Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] II Doodsch als het licht op deze lichtlooze Novemberdag, - als besef, na veel weifeling, dat men niet meer kan genezen, - als kalme vertwijfeling in de nacht na verloren slag, - zoo is het leven geworden, zoo zinken wij neer, wij ontgorden, geen steun die nu niet begeeft, geen hoop die onaangetast leeft, geen spijker, die niet loslaat, geen wijsheid die helpt en geen raad. We worstelen om zekerheid, maar elk ja klinkt uit in een vraag; elke hand warteekens schreef, elke bouw trok krom en scheef, elke weg daalt naar omlaag. 'Vloedgolf sloeg het schip uiteen, waarop wij ons veilig dachten: zie de Dood is dichtbij: hij wacht en elk onzer ontmoet hem alleen, gesteld op zijn eigen krachten. Door duizend vreezen benard, het leven doodelijk moede, en toch met een angstig hart, kruipend wèg voor den dood en zijn roede, zoo beven d' eens-zekeren allen, van hun zekerheden vervallen tot zij geven in deemoed zich over. ‘Wij kunnen 't alleen niet af, niet opnieuw, ondanks al ons getoover doen ontgroenen den dorren staf, niet hersmeden met al ons weten schakel die scheurde in den keten.’ Vorige Volgende