hij van tragiek in dwaasheid omsloeg: bij decreet wordt het verboden op de a.s. literaire examens opstellen te maken waarin de karaktertekens voor een der geallieerde landen zouden voorkomen.Ga naar eind2 Op diezelfde dag begon ook de belegering van de legaties, die zou duren tot 14 augustus. Acht bange weken voor de ingeslotenen: ongeveer vierhonderdvijftig burgers, hetzelfde aantal militairen en een paar duizend Chinese, daarheen gevluchte bekeerlingen. En toch vraagt men zich | |
[pagina 67]
| |
af: was het ernst? Uit de beschrijving van Putnam WealeGa naar eind1 zou men zeggen: en of; uit die van Allen: waarschijnlijk. Doch als men bedenkt, dat de gebouwen, die wel versterkt, maar toch geen forten waren, in al die tijd noch ingenomen noch totaal verwoest, dat er na het ontzet slechts vijftig doden aan de kant der belegerden te betreuren waren, terwijl de belegeraars toch de beschikking hadden over moderne Männlicher-geweren en Krupp-kanonnen, dan twijfelt men en houdt bij laatste overweging de indruk over, dat er toch veel pleit voor de veronderstelling, dat de Chinese regering het uiterste eer heeft willen voorkomen dan bereiken. Van 3 juli af zijn er tekenen, die daar eveneens op wijzen. De Grote Raad richtte zich die dag tot de Tsungli yamen in een schrijven, waarin de latere legende al staat afgetekend: de misdaden zijn door bandieten gepleegd en er wordt hulp in gevraagd om hen te bestraffen aan - de vreemdelingen. Brieven van 19 juli aan de betrokken staatshoofden, met een buiging aangeboden door de Chinese gezanten, die als opdracht hadden de diplomatieke betrekkingen op de gewone voet voort te zetten, wraken de Boksers al evenzeer als rebellen en doen een beroep op de mogendheden de zaken te regelen.Ga naar eind2 Op 27 juli bereiken zelfs vijftien wagens met levensmiddelen de legaties. Kennelijk heeft het officiële China de strijd al opgegeven, waaraan vermoedelijk de val van Tientsin op de 14de van die maand evenmin vreemd zal geweest zijn als de vrees der reactionaire regering voor een revolutionaire overwinning. Aan het verzoek, orde op zaken te stellen hebben de mogendheden maar al te graag voldaan. Na Tientsin en omgeving van ‘opstandelingen’ gezuiverd te hebben, begint op 4 augustus de opmars naar Peking, dat de vroege morgen van de 13de bereikt werd. De geschiedenis, die tot dusver al rijkelijk bloederig geweest was, wordt het, zoals dat altijd gaat als er wraak en ‘koloniale’ verhoudingen in het spel zijn, nu nog meer, al begon de beweging, door de regering in de steek gelaten, ook al af te ebben. De val van Peking zullen wij niet beschrijven, zij was naar het klassieke model van alle overweldiging van steden, waarbij geen bijzondere reden bestond om de vijand te sparen: de kleur van smook en bloed, de geur van schroeiend hout en vlees en daartussen de stilte van begeerte en doodsangst. Putnam Weale vertelt - doch hij zegt het alleen van de Duitsers - dat de officieren aan de roof deelnamen, maar op een beschaafde manier: zij stappen een antiquiteitenwinkel binnen, nemen alles mee wat van hun gading is en laten een dollar of zo - een Chinese wel te verstaan - achter; dan is het ‘gekocht’.Ga naar eind3 Bij het naar feodaal gebruik voor hun keizer bestemde aandeel in de buit was dat van zijn officieren intussen bescheiden. Het zou een goederentrein vol geweest zijn als het zover gekomen was, maar toen het al ingepakt was is het ‘toevallig’ verbrand.Ga naar eind4 | |
[pagina 68]
| |
Tekenender nog is wat baron d'Anthouard, eerste secretaris der Franse legatie, ooggetuige ook hij, over de bezetting op 28 augustus van het keizerlijk paleiscomplex vertelt. Het hof is naar Sian, ver in het inwaartse Shensi gevlucht; de ‘oude Buddha’ heeft zich nog in der haast van de geliefdste vrouw des keizers ontdaan door haar in een put te laten werpenGa naar eind1 - pas begin 1902 zou het hof terugkeren - en de immense gebouwen, ontvangzalen, woningen, vestingen, kazernes, gevangenissen, met de vooren binnenhoven tezamen vierentwintig hectare, liggen verlaten. De grote, vergulde leeuwen aan de voet van de trappenvlucht naar het eigenlijke paleis staan er voor niets. Hun opengesperde muilen schrikken het rationeel geworden Westen niet af. Misère in een kader van grandeur.Ga naar eind2 Hij is wel onnodig theatraal die intocht; een eigenlijke overwinning is toch niet behaald. De Russische generaal Linjewitsj en zijn staf gaan voorop, dan het hele, inmiddels bevrijde corps diplomatique, naar rang en stand geschikt, en dan de bontste troep soldaten die ooit bijeen was: Russen, Japanners, Sikhs die Engelsen, Annamieten die Fransen voorstellen, Duitsers, Italianen, Oostenrijkers en mariniers tenslotte uit weer diezelfde landen. De hoge, roodgelakte deuren met de bordgrote vergulde knoppen van de keizerlijke staatsievertrekken draaien langzaam op hun machtige hengsels: onzichtbaar achtergebleven eunuchen bedienen ze. Leden van de Tsungli yamen fungeren als gidsen. De Chinezen bieden verversingen aan. Het wordt begrepen als verachtelijke slaafsheid, het is bedoeld om het gezicht te redden: China ontvangt buitenlandse gasten. En weer symbool, maar nu van het Westen: het bezoek wordt voortijdig afgebroken, sommige gasten begonnen te ‘lüten’: van het Engelse to loot, maar door alle naties toen in die vorm overgenomen. Een maand na deze wereldhistorische en beschamende vertoning - het een sluit het ander niet uit - arriveerde dan eindelijk, 25 september, graaf von Waldersee met zijn leger in Tientsin. Het was Wilhelm, door diplomatieke druk en truc - tenslotte was de Duitse gezant vermoord - eindelijk gelukt zijn veldmaarschalk tot opperbevelhebber der geallieerde legers te laten benoemen, al hebben de Fransen hem nooit en anderen hem slechts erkend omdat zij elkaar die post niet gunden. ‘Weltmarschall’ was dan ook geen officiële titel, maar een spotnaam. Zijn opdracht van 6 augustus was van opzet roemvol genoeg geweest: de gezanten wreken als zij dood, ze redden als zij nog in leven waren en de boosdoeners voorbeeldig straffen, geen pardon. Door zijn late entree werd zij minder glorieus, werden zijn strafexpedities tegen de verdwenenGa naar eind3 Boksers slechts wat later een ‘politionele actie’ zou heten. ‘Dat ik, oude krijgsknecht’ - hij was achtenzestig - ‘nog veroordeeld zou kunnen worden, een diplomatieke gastrol te spe- | |
[pagina 69]
| |
len, zou ik een half jaar geleden nog niet geloofd hebben’, schreef hij, 9 november, in zijn dagboek.Ga naar eind1 Met een kleine zestigduizend man is het intussen maar al te goed gelukt. Wat Wilhelm eens van hem gezegd moet hebben: ‘meisje voor alles’Ga naar eind2, bleek juist. Zonder een spatje op zijn ulanka - Chinees bloed telde niet mee - keerde hij een jaar later, augustus 1901, na volbrachte taak in het vaderland terug. Maar zo de taak van de maarschalk al niet heldhaftig was, eenvoudig was zij evenmin. Het aantal gedode blanken, dat gewroken moest worden, bedroeg een tweehonderdvijftig, zendelingen en burgers. Maar blijkens de eisen, later aan de Chinese regering gesteld, waren deze slachtoffers in totaal over een kleine vijftig plaatsen verspreid. In zevenentwintig steden waren vreemdelingen gedood, in veertien zwaar mishandeld, in drie beroofd en verdreven en naast die vierenveertig, over vijf provincies verdeeld, stonden er nog twee op de lijst, waarvan geen reden is opgegeven, waarom zij voor bestraffing in aanmerking kwamen.Ga naar eind3 Het parool van de keizer werd letterlijk opgevolgd: geen pardon. Alle gevangenen werden met bajonetsteken afgemaakt.Ga naar eind4 Nog zwaarder echter dan de strafexpedities tegen de vijand, welke hij met een vinger op de kaart bedreef, moet von Waldersee het voortdurend bemiddelen tussen de bondgenoten gevallen zijn. Zijn dagboek is vol van klachten daarover. Begrijpelijk. De belangentegenstellingen tussen de mogendheden, die bij de diplomaten in Europa in 1900 nog min of meer verdekt bleven, traden hier onder de generaals openlijk aan de dag, tegelijk in klein bestek en in Aziatisch formaat. Het begon er al mee, dat zowel Rusland als Japan en ook de Verenigde Staten zich tegen Duitsland verzetten, dat eerst de booswichten uitgeleverd en dan pas onderhandeld wilde zien. De Russen wilden zich zelfs terugtrekken, om een wit voetje in Peking te krijgen of m.a.w. dezelfde troefaas uitspelen, die het in 1860 zo goed had gedaan. De goede verstandhouding met de Chinese regering zou hun dan Mantsjoerije blijvend in handen spelen, dachten zij. De Japanners wilden het evenmin bij de Chinezen verkerven, omdat zij de oorlog met Rusland al zagen aankomen. Zij hebben in deze veldtocht het hardst gevochten, maar zich het menselijkst gedragen.Ga naar eind5 Aan alle andere troepen verwijten de schrijvers onnodige wreedheden, waarbij zij als regel slechts de eigen natie uitzonderen. De Amerikanen waren met het hele imperialistische spel nog niet recht vertrouwd en staarden zich blind op gelijke handelskansen, die hun goedkope fabriekswaren vanzelf een voorsprong zouden verlenen. De middenweg, die overigens dichter bij het Duitse dan bij het Russische uiterste lag, baanden tenslotte, 4 oktober, de Fransen, toen zij voorstelden bij de onderhandelingen te eisen: bestraffing, schadevergoeding en garan- | |
[pagina 70]
| |
ties tegen herhaling, en wel in deze volgorde. De Engelsen tenslotte gingen hier meestal met de Duitsers mee, niet erg voor de Fransen en bepaald tegen de Russen, als zij waren. Over kleinere geschillen tot persoonlijke toe, kunnen wij zwijgen, ze waren echter niet van de lucht en zo heftig, dat von Waldersee meer dan eens voor gewapende botsingen tussen de bondgenoten gevreesd en al zijn tact gebruikt heeft, ze te voorkomen. Alleen de Chinezen zijn er wel bij gevaren. Noch Li Hung-chang, noch prins Ching, de Chinese onderhandelaars, waren er de mannen naar, om die aperte tegenstellingen niet uit te buiten van het ogenblik af, waarop - 15 oktober - de onderhandelingen begonnen. Zij duurden bijna een jaar. Op 7 september 1901 zijn de Chinese vertegenwoordigers met de gevolmachtigden der elf verdragsluitende partijen bijeengekomen, om het slotprotocol te tekenen. De eindrekening in haar twaalf artikelen is trouwens nog hoog genoeg. Vernederende genoegdoeningen voor de moorden op de verachte vreemdelingen, inzonderheid von Ketteler en Sugiyama, daarentegen de doodstraf voor verscheidene Chinese hoogwaardigheidsbekleders, verbod van invoer van wapenen, toestaan van versterking en uitbreiding der bewaking van de legaties, ontmanteling van enkele Chinese forten en bezetting van enkele punten tussen Peking en de zee door de mogendheden, herziening in anti-Chinese zin der toch al verfoeide verdragen en tenslotte een schadevergoeding van in totaal 450 miljoen haikuan taels.Ga naar eind1 En het vernederendst van alles misschien nog, dat al deze voorwaarden vervuld en gepubliceerd moesten zijn, voor en aleer het protocol getekend werd. Wederom had China, als in 1842, '58, '60, '85 en '95 zijn nederlaag moeten erkennen bij zijn poging het Westen te weerstaan. Nu, 1901, had China als mogendheid het punt bereikt, waarop het geen mogendheid meer was, maar alleen nog een zwakheid. Bij de plechtigheid van 7 september was Li Hung-chang al een opgeschreven man. Precies twee maanden later stierf hij. In de binnenste binnenhof van het paleis van de grootsecretaris, graaf van de eerste rang Su I en onderkoning der provincie Chihli, stond de doodkist achter een wit gordijn, daarvoor een wit altaar met, op een geel bord, in zwart en rood, het keizerlijk decreet van rouwbeklag, geflankeerd door twee reusachtige kaarsen in cloisonné kandelaars, ter bijlichting van de dode op zijn laatste reis. Daarvoor weer stond een wierookvat waarin alle rouwdragers, na op het kleed bij de drempel geknield en met het hoofd de grond beroerd te hebben, een brandend wierookstaafje staken, om dan uit een ‘reiger’-kan - zo sierlijk is haar vorm - een weinig wijn te schenken in een kopje en het te plengen in een blauwe kom, hierbij met de hand een rondende beweging makend... | |
[pagina 71]
| |
Met Li Hung-chang was het oude China gestorven. Het oude, niet China zelf. Het dieptepunt was tegelijk het keerpunt in de verhouding tot Europa. Dat het protocol in de Spaanse legatie getekend werd, was alleen te danken aan het toevallige feit, dat de Cologan, als oudste, deken van het corps diplomatique was, maar het lijkt tegelijk inzoverre symbolisch, dat Spanje het eerste Europees-koloniale rijk was, dat aan verval van krachten en buiten-Europese druk was bezweken. Oneindig wezenlijker is, dat in de reactionaire vorm van de Bokserbeweging de Chinese revolutie reeds was begonnen. Onder de Europeanen waren er, die dit meer voelden dan zagen. Zabel waarschuwde, toen al, tegen onderschatting van China en, even typerend, van Japan, van Rusland en van Amerika. Een overwinning van Rusland in het komend conflict met Japan zou voor Europa erger zijn dan het omgekeerde, maar van een Japanse overwinning zou, behalve Japan, Amerika profiteren.Ga naar eind1 Frans Netscher voelde het vaag: ‘en als de Chinezen het winnen, als zij in meer of minder geheime verbinding met het meer Aziatische dan Europese Rusland de overhand behouden op oud Europa, dan komt er misschien een keerpunt in de geschiedenis der mensheid en begint de verwezenlijking van het gevreesde <Mongoolse gevaar>’.Ga naar eind2 Borel, die er meer van wist, beperkte zich in zijn voorspelling tot China en voelde, maar zag het ook: ‘Nu zal waarschijnlijk’, schreef hij nog voor hij het einde van de Bokserbeweging kon kennen, ‘de revolutionaire partij gaan ageren, zoals ze dat in Japan gedaan heeft, nl. alles buiten ons om doen en een eigen mogendheid vormen in het Oosten. Gelukt dit, dan is het Westen de ondergang nabij en is de toekomst aan China en Japan, aan het Oosten.’Ga naar eind3 Onder de Chinezen waren er, die het ook zagen, op hun wijze. In de London and China Express van 26 november 1900Ga naar eind4 vertelt Angier, de hoofdredacteur, van een gesprek, dat hij in juni met een ‘inboorling’ had. De Fransman herinnerde de Chinees aan de bezetting van Peking, veertig jaar geleden. Bezetting? Hij woonde destijds in de hoofdstad, maar niemand had Peking bezet. Er waren wel vreemde troepen in de buurt geweest, maar toen hun gevraagd werd wat hen daarheen voerde, hadden de vreemdelingen geantwoord, dat zij geld nodig hadden en de regering, die ze niet wenste te bestrijden, had het toen gegeven. Angier vond deze hardnekkige ontkenning van harde historische feiten vreemd. Maar kan men niet even goed zeggen, dat in deze mythe meer historische waarheid verborgen ligt dan in die harde feiten? Is het niet inderdaad zo, dat er - lang geleden - brutale vreemdelingen aan China's deur zijn geweest om te bedelen? De episode is voorbij. Hoe kort heeft zij maar geduurd? Een honderd jaar. Vijftig jaar na China's diepste vernedering zijn de rollen gekeerd. Elk spoor van Europese invloed ver- | |
[pagina 72]
| |
dwenen. Achter de zwaardzwaaiende Boksers rees reeds, als in een Chinees schimmenspel, de reusachtige schaduw van Sun Yat-sen, daarachter verrees die van Chiang Kai-shek en daarachter weer die van Mao Tsetung. |
|