Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen

[p. 19]

II

Aan der tijden begin
fonkelt
blauw kleinood van 't heelal,
roode kelk die karbonkelt.

Krachten spelen, meten spelend den tijd.
Krachten werken, werkend verglijde' in
elkaar: geen grens die ze scheidt.
Krachten, zich òmzettend, bouwen
spelend 't heelal,
maken voor 't geestlijk schouwen
het werklijk
in maat en getal
die bloeien onsterflijk.

Kracht leeft, waarin woont
drang-tot-ordening.
Ord'nende wil: waar die troont,
chaos wijkt uit ding naast ding:
tesamen vormen allen een ring.