Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede
(1973)–B.V.A. Röling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||
13 De staat als politieke eenheidDe mens heeft het leven in een groep nodig om de gelegenheid te hebben volledig te leven, zich volledig te ontplooien, voor de ontwikkeling van de belangrijkste menselijke waarden, als de liefde en de moed. De mens is een sociaal wezen. Hij heeft ook de noodzakelijke eigenschappen daartoe, de wil om tot de gemeenschap te behoren, de bereidheid zich aan te passen, de geneigdheid zich met de groep te vereenzelvigen. I. Kant wees erop, dat naast deze vitale drang naar het leven in een groep, naast deze natuurlijke neiging naar ‘Geselligkeit’, er ook een natuurlijke neiging was de individualiteit te laten gelden, en met de individuele opvattingen zich tegenover de groep op te stellen. Kant zag in deze ‘ungesellige Geselligkeit’ de bron van constant conflict waardoor de groep in beweging bleef op weg naar een hoger vorm van gerechtigheidGa naar voetnoot1. Die gedachte van het permanente conflict, maar dan van klassen, is ook te vinden bij Karl Marx. Bij beide denkers - en dat is wellicht typisch voor de 18e en 19e eeuw - wordt het conflict, de permanente revolutie, gezien als de motor op weg naar de vooruitgang. Onze tijd is wellicht minder optimistisch. Zijn toekomstdenken is méér ingesteld op het vermijden van rampen die dreigen. Maar ook daarbij speelt het conflict een grote rol. De mens is dus een gemeenschapswezen, een ‘animal sociale’. Het eigen individuele bestaan, de eigen opvattingen en de ei- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||
gen belangen, blijven echter een grote rol spelen. Maar om deel uit te maken van een groep is nodig het opofferen van sommige eigenbelangen en een stuk van de individuele vrijheid, ten bate van de gemeenschap. Men betaalt het deelgenoot zijn met een verlies aan vrijheid. De enkeling is daartoe ook bereid, zij het gemeenlijk onder één voorwaarde: dat de anderen het ook doen. Rechtsgevoel en zelfrespect vragen daarom in onze egalitaire tijd. Juist het motief dat anderen zich ook aan de lasten onttrekken levert voor menigeen rechtvaardiging voor het knoeien met belastingen of verkeersregels. In de internationale verhoudingen geldt hetzelfde. Slecht gedrag wordt ook daar veelal gerechtvaardigd met het motief dat anders alle voordelen slechts zouden toevallen aan onrechtvaardigenGa naar voetnoot2. Het is normaal, dat gemeenschapsplichten slechts dan met overtuiging worden nageleefd als ‘de anderen’ het ook doen. De situatie heeft te maken met een befaamd situatiemodel uit de conflictologieGa naar voetnoot3
Onlangs kwam een wielrenner op de TV, aan wie de natio- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||
nale titel ontnomen was omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan doping. Hij verklaarde graag van de drugs af te willen. Maar zou hij er van afzien en zijn tegenstander niet, dan zou hij zeker elke wedstrijd verliezen. Afzien van doping zou daarom alleen kunnen worden bereikt bij een stelsel van inspectie en sanctie, dat zou waarborgen dat de wielrenners linksboven in het model terecht zouden komen (allen afzien van doping), terwijl zonder zo'n stelsel ze zich allen genoopt zouden voelen tot doping (de situatie rechtsonder, onvoordelig voor allen).We kunnen concluderen, dat de mate van mogelijke beperking ten bate van de gemeenschap mede afhankelijk is van de mate waarin een effectief stelsel kan worden bereikt, waardoor de zekerheid ontstaat dat de beperking algemeen is. Dat geldt nationaal, maar ook internationaal in de wereld van de staten, en vormt daar een van de grootste struikelblokken voor internationale samenwerking. Binnen de staat is men bereid zo'n stelsel - dat is een geheel van regels met toereikende inspectie en regelmatige sanctie - te aanvaarden, door wetgeving, politie, rechtspraak. Men is ook bereid die regeling aan derden - de wetgever, de administratie, de rechter - over te laten. Wij vinden het heel gewoon dat de wetten in het parlement bij meerderheid van stemmen worden vastgesteld, en dat de minderheid zich daar bij neerlegt. En dit, ondanks het feit dat er tegenstellingen van belangen en opvattingen bestaan. Belangentegenstellingen van werkgevers en werknemers, producenten en consumenten, industrie en landbouw, stad en plattelandGa naar voetnoot4. Tegen- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||
stelling van opvattingen tussen conservatieven en progressieven, tussen liberalen en socialen. Maar er is voldoende saamhorigheid en gemeenschappelijkheid om de minderheid te verzekeren, dat de meerderheid met de wezenlijke belangen van de minderheid rekening zal houden. Meerderheid en minderheid weten zich deel van één geheel. Als Nederlanders denken zij in termen van ‘wij’. Dat is anders in de statenwereld. Men heeft de Algemene Vergadering van de VN niet tot wereldwetgever gemaakt, omdat in de wereld nog geheel geen zekerheid bestaat dat de minderheidsbelangen niet zouden worden opgeoffferd. Er is daar nog onvoldoende gemeenschappelijkheid en ontoereikend saamhorigheidsgevoel.
De politieke groep waarin de mens op het ogenblik leeft is de nationale staat. Men denkt in termen van nationaliteit, men leeft in een nationaal referentiekader. Wij zagen dat deze toestand geleidelijk groeide, en men vroeger in kleinere gemeenschappen leefde. Die kleine groepen, familie, dorp, stad, provincie bestaan nog steeds, met een beperkter functie. Intussen zijn de staatsfuncties gegroeid: het verzorgen van interne veiligheid (politie en justitie), het verzorgen van externe veiligheid (defensie, vrede) en het behartigen van algemene welvaart (economisch en cultureel). De verzorging van vrede en welvaart zijn de grote opgaven voor de nationale staat. Nationale soevereiniteit betekent niet alleen nationale beslissingsvrijheid, maar ook eigen, nationale veiligheidsverzorging. Dat laatste is een van de meest hachelijke kenmerken van onze wereldsituatie. Immers de nationale gevoelens zijn sterk en gaan diep, nationale loyaliteit gaat voor menigeen boven alles. Het gevaar voor de wereldvrede ligt daarin, dat, naar Richard FalksGa naar voetnoot5 formulering, ‘the main locus of human loyalty’ tegelijkertijd is ‘the main locus of human power’. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||
De staat kan veiligheid en welvaart niet zelfstandig, met eigen middelen verzekeren. Daarvoor is de onderlinge afhankelijkheid te groot. Deze takken behoeven gedeeltelijk regeling in regionaal, gedeeltelijk regeling in globaal verband. De vraag is of grotere eenheid mogelijk is. Naar we zagen gaan sommigen er van uit dat de fase van de nationale staat een eindpunt is, en dat daarom elke beschouwing van de nationale staat moet uitgaan. Anderen sluiten niet uit dat ontwikkeling tot grotere eenheden mogelijk is, naar regionale eenheden, zelfs wereldfederalisme of wereldeenheid. Het kan niet ontkend worden dat die grotere eenheden, zoals Europa of de VN, nog intellectuele abstracties zijn,die emotioneel nog slechts een bescheiden rol spelen. Zo lang de mensheid blijft denken in nationale termen, zolang zij gevoelsmatig overwegend met de nationale groep verbonden is, is de vorming van grotere eenheden nauwelijks mogelijk, hoe nodig het ook zou mogen zijn. Vandaag den dag is de nationale binding een realiteit, die niet ontkend kan worden. Men kan het eens zijn met de stelling: ‘we must recognize the sovereign state as the prime fact of political life’Ga naar voetnoot6, men kan zelfs aannemen dat de nationale gedachte eerder toe dan afneemt, zonder de verwachting uit te sluiten dat in de toekomst de betekenis en de macht van de transnationale organisatie zal groeien. Als men inziet dat grotere eenheden nodig zijn, en er weerstanden tegen bestaan, dan zal heel wat werkzaamheid nodig zijn om die grotere eenheden mogelijk te maken. Pessimisten menen, dat grotere politieke eenheden steeds door macht en verovering tot stand zijn gebracht. Als enige tijd het leven in groter verband door macht is afgedwongen, groeien geleidelijk de nieuwe gevoelsbindingen die de machtsuitoefening overbodig maken. Het is immers de functie van de macht om nieuwe morele overtuigingen tijd te geven wortel te schietenGa naar voetnoot7, zoals bij ons de inwoners der generaliteitslan- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||
den enige generaties nodig hadden om zich Nederlanders te gaan voelen. Optimisten menen, dat uit de noodzaak van de grotere eenheid ook wel geleidelijk het eenheidsgevoel groeien kan. Grotere eenheden ontstonden soms uit gemeenschappelijk gevaar, uit de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand. Aan gemeenschappelijk gevaar in onze tijd geen gebrek! Maar het is een langzaam proces, zeker omdat er in onze tijd krachten werkzaam zijn die de nationale gevoelens bevorderen. In de jonge landen is het nationalisme broodnodig om de historisch gegroeide eenheid te bewaren en om een idealisme te doen ontstaan, dat de kracht geeft de massa uit haar apathie te wekken en bereid te maken waardeloze tradities te doorbreken. In de rijke landen wordt door het feit dat de staat welvaartstaat werd het nationale gevoel bevorderd, juist in de ‘brede lagen’ die vooral van de nationale welvaartszorg profiteren. De nationale gevoelens zijn uitzonderlijk sterk, sterker dan andere collectieve gevoelens van ras, godsdienst of politieke overtuigingGa naar voetnoot8. Wellicht behoren mogelijkheden van grotere welstand tot de belangrijkste factoren om de nationale verbondenheid te doorbreken. Vandaar een vrij omvangrijke, economisch bepaalde emigratie, vooral van academici die het vaderland verlaten om reden van betere werkgelegenheid en grotere verdienstenGa naar voetnoot9. Maar overigens beheerst het nationale denken het levenGa naar voetnoot10. Wij denken niet in termen van humaniteit maar in termen van nationaliteit. En dat is zeer begrijpelijk: men toetst eigen opvatting aan die van de buurman, men beleeft dagelijks het nationale referentiekader. Er ontstaat de neiging: wij denken gewoon en goed, zij denken vreemd en verkeerd. Het leidt gemakkelijk tot het als van- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||
zelfsprekend aanvaarden van een opvatting, die diep in het hart de meningen geldend in het vaderland superieur acht boven die in den vreemde. Laten we het erover eens zijn, dat het een goede zaak is om een positief gevoel van eigenwaarde te hebben. Dat is de basis van een gezonde opvatting in het leven. Het bijbelse voorschrift: ‘Bemin Uw naaste gelijk Uzelve’ heeft pas zin als men zichzelf hoog acht, zelfrespect heeft. Een goed ontwikkeld gevoel van eigenwaarde is een positieve factor van betekenis. Maar het gevoel van eigen voortreffelijkheid kan tot grote moeilijkheden leiden, niet alleen tussen individuen maar ook tussen staten. Een van de gevaarlijkste nationale overtuigingen is de diep gewortelde overtuiging van eigen vredelievendheid. In de VS stelt men officieel dat men zijn wapenovermacht zo lang als het kan zal handhavenGa naar voetnoot11. De overwegende mening is, dat niemand daar bezwaar tegen mag hebben, want ieder kent Amerika's vredelievendheid, en ieder moet dus begrijpen, dat deze bewapening alleen dient ter verdediging tegen aanvallen van anderen. Daarentegen heeft men in Amerika wel bezwaar tegen bewapening van anderen, vooral van de Sovjetunie en China. Zo'n bewapening is tegenover het vredelievende Amerika overbodig, en kan daarom alleen gezien worden als voorbereiding tot het uitvoeren van snode plannen, met name agressie. De overtuiging van eigen vredelievendheid verhindert ook het eigen imperialisme te onderkennen. In de Sovjetunie worden maatregelen, die vóór alles de positie van de Russische staat dienen, geformuleerd als hulp aan onderdrukten in hun streven naar bevrijding van het kapitalistische, imperialistische of neokoloniale juk. Een Amerikaans hoogleraar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||
schreef onlangs, dat in Amerika de overtuiging van eigen rechtschapenheid en vredelievendheid zo sterk was, dat men zijn veroveringen, zoals Vietnam, slechts kon zien als ‘rescue operations’, reddingsacties. Sterke nationale gevoelens kunnen gemakkelijk leiden tot het fanatisme van ‘Deutschland über alles’ of van het ‘Right or wrong, my country’. Van fanatisme spreekt men als één waarde als allesoverheersend wordt gezien, zodat deze verwerkelijkt moet worden ondanks alles. Het religieuze fanatisme is bekend, bij ons uit het verleden, in India (b.v. ten aanzien van de koeien) nu nog in brede kring bestaand. Bij ons uit zich het fanatisme vooral op het gebied van de sociaal-economische stelsels (‘liever dood dan slaaf’), de staatsvorm, met name de gangbare democratie, en in verband met het vaderland. Sterke nationale gevoelens kunnen gemakkelijk bijdragen tot intolerantie, en tot de kruistochtgedachte dat de eigen levenswijze overal dient te worden verbreid. Men acht zich dan innerlijk gerechtvaardigd om geweld te gebruiken ter verspreiding van de eigen levenswijze. Vroeger heeft men met een goed geweten geweld gebruikt ter verspreiding van het christendom, later ter verspreiding van de beschaving, ‘to bring the blessings of civilization’. Op het ogenblik bestaat ditzelfde goede geweten blijkbaar bij velen als het gaat - in de Koude Oorlog - om de kapitalistische, respectievelijk de communistische levenswijze wijder toepassing te verschaffen. Polemologisch gezien is de kruistochtgedachte nauw verbonden met oorlog. Bij de vrede hoort meer de tolerantie, het respect voor de andere levenswijze. Die bereidheid tot tolerantie behoeft niets af te doen aan vaderlandsliefde of democratische gezindheid. Tolerantie is in de statenwereld zelfs nodig tegenover ongerechtigheid. Maar vanzelfsprekend zijn aan die tolerantie grenzen, waar het massale onrecht de allures aanneemt van ondragelijke onmenselijkheid (dictatoriale onderdrukking, apartheid). |
|