| |
| |
| |
Derde bedrijf
Arbeiders, arbeidsters, enkele soldaten, jonge menschen van allerlei soort.
We weten allen, dat het spant:
beslissende dagen zijn dit voor ons allen,
beslissende dagen voor de menschheid.
Daarom willen we alles vergeten
wat in de jaren hiervoor tusschen ons is geschied.
We willen elkaar niets meer verwijten,
maar allen te saam zijn het onbeschreven blad
waarop nu de geest een gouden woord gaat schrijven,
het gouden woord van broederschap.
We hebben nu allen maar één wensch:
we worden nu allen door één willen bewogen:
te maken dat het geen oorlog wordt.
Laat ons nu samen beraadslagen wat te doen.
Wie heeft iets voor te stellen, kameraden?
Michael! Welken weg zullen we gaan?
Marianne wees ons den weg:
dien weg gaan de vrouwen verder.
We moeten met hen samengaan.
De weg, dien de vrouwen gaan, voert tot niets.
Wel waar! Hij voert tot onzen vrede:
Marianne wees den weg naar een nieuw leven:
elke andere leidt naar den dood.
Ik wacht uw voorstellen, kameraden.
| |
| |
Ik stel voor, eenigen van ons
te sturen naar alle bedrijven die nog werken
om aan de makkers te zeggen te doen als wij,
te staken voor den tijd van drie dagen,
als een waarschuwing aan de regeering
en een demonstratie van onzen wil.
Ik stel voor, ons te wenden tot de transportarbeiders,
en hun te vragen, nauwkeurig acht te geven
op alle vervoer te water en te land...
Ik stel voor hetzelfde te doen
met de piloten en arbeiders van de luchtvaart,
om, zoo de regeering niet duidelijk verklaart,
dat zij afziet van de mobilisatie,
ons hun vliegtuigen ter beschikking te stellen.
Ik weet, dat er zijn, die het zullen doen.
Ik stel voor, ons in verbinding te stellen
met de arbeiders van de radiostations
en te zorgen, dat ons woord elk oogenblik
de makkers van alle landen kan bereiken.
(Telkens betuigingen van instemming.)
Juist zoo... Goed zoo... Ja, dit hadden wij ook gedacht...
Ik stel voor, eenigen van ons te sturen naar de kazernes,
om voeling te krijgen met de soldaten
en hun te vragen, uiteen te gaan...
| |
| |
Neen, neen! zij moeten bij elkaar blijven! wij hebben ze noodig...
Je laat me niet uitspreken, kameraad!
Ik zeg: hun te vragen uiteen te gaan,
zoo de regeering niet duidelijk verklaart
dat zij afziet van de mobilisatie,
na eerst alle oorlogsmateriaal
zooveel mooglijk te hebben vernietigd,
of als dat niet kan, onbruikbaar gemaakt.
Dwaasheid! wij moeten geen oorlogstuig vernietigen!
Wij zullen het zelf noodig hebben...
Wij willen den weg gaan van Marianne..
Wij willen den weg omhoog, naar het leven...
Wij willen niet den weg naar den dood...
Kameraden! jullie wil is goed,
maar wat geeft het, wat we hier besluiten?
We kunnen toch niet maar zoo beginnen,
zonder te weten wat anderen doen?
We moeten organisatorisch te werk gaan,
anders komt er niets van terecht...
Kameraad, je weet immers zelf
hoe langzaam de organisaties werken:
we hebben geen tijd, daarop te wachten...
Als zij in onzen zin besluiten,
komen wij immers toch allen saam...
| |
| |
Wie van de organisatie iets verwacht,
die werke in de organisatie,
misschien kan hij daarin geven den stoot.
Maar ik geloof, dat onze daad dien geven moet
en zeker ook het snelst zal geven...
De organisaties strijden te fel tegen elkaar,
om met kracht te kunnen strijden tegen den oorlog;
de een wil niet bukken voor den ander,
onze daad moet banen den weg tot eenheid.
Onze daad is een slag in de lucht,
zoo zij omgaat buiten de organisaties.
In hen is de wil der massa's belichaamd,
daarom mogen wij niet aan hen voorbijgaan.
de wil der massa's verstikt, verbogen;
Wij eenlingen, in losser verband vereenigd,
moeten hen helpen, zich daaruit te bevrijden
en kunnen 't, door voor te gaan in de daad...
Kameraden, dit stel ik voor:
laat onze Broederschap pogen te doen
alles wat wij hier bespraken, -
laat elk, die lid is van een organisatie,
daarin werken in onzen geest, -
laat ons eiken dag, elk uur bereid zijn,
onze kracht te stellen in dienst van elk lichaam
dat op deze wijze den oorlog bestrijdt.
| |
| |
Ja, dat is goed... zoo is het goed...
Neen, neen, wij doen niet mee aan die dwaasheid...
Ik stel voor, dat we niet langer praten,
maar met zijn allen optrekken naar de gevangenis
en de andere gevangenen...
Juist! dat willen we! Dat hadden we ook gedacht!
Laat ons gaan, Michael, nu daadlijk. Niet meer praten! Doen!
Wacht even, makkers. Zoo wij gaan, allen ongewapend.
Zijn er van jullie, die wapens hebben
en mee willen doen aan de demonstratie,
laat ze eerst hier komen en ons die geven...
Ben je gek? Wij geven onze wapens niet af,
aan jou niet en aan niemand niet...
Wij hebben geen lust geslacht te worden...
Wie zijn wapens niet afgeven wil,
verzoek ik geen deel te nemen aan de demonstratie.
Wat wil je zonder wapens bereiken?
Op een deel der soldaten kunnen we rekenen,
maar zeker niet op allemaal...
Juist daarom, kameraden, moeten we ongewapend gaan.
Nu gewapend optrekken naar de gevangenis,
| |
| |
beteekent ons gereed maken
te vergieten broederbloed.
Wie dat wil, heeft onze gedachte niet begrepen
en wil niet den weg gaan, dien Marianne wees.
Michael heeft gelijk! Ongewapend moeten we gaan!
Maar wat wil je dan? Wat kunnen we bereiken...
We zullen eischen, dat allen worden vrijgelaten,
en zoo aan dien eisch niet wordt voldaan,
zullen we neerzitten voor de gevangenis;
in alle straten, die toegang geven tot haar,
zullen we neerzitten en zingen onze liederen,
en telkens roepen ‘Marianne moet vrij’.
‘Ze hebben Marianne gevangen genomen,
omdat zij ten strijd riep tegen den oorlog’.
We zullen ons niet laten verjagen.
We zullen elkaar aflossen dag en nacht...
Ja, ja, dit is goed... Zoo is het goed...
Neen, het is niet goed, het is dwaasheid.
Ze zullen de straten schoonvegen met paardevolk...
Ze zullen machinegeweren halen...
Ze zijn niet teerhartig op dit oogenblik...
Wat ze zullen doen, weet ik niet,
en jullie weet het ook niet, kameraden.
Maar wat wij moeten doen, dat weet ik, en velen hier weten het.
Wat er met ons zal gebeuren, weet ik niet, maar dat dit de weg is naar onzen vrede,
| |
| |
naar de herrijzenis der menschheid,
dat weet ik zeker en daaraan heb ik genoeg.
Kameraden! Zoo is het, als Dora zegt.
Wie dezen weg beproeven te gaan, gaan menschheid voor naar dien anderen oever,
waar zij zal voortzetten haar tocht.
Wilt gij ons uw wapens afgeven, kameraden?
Neen, dat willen wij niet. Wij doen aan dien onzin niet mee.
Wij willen onze gevangenen bevrijden...
Wij willen ze bevrijden, als het moet, met geweld...
Wij laten ons niet als lammeren slachten...
Kameraden, ge ziet nu wat Michael wil:
aan 't gezag u weerloos overlev'ren, wil hij.
Volgt hem niet, kameraden! trekt met ons mee...
Ja, Michael wil ons overleveren aan 't gezag,
volgt hem niet, vertrouwt hem niet, niemand hier kent hem,
niemand weet iets van hem af...
Een verrader is hij! hij wil de zaak verraden!
Je liegt! Michael is geen verrader!
Als een broeder is hij gekomen,
als een broeder heeft hij tusschen ons geleefd.
Door hem hebben wij leeren zien,
door hem hebben wij den weg begrepen,
door hem den wil begrepen van ons eigen hart...
| |
| |
Hij wil ons ontwapenen, daarom is hij een verrader.
Hij wil ons weerloos overlev'ren aan den vijand,
aan de regeering wil hij ons overleev'ren
en de regeering wil den oorlog.
Michael is voor den oorlog. Hij is ook voor den oorlog.
Michael is voor den oorlog! Vertrouwt hem niet!
Hij is een spion! Michael is een spion der regeering.
Past op voor hem! Weg met hem! Weg met Michael!
Lasteraars! Jullie weet, dat je lastert!
Jullie weet, dat ik tusschen hen ben als de vlam van hun hart,
jullie weet, dat ik tusschen hen ben als de stem van hun geweten,
jullie weet, dat ze in mij herkennen
de kracht, die in henzelven woont.
Jullie weet, dat ze luistren naar mij
als naar hun ouderen broeder...
Jullie kunt ze beletten naar mij te luistren,
jullie kunt ze ophitsen tegen mij,
jullie kunt verwarren hun gedachten:
maar mijn wil is de wil van hun diepste hart,
mijn wil is de wil van hun menschlijkheid...
Hij zal weer opstaan in hen en getuigen...
Luistert niet naar hem! luistert niet naar zijn leugens!
Hij misleidt jullie met mooie woorden,
hij wil jullie brengen in zijn macht...
Wij laten ons niet brengen in zijn macht...
Hij is niet van links, hij is niet van rechts:
hij heult met allen, daarom is hij gevaarlijk,
hij is de vijand van allemaal...
| |
| |
Weg met hem! hij is een verrader...
Grijpt hem! bindt hem! weg met hem!
Ik ben niets dan de stem van jullie geweten,
ik ben niets dan de vlam van jullie hart...
Verrader! dood aan den verrader...
Makkers, schaart u! Makkers, te wapen,
makkers, schaart u om Michael...
Laat niet worden gestort om mij een druppel bloed,
alle bloed is broederbloed,
in elken druppel bloed, die wordt vergoten,
roept de stem van een broeder om wraak...
Verrader! Je bent een gemeene verrader...
Verraders verdienen den dood...
Ik ben de vlam in jullie hart,
ik ben het leven van jullie leven...
mijn dood is de tol, dien wij moeten betalen
aan lange dwaling, aan oude schuld...
Grijpt hem! bindt hem! Weg met hem...
Dood aan Michael! Dood aan den verrader!
Mijn dood is de drempel, waarover het leven moet gáán...
| |
| |
(Die, welke wapens hebben, storten zich op Michael; de anderen pogen hen tevergeefs af te weren. Verward rumoer. Het tooneel wordt donker. Stilte. In het donker hoort men de stem der blinde vrouw.)
O kindje, mijn kindje, mijn hart doet zoo'n pijn.
In de wereld moet het kwaad nog machtig zijn.
De dageraad, ik heb hem te vroeg verwacht...
Slaap kindje, slaap verder, door den langen donkren aardenacht...
(Wanneer het tooneel weer verlicht wordt, ligt Michael op een baar gestrekt voor op het podium. Allen zijn om hem heen geschaard.)
Dood - dood - dood. Michael is dood...
Zijn bloed stroomt uit vele wonden:
het verft de steenen, de steenen rood...
O makkers, hebben wij dit gedaan?
Wij dit edele hoofd zoo wreed geschonden?
Wat heeft ons vervoerd? welke helsche waan?
Wij hadden toch zijn hartgrondige stem gehoord:
gehoord in haar klank de trilling van de trouw;
wij zagen zijn hart toch liefde uitstralen...
Wij voelden de waarheid toch van zijn woord:
Maar hoogmoed weigerde, die in te halen...
Daarom, daarom, daarom hebben wij hem vermoord...
Tot loon van zijn liefde, tot loon van zijn trouw...
O smart... o bittere rouw...
(Het koor schikt zich anders; rechts en links komen tegenover elkaar te staan als in het eerste bedrijf.)
dat gij, broeders, niet droegt alle schuld,
dat ook wij, ook wij hadden gefaald...
We wilden niet opgeven den waan,
| |
| |
dat het heil niet alleen kan worden geboren
uit onze volharding, ons lang geduld.
We wilden niet hooren, dat de verzoening alleen
ons kan dragen, allen, over den afgrond heen...
We maakten den broeder zwart
om den broeder te kunnen haten
en niet te siddren van verborgen pijn...
We drongen het besef terug in ons hart,
dat we het groote doel vaak vergaten,
om zelfzuchtig verlangen ter wille te zijn...
Onze oogen vol wrok, onze oogen vol haat,
misvormden het beeld van des broeders gelaat.
Maar voor de reddende daad
Het vuur is verdoofd, de gloed is vergaan.
In broederstrijd werd de kracht verdaan...
De kracht werd verdaan, de brandstof verteerd...
| |
| |
De les is geleerd, maar te laat geleerd...
Jij en ik, ik en jij, jij en ik, kameraad,
we hebben geen leider, we weten geen raad...
Geleerd werd de les, maar te laat...
We hebben het groote niet volbracht:
we kwamen half weegs, toen bezweek de kracht.
We wilden het groote volbrengen, maar
op een dwaalweg verliep zich onze schaar.
Jij en ik, ik en jij, jij en ik, kameraad,
(Een nieuw koor, uit jonge mannen en vrouwen bestaande, betreedt het tooneel.)
Neen neen neen: het onherroepelijk uur
hier is nog gloed, hier is nog vuur.
Hier zijn nog handen, die willen dragen
het wereldlicht door de branding der wereld.
Hier zijn nog harten, bereid
zich op nieuwe wegen te wagen...
In ons begint opnieuw het leven:
in ons is geslecht de oude strijd...
Wij worden door een geest gedreven,
die niet is de geest van een vorigen tijd.
| |
| |
Wij hebben Michael gehoord:
in onze diepten weerklonk zijn woord.
Wij hebben hem onze trouw verpand...
Wij hebben Marianne gehoord:
in ons hart kwam op het zaad van haar woord.
Wij zullen gaan, zooals wees haar hand...
Makkers, voor ons is het niet te laat,
maar ook niet voor jou en voor jou, kameraad:
ziet, nog is open de weg naar de daad.
Kom: ontstijg aan den stinkenden strijd:
maak je los, maak je los van den dooden tijd:
Kom met ons, tot nieuw leven, nieuw willen...
Wij komen, wij komen, maar ga jullie voor:
moedige jeugd, die de tijd verkoor
om het leven hooger omhoog te tillen.
Marianne heeft ons den weg bereid:
Michael zij ons vaandel gewijd.
EEN LEIDER VAN RECHTS (treedt naar voren)
Makkers, het bestuur heeft besloten,
dat aan alle wilde stakingen onmiddlijk een eind moet komen:
keert allen terug naar jullie werk.
Terug? naar het werk? Dat doen wij niet!
Wij kunnen niet... En wij willen niet.
| |
| |
EEN LEIDER VAN LINKS (treedt naar voren)
Makkers, d' organisatie heeft besloten,
gewapend trekken wij op naar de gevangenis,
en de andren, zoo het moet met geweld.
Met geweld? met geweld Marianne bevrijden?
Maar dat zou zijn Marianne verraden...
Dat willen wij niet... wij kùnnen niet...
(Enkelen leggen hun wapens neer bij de baar, waarop Michael ligt uitgestrekt.)
Hier Michael, hier onze wapens, de eerste daad van onze trouw:
dien anderen strijd te willen, leerden wij van jou.
Michael heeft ons den weg bereid;
Marianne zij ons vaandel gewijd...
Komt: tot nieuwen strijd, in een nieuwen geest,
komt, komt allen... tot het offerfeest.
Soldaten... Troepen... Ze komen Michael gevangen nemen...
Ze hebben een machinegeweer...
Ze kunnen Michael niet meer gevangen nemen...
Neen! Michael is niet dood!
Michael leeft in ons allen!
Wij zijn nu allen Michael...
... Zoo is het... Wij zijn nu allen Michael...
(Gezamenlijk trekken zij weg. Het tooneel wordt donker. Men hoort kreten: ‘Niet schieten, niet schieten, broeders... Jullie willen toch óók geen oorlog.’ Dan het geknetter van een machinegeweer en kreten van angst, pijn en ont-
| |
| |
zetting. Daartusschetn door telkens flarden van een anti - militaristisch lied. Stemmen roepen: ‘Wij willen niet’. Het machinegeweer verstomt. Gejuich en sterker gezang. Daar tusschen telkens luider: ‘Wij willen niet’. Dan schijnt de menigte verder weg te trekken. Het rumoer sterft langzaam weg. Stilte. De blinde vrouw met haar kindje komt op en knielt vóór op het tooneel.)
O kindje, kindje, moeders oogen zijn blind,
maar moeders hart speurt morgenwind...
Word wakker, open je oogjes klaar...
Het donker is om mij, maar dáár en dáár
breekt zeker de dag aan... Morgenrood
zegeviert over nacht en dood.
|
|