De zekerheid van het socialisme
(1930)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekendII. De wetenschap op nieuwe banen.In de laatste halve eeuw is het door de natuurwetenschap ontworpen wereldbeeld zoozeer en in zulke fundamenteele trekken veranderd, dat het moeite kost zich in te denken, hoe het geslacht dat tusschen 1850/'80 leefde en werkte, tegenover het leven en de wereld stond. De theorieën van Einstein hebben de voorstelling ondermijnd van een absolute tijd en een absolute ruimte, - dat wil zeggen voorstellingen, waaraan twijfel te koesteren nog geen menschenleeftijd geleden waanzinnig zou hebben geschenen. Ook werpen de nieuwste hypothesen in de natuurkunde het oude dogma omver van de onomkeerbaarheid der elementaire atoomprocessen. Is deze hypothese juist, dan beteekent dit het einde van het eeuwenoude konflict tusschen vitalisme en mechanisme.Ga naar voetnoot1) De opvatting der atomen als uiterst kleine stofdeeltjes, welker rustelooze door wetten beheerschte warreling hetzelfde beeld biedt in het oneindig kleine als de beweging der hemellichamen in het oneindig groote, - die opvatting, de laatste waarin een materialistische filosofie nog steun vond, wordt door de moderne natuurkunde reeds als verouderd beschouwd. ‘De relativiteits- en de quantum-theorie’, schrijft L.L. Whyte in zijn hierboven aangehaald boekje over de toekomst der fysica, ‘maken duidelijk dat de materie in de oude beteekenis van deeltjes van de een of andere onveranderlijke stof, niet bestaat, en de natuurkunde beschouwt niet langer de ‘materie’ maar de atoom- en andere processen als fundamenteel (blz. 72). Dezelfde gedachtelijn volgend, sprak de hoogleeraar Fokker niet lang geleden in zijn inaugurale rede, getiteld ‘Natuurkundige concepties van buitennatuurkundig belang’, de verwachting uit, dat de voornaamste taak der natuurwetenschappen gedurende de komende decenniën zou zijn te werken aan de ‘ontstoffelijking der materie’.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 7]
| |
Ook de opzienbarende ontdekkingen der scheikunde in de laatste kwart-eeuw, ontdekkingen die den nekslag toebrachten aan het dogma van de onveranderlijkheid der elementen, hebben enormen invloed op de verandering van ons wereldbeeld en van het daarmee samenhangende levensgevoel uitgeoefend. De ontdekking der verschillende stralen heeft niet enkel geleid tot toepassingen in het maatschappelijk leven die alles overtreffen wat de stoutste fantaisie zich ooit vermocht voor te stellen, die ontdekking, en het daaruit volgende doordringen dier wetenschappen op een geheel nieuw gebied, heeft ons ook geleerd dat, alle vroegere wetenschappelijke dogma's ten spijt, elementen in elkaar kunnen overgaan en dat in het Heelal voortdurend vorming van nieuwe elementen - dat is schepping - plaats vindt. Zoo heeft deze vooruitgang der wetenschap ons op veel sterker en reëler wijze dan te voren mogelijk was doen beseffen, hoe oneindig de krachten der natuur zijn en in ons het vermoeden versterkt, dat wij daarvan wellicht nog slechts zeer weinige kennen. Al zetten de mannen der wetenschap hun werk rusteloos voort, zoo heeft het vroeger gekoesterde vertrouwen, dat menschelijk inzicht het Universum eens geheel doorgronden zou, juist onder hen algemeen plaats gemaakt voor een houding van diepen eerbied en bewondering tegenover het leven, een besef van zijn oneindigheid en ondoorgrondelijkheid. Zoo is ook de uitspraak te verstaan van Dr. Büchner, in diens nieuwe bewerking van Duncan's ‘Moderne Wetenschap’, ‘Molekulen en Atomen’: ‘waar de wetenschap vroeger hechten, zekeren bodem vond, is nu nog slechts drijfzand’. De biologie komt steeds meer terug van de opvatting die in zuiver-mechanische faktoren de oorzaak zocht van de veranderingen in levende wezens. De néovitalistische richting der biologie aanvaardt het bestaan van een organiseerend beginsel in den mensch en de andere levende wezens, een beginsel dat opbouwend, instandhoudend en herstellend werkt. Proeven, door Dr. Hansen te Heidelberg genomen, hebben bewezen dat wanneer men iemand het eten van eiwitrijk voedsel suggeseert, in het maagsap de fermenten ontstaan, die het eiwit verteren. Er be- | |
[pagina 8]
| |
staat dus in het organisme een ‘iets’ of een agens, dat de daaraan meegedeelde gedachte lichamelijk weet te realiseeren. Niet minder dan van de exacte wetenschappen geldt van de zielkunde, dat zij met haar doelstellingen is gegroeid. Sommigen noemen haar nog te nauwernood een wetenschap; in elk geval verkeert zij nog in die eerste stormachtige ontwikkelings-fase, waarin b.v. de chemie een eeuw geleden verkeerde. Maar hoe onrijp zij nog is, hoe weinig eenheid van opvatting omtrent een aantal gewichtige vraagstukken in haar nog heerscht; hoe stoutmoedig, om niet te zeggen hoe avontuurlijk de hypothesen vaak zijn, waartoe het hartstochtelijk streven naar het begrijpen der diepste menschelijke roerselen haar voert, zoo heeft zij toch in den korten tijd van haar bestaan ons inzicht in het wezen van de innerlijke wereld evenzeer verbreed en verdiept, als de natuurkunde, de scheikunde en de sterrenkunde dit deden ten opzichte der uiterlijke wereld. De fisiologische zielkunde heeft ons de wetmatigheid leeren begrijpen der psychische processen en ons duidelijk gemaakt hoe de indrukken die wij van de buitenwereld ontvangen, verschillen al naar onze bewuste en onbewuste belangstelling en welk aandeel deze heeft aan het totstandkomen van wereld- en levensbeschouwingen. De diepte-psychologie heeft ons doen begrijpen, dat het innerlijk geschieden een stroom is, welks golven, al schijnen zij een oogenblik lang afzonderlijke eenheden te zijn, tevens ééne ondeelbare eenheid vormen. Zij heeft ons het mechanisme der innerlijke functies geopenbaard, waardoor de mensch gevoelens, die hij niet vermag te verdragen, terugdringt naar de diepere lagen van dien stroom, waar zij hem, althans schijnbaar, niet meer hinderen. Zij heeft ons verbaasd doen staan over den onuitputtelijken rijkdom van het bewustzijn, ons doen begrijpen dat de diepte daarvan langs verstandelijken weg nimmer gepeild kan worden, dat elke menschenziel een afgronddiepe zee gelijk is. Zij heeft ons gebracht tot het besef van de levensdrift en van de voortplantingsdrift, de twee sterkste elementaire driften, die als wil-tot-macht en zinnelijk begeeren, in die zee de oerstroomingen zijn. Zij heeft ons doen huiveren voor de monsters, de daemonische krachten, die in zijn diepten wonen. Maar ook heeft zij, door ons de meer-dan-persoonlijke inhouden van het onderbewustzijn te openbaren, het groote gemeenschappelijk fonds van gevoelens, neigingen, symbolen, in den loop der eeuwen gevormd, ons den onzichtbaren band leeren begrijpen, die de menschen van elke generatie onderling èn met de vorige generaties verbindt. En om deze reeds te lange opsomming te besluiten, zoo hebben althans enkele van haar meest eminente beoefenaars in de diepten van het bewustzijn een vermogen tot heeling | |
[pagina 9]
| |
en regeneratie op geestelijk gebied meenen te ontdekken, van gelijken aard als het vermogen tot lichamelijke regeneratie, dat zich bij sommige lagere dieren op zoo verwonderlijke wjjze openbaart en ongetwijfeld als heel- en geneeskracht ook in den mensch, zij het in geringe mate, aanwezig is. Nog in ander opzicht heeft de psychologie - evenals de natuurwetenschap - in den laatsten tijd een gewichtige koersverandering doorgemaakt. Terwijl vele jaren de analyse der verschijnselen, het uit elkaar halen en telkens verder indeelen, in haar overwoog, treedt thans een synthetische strooming op den voorgrond. De mensch wordt weer opgevat als een levende persoonlijkheid, wier verschillende eigenschappen en vermogens een oordeelbare eenheid vormen. Ook op andere wijze heeft de psychologie ons geholpen het te beperkte en vlakke levensbeeld dat de 19de eeuwer in zich omdroeg, te verbreeden en te verdiepen. Zij heeft ons doen begrijpen, dat de exakte wetenschap niet, zooals men een tijdlang meende, de maat aller dingen is. Wij beginnen terug te komen van den waan, dat de ontwikkelingsgraad der techniek de beste. om niet te zeggen de eenige, maatstaf der kultuur is. Het algemeen verspreide gevoel van onvoldaanheid, de ondragelijke disharmonie tusschen verlangen en bereiken, het hunkeren van zoovelen naar antwoord op de vraag naar den zin des levens, - zij hebben ons geleerd, dat opeenhoping van speciale kennis, vermeerdering van het ons ten dienst staande feiten-materiaal, lang niet hetzelfde is, als dieper inzicht in de gronden van het Zijn en in die van ons eigen menschelijk wezen. De materialistisch-mechanistisch denkende mensch van een vorige periode erkende slechts één vorm van ervaring: die, afhankelijk van de zintuigelijke gewaarwording; en slechts ééne vorm van waarheid: die van het soliede wetenschappelijk denken. Van deze beperktheid, deze aanmatiging van een deel van ons wezen tegenover andere deelen, hebben de nieuwe filosofie en psychologie ons verlost. Een boek als William James' ‘Varieties of religious experiences is een mijlpaal in de worsteling van den geest, om los te komen uit het mechanistisch rationalisme dat, hoe bevrijdend het ook werkte in het verleden, thans op zijn beurt tot een kluister geworden is. Wij durven weer voelen en uitspreken, dat de innerlijke ervaring even waardevol voor het leven, dat is even waarachtig is als de uiterlijke. Wij mogen weer overtuigd zijn, dat de verheven sferen waarin de extatische verbeeldingen der groote scheppingskrachtige kunstenaars ons binnenvoeren, even waarlijk bestaan als de nuchtere domeinen van het alledaagsche beleven. Wij durven het goede recht der intuïtieve kennis, op háre wijze te gelden naast de kennis die het | |
[pagina 10]
| |
schiftende en redeneerende verstand ons verschaft, weer onvoorwaardelijk verdedigen. De nieuwere filosofie - hier beteekent de naam van Bergson een mijlpaal - en de nieuwere biologie niet minder - hebben ons geleerd, de aanmatiging af te wijzen, waarmee het verstand zich opwierp als onze heer en gebieder. Wij leerden zijn funktie begrijpen, die is, de scherpzinnige, voorzichtige en tevens stoutmoedige dienaar der levens-drift te zijn, - het bewonderenswaardige, maar lang niet feillooze werktuig, dat die drift in den loop der tijden voortbracht, steeds verbeterde, steeds fijner sleep. Wij hebben meer inzicht gekregen in de listen en lagen van het emotioneele deel van ons wezen; wij beseffen beter hoe dat, wat men de zuivere lokiga noemt, niet bestaat en niet bestaan kan, zoodra het dingen geldt, die betrekking hebben op ons zelven, op onze belangen en begeerten en in 't algemeen op alles, wat ons gevoel in beweging brengt. Wij weten dat allerlei meeningen en denkbeelden, die ons toeschijnen op verstandelijke redeneering te berusten, ons ingefluisterd worden door het hart en ingegeven door onze verlangens. Daarom gelooven wij niet meer aan de mogelijkheid van theorieën en stelsels over de maatschappelijke ontwikkeling, die op zuiver wetenschappelijken weg, d.w.z. geheel buiten onze gevoelens en verlangens en ethische oordeelvellingen om, tot stand gekomen zouden zijn. Wij gelooven dus ook niet meer aan een zuiver wetenschappelijke, een geheel objektieve socialistische maatschappij-beschouwing. En wij voelen ons niet armer, omdat wij het geloof daaraan hebben verloren, maar integendeel vrijer en rijker, omdat wij begrijpen dat het socialisme, als maatschappijbeschouwing en als doelstelling van ons streven, niet enkel, zelfs niet in de eerste plaats, steunt op het verstand, maar op onze diepste en zuiverste zedelijke gevoelens, - op ons gerechtigheidsgevoel, ons meegevoel, ons verantwoordelijkheidsgevoel, ons gevoel van verwantschap-met-anderen, onze liefde tot den mensch en tot al het levende. Wij weten dat aan den wil, het socialisme te verwezenlijken, zeer verschillende menschelijke aandriften deel hebben; het instinkt van zelf-waardeering zoowel als dat van zelfhandhaving, dat het volstrekt niet enkel of zelfs voornamelijk ekonomische motieven zijn, die de arbeiders drijven tot den strijd voor het socialisme. Wij weten dat de sterke komplexen van minderwaardigheidsgevoelens, die onderdrukte klassen, volken en rassen niet minder kwellen dan hun materieele ontberingen, heden ten dage steeds meer tot uiting komen in het streven naar politieke vrijheid en sociale gelijkwaardigheid, in datgene wat wij onder het woord ‘socialisme’ verstaan. | |
[pagina 11]
| |
Inplaats van op de nieuwste ontwikkeling der burgerlijke wetenschap met geringschatting neer te zien en ons in gedachteschema's, die in vele opzichten verouderd zijn, te verbijten, gelooven wij dat veel in het streven van die wetenschap, natuurlijk niet blindelings, maar kritisch en met de noodige voorzichtigheid gebruikt, ons kan helpen te komen tot een socialistische synthese, die veel beter in staat zal zijn, de geestelijke aspiratie eener voorhoede van arbeiders en socialisten in het huidig tijdperk te bevredigen, dan de marxistische theorie dit vermag.Ga naar voetnoot1) |
|