Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 154] [p. 154] V Eens rees achter duinen het morgenrood, over weien steeg óp gouden bal, de zon; lila golven danste' in den wateren schoot, toen de dag vol geneugten begon. Eens hoopten we, dat hunkrende scharen - hunkrend naar Socialisme's brood - zich gingen storten op de dingen-die-waren en werpen omver met één stoot onrecht, smaad, verdrukking der armen, - zouden strijken daarna alle plooien glad, alle hartekameren verwarmen: en in die hoop hebben wij liefgehad. Eens vond het eind van den dag ons avond- lijk moede vaak maar nimmer mat: scherp geteekend lag vóór ons het pad naar omhoog; koelte van toppen streek lavend over onze wangen die gloeiden. Dan steeg, slanke bark, de jonge maan naar waar twee blanke sterren bloeiden; vol vrede zijn wij ter ruste gegaan. ‘Kind-van-den-twijfel, kind-der-eeuw, ge wiegt u op herinneringen, als op de golven der zee een meeuw - maar was die vreê tot den bodem klaar? Kunt ge niet van een andre zingen, bloeiend in doodsgevaar?’ Vorige Volgende