Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] II De jonge generatie ziet ons aan, en in die blik komt veel benardheid bloot: zij zijn de erfgenamen van den dood, die over een beschaving is gegaan en haar verwoestte. Moeten pionieren zijn voor vernieuwing, hooger levensvormen, weten niet hoe, noch welke. Blindlings stormen ze door den dag, als opgejaagde dieren voor wilde vlammen vluchten... In hun geest zijn de oplossingen nog niet gerijpt... Ik zie hun hand die in een leegte grijpt; ik zie hun voet, die voor den afgrond vreest. O zoo ik uit kon spreiden de gezichten van wat kwam en verging, toch niet geheel verging, omdat het onverganklijke in alles werkt - zou dat niet iets verlichten hun worst'ling zwaar? Zoo 'k achter 't wank'le deel kon doen verschijnen kracht onwanklijke, eeuwige, niet iets ontspannen in hun keel? Vorige Volgende