Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 244] [p. 244] III Er zat een merel in het eikenhout. In 't middaguur had aan de kim gehangen een bui, heel de natuur leek in verlangen te sidd'ren - maar zij had zich niet ontvouwd, was vervluchtigd weer, als zoo vaak te voren. Dorstig boog al 't levende opnieuw ter neer, en ook de mensch, mismoedig, zuchtte: ‘alweer de kans op laafnis voor vandaag verloren.’ Maar toen begon die vogel daar te zingen, gehoorzaam aan den drang van zijn natuur, of hij een vreugderoes niet kon bedwinge' en uitstorten moest het innerlijke vuur. Zijn jubelende klank steeg overdadig, spreidde zich door de ijle, droge lucht: verbondenheid was daarin, niet voorbarig als kiem, maar als volgave vrucht. Vorige Volgende