| |
| |
| |
Eerste bedrijf
Drie groepen: Rechts de geduldigen en talmenden, links de ongeduldigen en haastigen, in het midden de ontmoedigden, twijfelenden en wanhopigen. Bij de groep van links op den voorgrond: een jonge blinde vrouw met een klein kindje op schoot en een jonge man met één arm.
DE BLINDE VROUW (neuriet)
Suja kindje, stil maar mijn schat:
moeders tranen maakten je wangen nat:
suja mijn liefje, in zorg verwekt,
in smart verwacht, tot leed geboren...
Het uur is verzuimd, de weg is verloren:
het blad is gevallen, de bloem is verlept...
Zing jullie je kind niet in slaap met zulke mistroostige wijzen;
het zal erdoor vervolgd worden in zijn droom.
Je zult het bang maken voor het leven...
Ik wou, dat het zoo bang werd voor dit leven,
dat het stil wegdroomde in den dood.
Het is beter voor een kind, niet te zijn geboren
en zoo het werd geboren, weer gauw uit het leven weg te gaan.
Er is geen werk en er is geen brood:
armoe en honger, honger en armoe....
We zijn allemaal verloren,
we zinken allen weg naar den dood....
Er is geen werk en er is geen brood:
we zinken weg, we zinken in den dood....
| |
| |
Moed houden, makkers, niet versagen:
er komt weer een betere tijd.
Dag en nacht staan wij op de bres:
doe jullie ook je plicht, blijft trouw de organisatie,
houdt het hoofd boven water: dan komen we er zeker door.
De organisatie vermag nu niets:
jullie weten dat even goed als wij.
Het loon weer verlaagd! wij lijden honger!
Ook als wij werken, lijden wij honger....
Er is geen uitweg uit de ellende:
we zinken weg, we zinken in den dood.
Er is een uitweg! wij weten hem,
maar jullie willen naar ons niet hooren,
jullie liet je bedriegen door die and'ren....
Mooie dingen praatten ze jullie voor:
het was nu geen tijd om aan te vallen:
ge moest maar wachten, geduldig wachten,
tot het kapitaal weer op adem was...
Als jullie een uitweg weet, zegt hem dan:
alles beter dan zoo te sterven
in een hoek, als een zieke hond....
We hebben het honderdmaal gezegd:
staat op, makkers, trapt het kapitalisme in elkaar
en bouwt met ons een nieuwe wereld...
| |
| |
Als je denkt, dat je het kunt, waarom doe je het dan niet?
Omdat jullie ons in den rug zoudt vallen....
Mannen, luistert niet naar hen! Geeft je niet aan hen over:
zij sturen je den afgrond in! (tot links)
Jullie weet geen uitweg! Jullie wilt den chaos!
Zoo jullie je zin kreeg, begon de ontbinding....
Allen, de rijken met de armen, stortten,
zoo jullie je zin kreeg, den afgrond in....
Wij liggen allang op den bodem van den afgrond:
wij kreunen, wij spartlen.... Maar jullie merkt het niet,
jullie laat ons vergaan van ellende....
Suja mijn kindje, suja klein wicht:
moeders oogen zijn blind, kindjes oogen zijn dicht....
Niet zien is nu beter dan wel:
in de wereld wordt gespeeld al te wreed een spel.
Het spel van den dood der broederschap:
gebroken haar staf, in scherven haar nap....
Wat zingen jullie weer van die zwartgallige wijsjes....
Komt liever bij ons en helpt ons vechten:
uit den strijd moet groeien de broederschap.
EEN VROUW UIT DE MIDDENGROEP
Toen ze thuis kwam, lagen de kindren op den grond
en de man zat voorover, in elkaar gezakt bij de tafel:
het bloed liep in een straal over den vloer naar de deur.
| |
| |
Hij had de kindren met het broodmes de halsjes afgesneden
en toen zichzelf de polsader geopend.
De kinders waren dood, de man haalde nog adem,
maar er was niets aan te doen: hij was leeggebloed...
Er wordt verteld, dat ze gek is geworden...
't Zou geen wonder zijn, zoo ze gek was geworden,
maar hij was zeker gek, toen hij zijn kindren vermoordde...
Misschien had hij verschrikkelijk gedronken...
Hij dronk nooit. Ik kende hem goed.
We hebben een jaar samen gestaan aan de draaibank.
Hij was stil en in zichzelf gekeerd,
maar hij zou geen vlieg kwaad hebben gedaan
en hij was altijd dol op zijn kinderen.
Maar door al de ellende is hij aan het tobben geraakt;
al ruim twee jaar was hij werkloos:
der zijn der genoeg, die dan gaan malen...
Ja, een mensch kan veel verdragen, maar er is eens een end.
Hij heeft het niet langer kunnen harden:
in zijn kop sprong ergens een veer.
Dat is de derde van de wijk, die er in dezen winter een eind aan maakt.
Ik ben benieuwd, aan wie nu de beurt komt.
Ja, maar Frans was ziek, ze hadden hem gezegd,
dat hij nooit meer beter kon worden:
| |
| |
hij wilde geen lastpost voor zijn ouders zijn.
Maar deze was een gezonde kerel,
ik weet niet, dat hij ooit iets heeft gemankeerd.
Guus was ook gezond, die zich op nieuwjaarsdag ophing.
Dien had zijn stiefmoeder het huis uitgezet:
hij kon nergens een woning vinden
en zijn vrouw moest voor den zesden keer in de kraam.
Ja, die had waarachtig reden genoeg, er een eind aan te maken.
Reden er een eind aan te maken, hebben we allemaal.
Suja suja mijn kindje, slaap door:
je vader zijn moed met zijn arm verloor:
je moeder heeft al zoo lang gewacht
op de ster, die zou opgaan in haar nacht...
O ging van binnen maar op een ster,
o werd het hier maar iets helderder,
dan kon ik weer hopen, dan lachte ik weer
om je zijden haartjes, je handjes teer...
Hoop? Ja, waarop hopen we dan eigenlijk?
Ik weet het niet, ik hoop op het wonder...
(Michael en Marianne komen op: ze zijn gekleed als jonge arbeiders bij sport of in het kamp.)
Goeden dag, kameraden. Kun jullie ons zeggen, waar we hier
| |
| |
Zien jullie dat dan niet?
In het land der ellende zijn jullie,
in het land van den honger, waar de mensch verleert, mensch te zijn...
Dan zijn we waar we moeten wezen.
Wat komen jullie hier doen?
Jullie helpen, uit de ellende te komen.
Wie heeft jullie gezonden?
Niemand heeft ons gezonden.
We zijn uit ons zelven gekomen.
Zulken als wij komen nu overal...
Komen jullie ons helpen? Wat kunnen jullie voor ons doen?
Wij kunnen eigenlijk niets doen. Jullie moeten het zelf doen.
| |
| |
En jullie weten ook, wat je moet doen.
Jullie weten het in je diepste hart.
Maar voor den ingang van dat hart ligt een zware steen.
Jullie kunt je eigen gronden niet bereiken.
Jullie kunt niet bij de bronnen van je kracht.
We willen jullie helpen, dien steen weg te wentelen:
samen kunnen we het zeker doen.
Luister Michael: ik zal je zeggen, hoe het hier staat:
de helft van ons is werkloos
en van de andere helft werkt een deel vier dagen van de week.
De meesters hebben het loon telkens omlaag geschroefd
en de uitkeeringen aldoor verminderd:
zoo werden wij armer en armer.
Wij kunnen haast niets meer koopen.
We verhongeren... en er is overvloed!
Hoe komen we uit deze ellende?
Makkers, je bent je eigen waarheid vergeten,
de waarheid, die je voor een halve eeuw al wist.
Je hebt je ingesponnen in 't gevoel van je machtloosheid,
doordat je volgde der meesters banen,
inplaats van te banen je eigen spoor.
Als allen bezitten te saam de middlen tot den arbeid
en allen voortbrengen voor elkander,
dan hoeft niemand gebrek te lijden:
van wat allen maken krijgt ieder zijn deel.
Marianne! dit zijn de stralende woorden,
die ons hart dronken maakten in mijn jeugd.
Zeg ons, hoe ze om te zetten in daad.
| |
| |
Jullie moet die leuze door de wankele wereld dragen,
jullie moet aan de zieke menschheid wijzen onzen weg;
jullie moet haar opdringen dien weg,
jullie moeten haar dringen naar het heil voor allen.
Dat kan - zoo jullie eenig zijn.
De broederstrijd maakt jullie zwak,
de zwakheid doet de eenen laf berusten,
d'andren doldriftig zich storten
Michael, de armoe is het niet alleen,
zij is het niet alleen, waaraan wij lijden.
Doodsangst schroeft onze kelen dicht...
Booze geruchten gaan over de aarde:
booze wil krijgt macht over de menschen:
het onheil dreigt, de oorlog dreigt...
Allen willen zij macht over de aarde,
allen willen zij macht over de bronnen des levens,
allen wapenen zij zich tegen elkander,
allen wantrouwen zij elkander,
aller krachten drijven op de botsing aan,
waar aller leven in zal versplintren.
Allen zijn nog wat allen waren,
toen het onheil over ons kwam en ons maakte
blinde werktuige' in de hand van 't noodlot.
Mijn hart heeft die dagen niet vergeten,
toen de menschheid hing aan 't kruis,
maar hoevelen vergaten ze...
STEMMEN VAN LINKS EN RECHTS
Niet wij! wij hebben niet vergeten...
| |
| |
Allen doen als allen deden:
stompzinnig wachten zij af
tot het onheil komt over de wereld.
JONGE STEMMEN VAN LINKS EN RECHTS
Niet wij! Wij willen niet, dat het komt...
Wij strijden, om het af te weren,
en strijdend sluiten wij broederschap.
Zoo moet het gaan! Zoo is het goed!
Wanneer broederschap zal heerschen tusschen ons allen,
dan kunnen we worden een kracht tot vrede,
kunnen worden de kracht, die het noodlot stuit.
Hebben we tijd, met elkaar vrede te sluiten?
Hebben we tijd, ons te bezinnen op broederschap?
Het onheil nadert in geweldige vaart...
Zooals het geronk van de sterke motoren
bij elke sekonde luider wordt,
wanneer een luchtschip aanvaart, een monstervisch,
zoo stormt het oorlogsmonster aan...
De lucht is vol giftige dampen...
Wij kunnen niet vrij meer ademen! wij kunnen niet vrij meer denken!
We kunnen onzen liefste niet meer kussen...
niet meer liefkozen met een rustig hart.
Help ons, Marianne! We willen toch allen den vrede.
We mogen toch geen tijd verliezen.
| |
| |
Wat kunnen we doen, om de vaart van het onheil te stuiten,
om het monster af te snijden den weg?
Wat kunnen we doen, nu, dadelijk, Marianne?
Zusters! wanneer jullie allen den vrede wilt,
dan behoeft niemand van jullie den oorlog te vreezen.
Hij kan niet komen tegen jullie aller wil.
Als geen man meer werkt voor den oorlog,
als geen vrouw meer werkt voor den oorlog,
als geen man en geen vrouw meer maakt,
geen jongen en geen meisje meer maakt, wat den oorlog dient,
dan kan zijn duivelsche kracht niet worden ontketend!
Makkers: neemt uw lot in uw eigen hand...
Marianne! ge spreekt dwaasheid, dat kunnen we niet.
We moeten werken om te leven.
We moeten verrichten iederen arbeid,
zoolang de middlen tot den arbeid
in handen van onze meesters zijn.
Wij zijn immers de slaven van 't kapitaal
en slaven kunnen hun werk niet kiezen.
ANDERE STEMMEN VAN LINKS EN RECHTS
Misschien zou het kunnen in een anderen tijd,
als er handen te kort zijn in alle bedrijven,
maar er zijn nu alom handen te veel.
Alleen in de munitiefabrieken is werk
en in die van kanonnen en geweren
en in die van vliegtuigen voor het leger
en van vliegtuigen voor de vloot.
ANDERE STEMMEN VAN LINKS EN RECHTS
En in de afdeelingen der chemische fabrieken,
die blauwkruis maken en geelkruis maken
en groenkruis. Daar wordt overal gewerkt,
| |
| |
dag aan dag, in alle landen,
daar verdient men nog een stuk brood.
Het kan immers niet, dat alle werkers,
die voor het leger werken en voor de vloot
en voor de luchtvloot, - dat allen, die maken
vliegtuigen en tanks, kanonnen en geweren,
granaten en bommen van elke soort,
dat ook zij, die dit alles vervoeren, -
allen zouden opgeven hun werk!
Zij zouden immers geen uitkeering krijgen,
zij zouden immers verhongeren!
En gesteld dat zij het offer brachten
- maar zij zullen het niet brengen -
dan zou dat offer nog zijn vergeefs.
Immers, andren zouden innemen hun plaatsen
en alles zou als te voren gaan.
Dat is niet waar! neen, het is niet waar!
Dat zouden zeker niet allen doen:
velen van ons zouden het niet doen.
En zij zouden ook niet verhongren:
wij zouden deelen met elkander
ons bed en onze laatste korst brood.
Jullie weten niets van 't werklijke leven.
Jullie kennen de menschen niet.
Hebt ge geen anderen raad, Marianne?
Is er geen andere weg, dien wij kunnen gaan?
| |
| |
We zouden dezen graag probeeren.
maar wij durven niet: zij lachen ons uit...
Ze zouden zeggen, dat we gek zijn geworden.
die werke niet voor den oorlog.
Wie werkt voor den oorlog, zegge
niet, dat hij hem niet wil.
Zij heeft gelijk... je hebt gelijk, Marianne...
Makkers... er zijn nog andre middlen,
er zijn gelukkig bette middelen.
Dat wat Marianne wil, is waanzinnig,
het ontwricht de maatschappij.
Tegenwillig moet ge voor de waapning werken,
zoolang het kapitaal blijft heerschen:
werken moet ge voor den dood, om te leven.
Maar ge kunt voor ontwaapning stemmen,
maar ge kunt voor ontwaapning petitioneeren,
ge kunt tegen de waapning uw protesten doen hooren,
ge kunt ze zenden aan de regeering,
ge kunt ze zenden aan den Volkenbond...
Ge kunt uw groote eendrachtige stem doen hooren...
Dank je! aan die komedie doen wij niet mee.
Het kapitalisme is de oorlog:
wie waarlijk geen oorlog meer wil,
wie waarlijk den vrede wil,
die strijde met ons tegen het kapitalisme,
die strijde voor den Sowjetstaat,
die strijde voor het kommunisme...
| |
| |
jullie bereiden zelf den oorlog voor...
Burger-oorlog is ook oorlog...
Burger-oorlog is heilige oorlog:
burgeroorlog is oorlog tegen de beesten,
die den arbeiders zuigen het merg uit de botten
en hen, als zij zich verweren, vermoorden.
Burger-oorlog is de eenige weg,
de eenige, tot vrijheid en vrede.
En daarom, Marianne, je raad is slecht:
wij, die revolutionairen zijn,
mogen niet wegloopen uit de fabrieken,
waar alle wapentuig wordt gemaakt.
Kanonnen hebben we noodig, granaten noodig,
gassen en gasmaskers, vliegtuigen en tanks,
al het vervloekte moordtuig hebben we noodig,
om op den dag der revolutie,
ons geweld te stellen tegen dat der bourgeoisie.
We hebben ze noodig, om de oude heerschers te dooden
en om de knechten te dooden,
die naar den wil der heeren doen,
om stuk te slaan de oude staatsmacht,
om te handhaven onze nieuwe orde,
tot die over heel de aarde heeft gezegevierd.
Maakt wapens, makkers, maakt munitie,
bouwt voor de vliegtuigen sterke motoren,
maakt blauwkruis, geelkruis, maakt fosgeen...
We zullen ook gassen moeten gebruiken:
het is niet onze schuld, dat het moet:
niet wij zijn verantwoordlijk, maar zij,
die ons dwingen, dezen weg te betreden:
niet willen wij hem, neen wij haten hem...
niet wij, neen zij zijn verantwoordlijk.
| |
| |
Wat zijn jullie toch schijnheilig!
Jullie doet, of je tegen den oorlog bent
en zelf bereidt je den oorlog voor...
Wij bereiden voor den oorlog der werkers,
wij bereiden voor den laatsten strijd,
die zal brengen den waren vrede...
Dat zeiden ze ook in negentien veertien:
wij doen niet mee! wij doen niet mee...
die zal brengen de ware vrijheid...
Dezen strijd bereiden wij voor,
maar jullie helpen het kapitaal,
om zijn oorlogen voor te bereiden:
jullie zult het helpen tegen Rusland,
jullie zult het helpen tegen ons...
Lasteraars... gemeene lasteraars...
Jullie zijn aan de bourgeoisie verbonden,
jullie zult het kapitaal tegen ons helpen in den oorlog,
jullie zult je scharen achter de bourgeoisie...
Jullie hoopt op den oorlog! jullie drijft tot den oorlog!
Jullie verwacht van den chaos heil.
Beter de chaos dan deze uitgeleefde orde,
waarin het proletariaat bij levenden lijve verrot.
En jullie steunt haar! jullie zijt haar knechten!
Jullie hebt de massa's voor een paar brokken verkocht!
| |
| |
Lasteraars, gemeene lasteraars!
Dat zeggen jullie, die met de fascisten
samenspant tegen de demokratie...
Jullie, jullie zijn zelf fascisten.
Jullie hebt onze beste leiders vermoord.
Lasteraars! gemeene lasteraars!
Jullie wapen is de sluipmoord, niet het onze.
Snoert hun den lasterenden mond...
(Die van links dringen op die van rechts in. Van rechts klinken kreten: ‘politie’. Politie verschijnt en wendt zich tegen de groep links.)
Uit elkaar! of we slaan erop in!
Samenscholingen zijn verboden...
(Na een korte worsteling blijft de politie baas. De linker groep verdwijnt, ook de rechter groep trekt zich terug. Alleen de middengroep blijft, meer op den achtergrond. Korte stilte. Dan hoort men uit de groep de stem der blinde vrouw.)
Suja suja kindje, houd je oogjes stijf dicht...
er is niets dan de nacht, ik voel het, wanneer ik mijn hoofd oplicht.
Wilde stemmen krijschen in de ruimte zwart,
een looden druk verlamt mijn leden,
geen straal komt uit de wereld gegleden
en vindt den weg naar moeders hart.
Ik dacht, dat ik tusschen de wolken een lichtgrot zag opengaan,
maar ze schoven weer over elkander: nu is alles gedaan.
(Michael en Marianne komen op den voorgrond.)
| |
| |
We hebben het niet goed gedaan, Marianne.
Michael! we hebben ons vergist.
We geloofden aan woorden! we wilden werken door woorden!
Woorden zijn machtloos! Woorden zijn stomp!
Woorden raken nimmer het doel.
Woorden kunnen nu niet helpen,
scherp is alleen het zwaard van de daad.
In de daad is Gods adem, niet in woorden,
uit de daad stroomen de krachten-tot-heil.
Daden, zuivere, lichte, opene daden:
daden, die zoo uit het hart naar buiten springen,
als jonge herten in 't zonnige grasland uit de schaduw van het wol
daden, die zijn als lichttorens aan donkere stranden
en als sterke, trekkende handen,
daden, die zijn als de naderende stap
van hem, op wien werd gewacht door eeuwigheden...
O God, geef zulke daden ons in,
die makkers verlossen van het donker verleden,
daden vol liefde als 't hart eener moeder,
daden zuiver als 't water van een edelsteen,
gewekt door den blik in de oogen van den eeuwigen broeder...
Men kan ze niet bedenken, niet willen...
Zij moeten opkomen uit een onpeilbare zee.
Als een bloem uit zijn stengel groeit, moeten zij aan ons wezen ontgroeien.
| |
| |
Wij kunnen enkel gelooven, ons openstellen.
O vloed, die nu stijgt door de wereld, laat ons stijgen met u mee!
O lente, die d' aarde vernieuwt, doe ook ons ontbloeien!
|
|