Maar hoevele vrouwen der arbeiders-klasse zullen er mee gebaat wezen? Zeker, er zijn gevallen waarin de steun der wet de vrouw welkom zou zijn, om haar hare verdienste te verzekeren, maar in verreweg de meeste heeft zij niet alleen niets te beheeren, maar hebben de omstandigheden gemaakt dat ook het beheer van de inkomsten van den man haar toevertrouwd wordt. In de arbeiders-gezinnen is de vrouw doorgaans kassier, en de ophef, waarmee van feministische zijde erop gewezen wordt, hoe dronkaards enz. een deel van hun verdiensten achterbaks houden, bewijst wel dat zulke gevallen als iets abnormaals, iets wat niet behoort voor te komen, beschouwd worden. En bij de bourgeoisie is het net andersom: daar geeft de man aan de vrouw een gedeelte van het inkomen of de verdienste tot bestrijding der huishoudelijke uitgaven, meestal weet zij volstrekt niet hoe groot het geheel is, en beiden partijen vinden dat zeer behoorlijk en in den haak.
Ook achterstelling voor de wet, b.v. inzake de ouderlijke macht is iets waar de arbeiders-vrouw weinig van merkt. Waar zij nog niet buitenshuis, in de fabriek of zoo arbeidt, is zij het, die de opvoeding der kinderen feitelijk in handen heeft, wat de wet ook moge beweren. En waar de moeder gedwongen wordt, als regel buitenshuis te arbeiden, daar volgt al gauw de oplossing van het gezin, en houdt de ouderlijke macht feitelijk op voor de aan zichzelven overgelaten kinderen te bestaan.
In 't kort kunnen wij zeggen: de ekonomische voorrang van den man boven de vrouw die tot haar afhankelijkheid en achterstelling geleid hebben, bestaat niet meer voor den modernen proletariër, dus vallen ook de gevolgen daarvan voor haar weg. Of, om met Van der Goes te spreken ‘man en vrouw beschikken ieder afzonderlijk over zóó weinig geld, macht en vrijheid, dat het waarlijk niet de moeite loont te kibbelen wie nog het meest bezit.’
En hoe is 't met den strijd voor vrouwenkiesrecht? Zoo de vrouwen der arbeidersklasse inzagen welk een groot belang alle leden dier klasse bij kiesrecht hebben, zouden zij natuurlijk trachten het te verkrijgen, maar vrouwenkiesrecht op zichzelf is alweer niet wat zij noodig hebben. Vrouwenkiesrecht zonder algemeen kiesrecht zou eenvoudig in 't voordeel zijn van de vrouwen van den bezittenden stand; daar de standaard van belasting, loon, huur, enz., op mannelijk loon is berekend, zou een nog veel grooter aantal arbeidsters worden uitgesloten dan nu met de arbeiders het geval is. Zoo zou ik nog vele voorbeelden kunnen aanvoeren: openstelling van scholen en universiteiten bijv. De feministen in ons land wraken het, dat meisjes niet op alle gymnasies worden toegelaten; maar hoeveel dochters van arbeiders zouden in staat zijn van die verkregen toelating gebruik te maken? Hier en daar een enkele, zooals het hier en daar een enkelen arbeiderszoon gelukt met behulp van een beurs te studeeren, maar voor