| |
| |
| |
Tweede bedrijf
Avond. Het tooneel is leeg. Dan gaan de blinde vrouw en verminkte langzaam over het tooneel.
Suja mijn liefje, slaap nu, kindje teer.
Misschien zing ik in slaap je voor den laatsten keer.
Ze zeggen, door de luchten schoot een roode ster:
Ze zeggen, de dood is nu niet meer ver,
niet meer ver voor ons allen...
Laat komen wat komen moet...
Wat het leven bederft, maakt de dood niet goed,
al smaakt het bitter, zoo smaakt hij niet zoet:
den ondergang zijn we allen vervallen.
(De nachtploeg, bestaande uit meisjes, vrouwen, jongens en enkele mannen, komt op.)
Ze zeggen, dat er morgen weer drie groote spinnerijen gesloten worden. Dan komen er weer negen duizend arbeiders op straat.
Ja, ik heb dat ook gehoord. Het zou verschrikkelijk zijn. Je begrijpt niet, waar het heen moet.
Waar het heen moet? Wel, naar den oorlog natuurlijk, dat is duidelijk. Er wordt haast niet meer gewerkt. Het lijkt, of niemand meer iets wil koopen. Iedereen schijnt te wachten op wat gebeuren gaat. Alleen de fabrieken, die oorlogstuig maken of vliegtuigen en alles, wat voor den oorlog gebruikt kan worden, die werken dag en nacht.
Ja, je moogt nu van geluk spreken, als je in de munitie-fabrikage werkt.
| |
| |
Van geluk spreken? En dat zeg jij, die aangesloten bent bij een jeugd-organisatie! Hoe kun je zoo iets vreeselijks zeggen? We zijn immers allemaal bezig, de dingen te maken, waardoor morgen misschien de hel over de aarde losgelaten wordt...
Dat weet ik ook wel, Marie, en ik vind het verschrikkelijk genoeg, dat we dat moeten doen. Daarom denk ik er zoo min mogelijk aan. Maar als je de ellende om je heen ziet, ben je al blij, als je zelf nog een stuk brood verdient. Ze kunnen thuis niet buiten mijn loon.
Ik moet er dag en nacht aan denken, aan wat nu misschien gebeuren gaat. Ik weet ook heel goed, dat wat we doen verkeerd is. Maar mijn man is al een jaar werkloos en onze oudste jongen is nog nooit aan den slag geweest. En ik heb nog vier kinders tusschen 5 en 16 jaar. Wat er van ons zou moeten worden, als we mijn loon niet hadden, weet ik niet...
Ja, ik weet ook, dat wat we doen verkeerd is. Maar als het werkelijk oorlog wordt, dan werk ik geen dag langer, dat weet ik wel...
Och kind, als het oorlog wordt, dan komen wij direkt onder de krijgswet. Wat wil je dan nog doen? Als je ongehoorzaam bent, kunt je den kogel krijgen...
Neen, daar mag je dan niet aan denken, dan moet je flink zijn en een voorbeeld geven...
Waarom doe je dat dan nu niet, als je dat vindt?
| |
| |
Neen, nu niet, nu niet, ik kan het niet doen tegenover thuis. Vader zou vragen, of ik gek was geworden.
Zal hij dat dan niet vragen, als je je vaderland in den steek laat en je blootstelt aan de vreeselijkste straf, wanneer de oorlog uitbreekt?
Neen, dan niet, dan zal hij het begrijpen. Ik geloof niet, dat iemand van ons dan nog zal willen vechten.
Zal ik je eens wat zeggen, Marie? Dat geloof je, omdat je het wilt gelooven, maar...
Och, schei jullie toch uit met dat gepraat. Daar wordt geen mensch wijzer van. We zitten in den molen en we worden gemalen, dat is alles. Het zou mij alles niet zooveel kunnen schelen, als we 's nachts maar niet behoefden te werken. Ik heb dat nooit gedaan in mijn leven, het maakt me gewoon kapot...
Ja, als je nachtwerk niet van jongs af aan gewoon bent, dan maakt het je later kapot...
En als je dat wel bent, maakt het je vroeg kapot.
Den heelen nacht lang staan, dat is geen doen voor vrouwen: we kunnen immers niet slapen overdag, zooals de mannen. Dat mocht de regeering niet toelaten...
| |
| |
Ach, die laat nu immers alles toe... En de menschen doen ook alles.
Wat wil je? Ze zijn bang, op de keien te komen.
Ja, maar dat is het toch niet alleen. Ze maken de menschen
gek met die geruchten over oorlog.
Er zijn er nu genoeg, die denken, dat ze dit werk moeten
dat het land niet weerloos is, als hij begint.
Dat zijn dan toch geen menschen van ons, die zoo denken,
dat kunnen alleen nationalisten zijn.
Wel neen, er zijn er ook bij van ons...
Wat zijn dat dan voor menschen? lezen ze hun eigen kranten niet?
Weten ze niet, dat de partij
overal demonstraties houdt tegen den oorlog
en dat onze heele fraktie
tegen den toon van de laatste nota heeft geprotesteerd?
Dat is alles in '14 ook gebeurd,
maar nergens heb ik in onze pers gelezen,
dat wij uit de fabrieken moeten loopen,
niet enkel uit die munitie maken,
maar uit alle, waarvan we denken, dat ze voor den oorlog
| |
| |
Och kom, dat kan immers niet...
Dat willen alleen de anarchisten.
Nergens heb ik gelezen in onze pers,
dat de transportarbeiders moeten weigeren, oorlogsmateriaal
dat we de machines in de munitiefabrieken moeten vernielen
en de laboratoria in de lucht doen vliegen
waar giftige gassen worden gemaakt.
Zeg, je bent geloof ik anarchist geworden...
Dat doet er niets toe wat ik ben...
En ik heb ook nergens gelezen,
dat we de radio moeten gebruiken,
om aan onze makkers van over de grenzen duidelijk te maken
hoe wij hier over den oorlog denken,
en dat, zoo hij uitbreken mocht,
velen van ons liever in de revolutie zullen sterven,
dan zich te laten slachten voor het kapitaal.
Maar wij zijn toch voor de demokratie
en de revolutie is niet demokratisch...
ANDERE ARBEIDER VAN RECHTS
Neen, je hebt de leiders niet goed begrepen!
Wanneer alle andre middelen hebben gefaald,
dan zijn wij ook voor de revolutie.
Wij willen ook opstand tegen een regeering,
waarvan zeker is, dat zij den oorlog wil...
| |
| |
STEMMEN VAN LINKS (hoongelach)
Wel ja, dat zullen ze jullie zeggen!
Jullie hebt den strop al om den nek
en je merkt niets. Onnoozele halzen!
(Het overige deel van de nachtploeg komt op en spreekt onder 't opkomen in koor.)
Motoren ronken, machines loopen,
dag en nacht onverminderd hun vaart houdt aan.
Allen de uren, de uren van den nacht
kruipen voorbij als een lange klacht...
En als ze zijn voorbij gekropen
is weer een stuk van ons leven vergaan.
Ik ben zoo verschrikkelijk moe,
ik geloof niet, dat ik het vannacht nog uithoud.
Zou je dan niet liever naar huis teruggaan?
Ik woon een uur ver en trams loopen er niet meer.
Ik zal de opzichteres vragen, of ik een uurtje liggen mag...
Kun je begrijpen! Ze zal een bedje voor je spreiden!
Van zoo iets zijn ze hier heelemaal niet thuis.
Dag Katrien, Mina, Marie, Nele, Geertrui, Clara,
dag allemaal, sta jullie nog te wachten?
De deur zal zoo wel opengaan, Marianne.
Maar waar ben je geweest? waarom ben je niet eerder gekomen?
| |
| |
We hebben je in geen dagen gezien.
Ik heb over iets moeten denken, meisjes.
Ik heb moeten denken over wat we moeten doen.
Ik kon het niet eens worden met mezelf
en ik wou niet weer bij jullie komen,
eer ik goed wist wat we moeten doen...
Weet je het nu, Marianne?
Ik moet jullie allemaal iets zeggen.
Kameraden! Marianne wil ons iets zeggen!
Komt hier, kameraden, ook de jongens
en de vrouwen, komt, komt allen hier...
(Er vormt zich om Marianne een groep.)
Wat is er? wat gebeurt er?
Stil, Marianne wil ons iets zeggen.
Zij wil ons zeggen wat we moeten doen...
Waarom is Michael niet hier?
Michael spreekt voor andere kameraden,
maar jullie weet: hij en ik zijn een.
Kinderen! nu moet er een begin gemaakt!
En dat begin, wij moeten het maken.
| |
| |
We vragen niet naar wat anderen doen,
we vragen ook niet wat we zullen bereiken...
We vragen maar één ding: mogen we werken voor den oorlog?
We weten immers, dat we het niet mogen doen
en daarom willen we het ook niet meer doen...
We doen niets meer wat den oorlog kan dienen,
we doen alles om hem te verhindren...
En dit is nu het eerste wat wij doen:
vanavond gaan wij de fabriek niet binnen,
dezen nacht blijven we allen hier,
en als de vroege ochtendploeg opkomt,
probeeren we die over te halen
om ook niet naar binnen te gaan...
Maar als we nu niet naar binnen gaan,
zullen ze ons gedaan geven
en dan komen we er niet meer in...
Bij een wilde staking geeft de bond geen uitkeering:
ik heb een zieke moeder thuis,
en ik kan het loon niet missen...
Wij ook niet! Wij kunnen het ook niet missen..
Onze mannen zijn werkeloos.
De kinderen moeten toch eten!
Aan onze moeders mogen wij niet denken,
aan onze kindren mogen wij nu niet denken,
wij mogen enkel denken aan ons allen samen,
wij mogen enkel denken aan alle menschen,
wij mogen enkel aan den vrede denken,
enkel aan vrede door 't socialisme:
dan zijn we sterk en weten wat te doen...
| |
| |
Marianne! we zouden het graag willen doen...
We weten wel: wat we nu doen, is tegen het socialisme,
we weten, dat we werken voor den oorlog,
we weten, dat we werken voor den dood.
Maar we zitten bekneld in een groote machine...
We zijn niet vrij ons te bewegen...
Wij kunnen niet... Neen, wij kunnen niet...
Het is niet enkel om het brood...
Je begrijpt toch wat er zou gebeuren,
als we de stad in trokken met een klein troepje,
om de arbeiders uit de fabrieken te halen...
Ze zullen ons najouwen, de fascisten
zullen schreeuwen, dat we het land verraden,
ze zullen ons uitschelden en ons slaan.
Als ze jullie najouwen, moet het je niet kunnen schelen,
omdat je denkt: ik doe het voor ons allemaal.
Als ze je slaan, moet het je niet kunnen schelen,
omdat je denkt: beter dat ze mij doodslaan
dan dat millioenen menschen worden vermoord.
Ze zullen zeggen, dat we ons land verraden...
Zoo is het ook! Wie nu wegloopt van zijn werk,
die verraadt zijn land, die verraadt zijn volk...
Als jullie het hart hebt, om weg te loopen,
dan krijgen jullie met ons te doen...
Jij en je maats wilt je klasse verraden,
maar wij zijn er ook! en we zullen het jullie beletten!
| |
| |
Wij gaan werken (tot de meisjes). En jullie gaat ook werken.
Maar we werken niet voor den oorlog der bezitters;
we werken voor onzen eigen oorlog!
We hebben zelf wapens noodig
voor de sociale revolutie,
waarmee men vijanden vernietigen kan...
Jullie weten niet wat je zeggen,
en jullie weten niet wat je gaat doen.
De ellende, die jullie leden,
heeft jullie harten gevuld met wrok;
de oogen maakt hij blind en verwringt het oordeel...
We kunnen het alles en alles begrijpen,
we hebben het alles doorgemaakt...
Maar dit is niet de weg, neen, neen, dit is niet de weg,
dit is niet de weg naar het heil...
Oorlog voorkomt men niet door oorlog,
oorlog bestrijdt men niet met oorlog,
oorlog bestrijdt men alleen, door menschen te leeren, hem niet te willen;
en niets te willen waaruit hij kan ontstaan.
Ach, jullie weet het evengoed als ik,
en jullie wilt het alles, net zoo als ik,
in het diepste, allerdiepste;
maar jullie hebt versperd den weg naar je diepste wezen
en jullie hebt den toegang versperd tot je diepsten wil...
Ik sloop de versperring met mijn woord;
met mijn daad breek ik den toegang open...
Ik lees in je oogen, dat je twijfelt...
Ik lees in je oogen, dat je het gaat doen...
gaat doen wat je weet, dat nu moet gebeuren...
Marianne! ik ga niet meer naar binnen...
| |
| |
Wij ook niet, Marianne, wij gaan ook niet meer...
Ik wist wel, dat jullie het niet zouden doen...
TWEE VAKVEREENIGINGSBESTUURDERS (komen op)
Wat is hier aan de hand? we krijgen bericht,
dat er een paar meisjes bij de nachtploeg zijn,
die weigeren te gaan werken...
Dat gaat niet, meisjes... We houden ons aan het kontrakt...
Als jullie grieven hebt, kunt je ze meedeelen aan den vertrouwensman,
om ze te brengen in ons bestuur, waar ze hooren,
dan zullen we met de direktie konfereeren
en zien wat we kunnen doen...
Het gaat niet om grieven! Het gaat om veel meer.
Het gaat om het leven zelf, ons leven en dat van millioenen menschen.
Wij willen niet meer werken voor den oorlog.
Wij willen niet meer werken voor het kapitalisme,
wij willen werken voor den vrede,
wij willen werken voor elkaar.
VAKVEREENIGINGSBESTUURDER
Zoo gestaakt moet worden tegen den oorlog,
dan moet dat door een besluit van de organisatie,
wilde stakingen dulden we niet...
TWEEDE VAKVEREENIGINGSBESTUURDER
In een tijd als nu, begrijp je wel,
is meer dan ooit discipline noodig.
EERSTE VAKVEREENIGINGSBESTUURDER
Daarenboven: wat dachten jullie te bereiken?
| |
| |
TWEEDE VAKVEREENIGINGSBESTUURDER
Met hoevelen zijn jullie eigenlijk, die niet naar binnen willen gaan?
We zijn nu met z'n vijven, Gerbrandt.
Morgen zullen we met honderden zijn
en overmorgen niet meer te tellen!
EERSTE VAKVEREENIGINGSBESTUURDER
Met z'n vijven? 't Is wel de moeite waard!
ze hadden ons waarachtig rustig kunnen laten slapen.
Jij bent dat spelletje zeker begonnen;
je hebt al meer van die dolle streken uitgehaald...
Je mag niets van Marianne zeggen!
Marianne heeft gelijk: we moesten geen van allen naar binnen gaan.
We durven niet, we zijn te angstig,
maar dat ze gelijk heeft, weten we allemaal...
Ja ja, zoo is het: Marianne heeft gelijk...
Je mag niets van Marianne zeggen.
(Om de vakvereenigingsbestuurders vormt zich een dreigende groep.)
Wat is er aan de hand, menschen? waarom schreeuwen jullie zoo?
Waarom wachten jullie niet rustig, tot de middagploeg buiten komt?
Jullie kunt meteen naar binnen...
Wij gaan niet naar binnen, wij willen niet...
Wij wel, maar we zullen zoo vrij zijn, met elkaar te praten
tot de middagploeg buiten komt...
| |
| |
We zijn hier niet in de fabriek!
We zijn hier vrij, te doen wat wij willen...
(Om den ingenieur vormt zich een dreigende groep.)
Stil menschen... Ik kan jullie niet verstaan, als je allen door elkaar schreeuwt.
Wat willen jullie eigenlijk? Wat is er gebeurd?
Gebeurd? er is nog niets gebeurd, maar er gaat wat gebeuren,
waar niemand van kan zeggen, waarheen het voert...
Wij willen strijden tegen den oorlog!
Wij willen niet meer werken voor den oorlog!
Wij gaan niet meer naar binnen! wij gaan niet meer naar binnen!
Dat is kontraktbreuk! Jullie breekt je kontrakt,
acht dagen vooruit moet je opzeggen...
dat weten jullie toch allemaal...
Het kontrakt kan ons niet schelen!
Wat er met ons gebeurt, kan ons niet schelen!
Wij zijn niet bang, op straat te staan...
Het leven van onze mannen kan ons schelen!
Het leven van onze kindren kan ons schelen!
Het leven van de arbeiders van andre landen,
het leven van de moeders van andre landen,
het leven van ons allemaal!
We zijn geen poppen, maar levende menschen
met een hart en een wil en een verstand.
| |
| |
We zaten ingeklemd tusschen vrees en sleur,
maar we hebben ons losgemaakt: we zijn vrij.
Marianne hielp ons, ons los te maken:
er komen er nu meer, die zich los maken...
Wij zijn de eersten hier, ja wij zijn de eersten...
Wij zijn nu nog weinigen, maar morgen zullen wij velen zijn
en overmorgen talrijk als de sterren...
(De middagploeg komt naarbuiten.)
Kameraden, wij die hier staan,
besloten niet meer voor den oorlog te werken;
wij gaan niet naar binnen en wij hopen,
dat jullie morgen ook niet naar binnen gaat...
Bemoei je met je eigen zaken:
we weten zelf wel, wat we moeten doen...
Dat is flink, wat jullie doen...
Ja, we zullen jullie helpen...
We gaan morgen ook niet naar binnen...
We beloven jullie, niet naar binnen te gaan...
(Gejuich, kreten, er komt meer aaneensluiting.)
Leve de staking tegen den oorlog!
Leve de vrede! leve de arbeiders van alle landen!
Leve Marianne! Marianne heeft ons gewekt!
Zij heeft ons den weg gewezen!
(Zij heffen Marianne op hun schouders omhoog. Tumult. Kreten. Politie komt op en de direkteur.)
| |
| |
Uit elkaar menschen, of we jagen jullie uit elkaar!
De ploeg, die pas uit de fabriek kwam, gaat naar huis
en de nachtploeg gaat direkt naar binnen...
Wij gaan niet naar binnen, wij blijven hier.
We blijven allemaal bij elkaar...
We houden elkaar allemaal goed vast...
Als alle arbeiders elkaar goed vasthouden over de geheele aarde,
dan is het vrede en het socialisme komt...
(Zij slaan de armen om elkaar heen en sluiten zich steeds nauwer aaneen.)
Uit elkaar, zeg ik, of wij gebruiken geweld...
Wij zijn niet bang voor geweld.
Wij zijn voor niets bang: het gaat nu om groote dingen,
om grootere dan onze dood en ons leven,
het gaat om een groote zegepraal...
Gehoorzaamt of wij chargeeren! uit elkaar!
Wij gehoorzamen aan een hoogste wet:
zij staat in onze harten geschreven:
toen we haar schonden, waren we knechten;
nu we haar gehoorzamen, zijn we vrij...
Neemt die vrouw gevangen en voert haar weg!
Marianne! Jullie waagt het niet, Marianne aan te raken!
Wij zullen haar met ons lijf beschermen.
| |
| |
Komt hier heen, allemaal hierheen: ze willen Marianne wegvoeren!
Beschermt Marianne, kameraden...
(Zij scharen zich om Marianne en de andere meisjes. Eenigen van de mannen heffen wapens omhoog, richten ze naar de politie.)
Komt op, zoo je durft! We slaan je de hersens in...
Geen geweld, kameraden, geweld is niet ons wapen.
Wij hebben onze zaak op den geest gesteld
van trouw aan elkaar en liefde tot menschen.
Geweld zou nu alles bederven...
Laat wie wapens heeft, ze mij geven,
opdat niet worde geschaad onze zaak...
(Enkelen van de jongens brengen Marianne een wapen.)
een borstweer om mij met jullie lijven.
Wijkt enkel voor geweld... (tot politiekommandant)
Ziet hier: wij geven onze wapens af,
we wachten jullie af met naakte handen:
wij zijn immers jullie vijanden niet,
wij strijden immers voor alle menschen,
we strijden ook voor jullie... Jullie wilt toch geen oorlog?
Er is toch niemand, die oorlog wil?
Er is toch niemand, die niet wil leven in vrede,
leven met makkers van alle landen,
saam met hen maken het leven beter,
saam met hen bouwen aan de gerechtigheid?
Waarom zouden jullie ons uiteen jagen?
Wij verzaamlen kracht, om voor allen te strijden.
We moeten doen, wat hij ons beveelt...
We staan immers onder eede...
Een eed is niets dan een vorm, die werd gebouwd,
om het groote leven te dienen
| |
| |
of te dienen een deel daarvan.
Maar vele vormen, die eens dienden het leven,
worden nu handlangers van den dood,
klippen, waarop strandt het schip der menschlijke wording...
Vormen moeten nu gebroken worden,
eeden moeten gebroken worden,
zoo dat schip niet wil vergaan...
Wie nu zijn eed houdt van jullie, die werkt voor
den oorlog, voor ondergang der menschheid;
wie hem breekt, dient leven, dat streeft naar omhoog.
Zij heeft gelijk... wat die vrouwen doen, is goed...
Ik laat mij niet tegen die vrouwen gebruiken...
Wat zij doen, is goed: zij doen het ook voor ons...
Wat, jullie weigeren je plicht te doen?
Past op, mannen: denk aan de gevolgen.
De gevolgen kunnen ons niet schelen.
Niets kan ons nu schelen dan helpen, dat het geen oorlog wordt.
Als het oorlog wordt, gaan we allemaal dood...
INGENIEUR (tot kommandant)
Zoudt u niet telefoneeren om troepen?
Ik heb straks al getelefoneerd;
je weet nooit wat er kan gebeuren...
STEMMEN (achter het tooneel)
Soldaten... Pas op... Uit den weg... soldaten...
Leve de soldaten... Ze zijn onze broeders...
| |
| |
POLITIEKOMMANDANT (tot kapitein)
Kapitein, hier, deze vrouw stookt de arbeiders op,
om kontraktbreuk te plegen, door te weigren naar binnen te gaan,
en zij stookt de politie op, te weigeren haar plicht te doen.
U zult weten, wat u te doen staat.
Mannen, arresteert die vrouw en voert haar weg...
Dan moeten jullie ons ook arresteeren...
Wij doen hetzelfde als Marianne...
Gehoorzaamt niet, kameraden, gehoorzaamt niet...
Wat we doen, doen we ook voor jullie...
Jullie willen toch ook geen oorlog...
We zijn toch allemaal menschen met elkaar.
Mannen, je hebt toch gehoord wat ik zei?
Waar wachten jullie nog op? Neemt die vrouw gevangen!
Ik doe het niet, ik vecht niet tegen vrouwen...
Mijn eigen zuster kan erbij zijn...
De vrouwen hebben gelijk, niet te willen werken voor den oorlog...
Wij zijn zelf ook tegen den oorlog...
Mannen, denkt aan de gevolgen...
Ik ben ook tegen den oorlog,
maar wie nu dienstweigert, komt voor den krijgsraad,
daar kan ik verder niets aan doen.
| |
| |
Beter de kogel, omdat je je plicht deed als mensch,
dan in een loopgraaf dagenlang te liggen kermen
of uit te spugen je longen, die wegrotten door 't giftig gas...
We willen niet tegen vrouwen vechten!
We willen geen broedermoordenaars zijn...
Leve de soldaten, onze broeders...
(Een begin van verbroedering ontstaat tusschen fabrieksmeisjes, arbeiders,
Hier alle menschen van goeden wil...
allen, die de orde willen redden...
allen, die willen redden het vaderland...
(Enkele van de soldaten komen in beweging.)
Vijf honderd gulden loof ik uit
voor wie die vrouw gevangen nemen...
(Nog een paar soldaten komen in beweging: ze dringen op de jongens en meisjes toe, die om Marianne staan en drijven ze ruw uit elkaar. Marianne en de twee meisjes naast haar worden gegrepen, gebonden en weggevoerd. De kapitein heeft, toen de direkteur een prijs uitloofde voor wie de vrouwen gevangen nam, een beweging gemaakt, maar zich snel bedwongen Hij neemt van nu af geen deel meer aan de aktie, maar staart voor zich uit.)
Geeft niet toe, kameraden! Zet door wat wij begonnen!
Wees gerust, Marianne, wij zetten door, wij geven niet toe...
(Onzichtbaar, men hoort haar stem en die der twee andere meisjes al meer uit de verte.)
Geeft niet toe... Het geldt allen te redden... Geeft niet toe, geeft niet toe...
| |
| |
STEMMEN VAN JONGENS EN MEISJES
Wees gerust, Marianne. Wij geven niet toe... wij geven niet toe.
(De direkteur en de politiekommandant nemen de leiding: zij posteeren een deel van de politie en van de soldaten aan beide kanten van de poort: het andere deel mengt zich steeds meer onder de arbeiders. Er komt een gespannen stilte.)
De nachtploeg kan binnengaan...
(Stilte. Niemand beweegt.)
Nu, hooren jullie niet: de nachtploeg kan binnengaan.
Niemand behoeft bang te zijn, gemolesteerd te worden...
(Enkele oudere vrouwen en een paar meisjes sluipen met bedrukte gezichten naar binnen.)
Weest nu niet dom, menschen: gaat naar binnen...
Je zult er gauw genoeg berouw van hebben, als je het niet doet.
We kunnen net zooveel arbeiders krijgen als we willen,
dat weten jullie toch.... Nu, gaan jullie?
Neen, we gaan niet... We werken niet voor den oorlog...
Wie niet naar binnen gaat, is ontslagen
en kan morgen zijn boekje halen bij den portier.
Uit elkaar! naar huis! Jullie hebben hier niets meer te maken!
We gaan niet naar huis! we wachten!
| |
| |
Wachten? waarop wachten jullie?
We wachten op de ochtendploeg...
Dit is onduldbaar... Kapitein,
waarom beveelt u uw mannen niet, die menschen uit elkaar te jagen?
U lijkt me een vreemde opvatting te hebben van uw taak...
KAPITEIN (treedt langzaam op den direkteur toe)
Ik kan niet... (luider) En ik wil niet.
En ik doe ook niet meer mee;
Ik kan het niet meer verantwoorden.
(Gejuich onder de soldaten, een deel van de politie en de arbeiders. Zwijgend blijft het andere deel de wacht houden bij de fabriekspoort. Het tooneel raakt langzaam leeg: flarden van liederen klinken; die op het tooneel zingen; andere stemmen lijken te antwoorden uit de verte.)
(met haar kindje komt op en loopt langzaam over het tooneel.)
Suja mijn kindje, waar is je gezicht?
Door mijn nacht breekt een straal, in mijn duister valt licht...
Zacht zijn je wimpertjes, zacht is je wang...
Nu slaap je niet lang meer... niet lang... niet lang...
Word wakker, mijn hartje: in de wereld begint
helder roepen van den morgenwind.
|
|