De weg tot eenheid
(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 111]
| |
III. De gevolgen der scheuringZoolang de arbeidersbeweging den strijd om de macht voert, hebben in haar uiteenloopende opvattingen bestaan over taktiek. Reeds ten tijde van het Chartisme bestonden in de beweging twee richtingen, waarvan de eene hoopte, door vervorming van het maatschappelijk milieu en door verheffing van het geestelijke en sociale peil der arbeidersklasse langs geleidelijken weg haar doel te bereiken, terwiji de andere het gebruik van gewelddadige middelen in den strijd tegen de burgerlijke staatsmacht onvermijdelijk achtte. Deze verschillende richtingen vervormden zich natuurlijk voortdurend, in verband met de maatschappelijke ontwikkeling; dat is met de voortgaande koncentratie van het kapitaal en de toenemende macht der groote kapitalisten aan den eenen kant, de toenemende demokratiseering der staatkundige en maatschappelijke instellingen aan den anderen. Van de jaren negentig der vorige eeuw af tot aan het uitbreken van den wereldoorlog werd in de Tweede Internationale onophoudelijk gepolemiseerd tusschen hen, die geloofden aan het geleidelijk ‘binnengroeien’ der maatschappij in het socialisme en de aanhangers der katastrofentheorie. Hoe fel deze polemiek vaak was, zoo legde toch het feit, dat zij in een nationaal en internationaal partijverband gevoerd werd, aan beide richtingen zekere zelfbeheersching op. Het bankroet der Tweede Internationale bij den aanvang van den wereldoorlog, de burchtvrede die de sociaaldemokratische partijen met de bourgeoisie sloten en de woedende weerstand der voornaamste leiders tegen de pogingen eener minderheid, om de besluiten van het Internationaal Socialistisch Kongres van Stuttgart toe te passen, - dit alles groef een zoo diepe kloof tusschen de | |
[pagina 112]
| |
rechter - en de linkerzijde der sociaaldemokratie, dat een internationale scheuring niet kon uitblijven. De russische revolutie eerst, daarna de duitsche, maakten die scheuring onherroepelijk. Zooals te verwachten was, had zij tot gevolg de verschillen nog verder op de spits te drijven en de arbeidersklasse te verdeelen in twee kampen, die elkaar vaak feller en verbitterder bestrijden dan zij het de bourgeoisie doen. Zoolang deze broederstrijd voortduurt, is het uitgesloten, dat de arbeidersbeweging de krisis, waarin zij verkeert, te boven kan komen. In beide kampen belemmert de scheuring het uitzicht, in beide kampen verhindert zij den zelfinkeer en de zelfkritiek, die daartoe noodig zijn. Zoowel de Tweede als de Derde Internationale beweren, de eenige erfgename van de theorie en de praktijk van het marxisme te zijn. Elke van hen is overtuigd de methode toe te passen, die alléén de arbeidende massa's uit den greep van het kapitalisme kan bevrijden. Elke van hen verwacht, dat de toekomst de juistheid van haar opvattingen boven elken twijfel zal aantoonen. Elke verwijt de andere, in de kaart te spelen der bourgeoisie. Elke beroept zich op de successen, die zij zelve behaalde, - successen van zeer uiteenloopende natuur en beteekenis - en op de tegenslagen, die de andere troffen, als zoovele bewijzen voor de juistheid van de door haar gevolgde taktiek. De Tweede Internationale gaat er prat op, hare door den wereldoorlog verscheurde gelederen tot op zekere hoogte hersteld en in West-en Midden Europa een goed deel van het terrein heroverd te hebben, dat zij in de jaren 1919/21 aan de kommunisten moest afstaan. Zij wijst o.a. op den, in de laatste jaren weer ingezetten, groei der sociaal-demokratie in Duitschland, Frankrijk, Nederland, Skandinavië enz.; op de gunstige verkiezingsresultaten, in een aantal landen behaald; op de toenemende uitbreiding | |
[pagina 113]
| |
van de sociaal-demokratische pers en de sociaal-demokratische kultuurinstellingen. In hoofdzaak blijft zij den ouden, enkel-kwantitatieven maatstaf aanleggen, waarmee zij zichzelve reeds in de jaren vóór den wereldoorlog misleidde over haar beteekenis als socialistische partij, dat is over de socialistische gezindheid van haar leden. Zij wil niet inzien, dat de groei van politieke machtsmiddelen en de versterking der levende gezindheid twee zeer verschillende dingen zijn. De ultra-reformistische taktiek, die de soc.-demokratie sedert den oorlog volgt, heeft den groei van het socialistisch bewustzijn in de massa's zeer geschaad. Die taktiek leerde de massa's, ten eerste, hun aandacht te koncentreeren op kleine verbeteringen binnen het raam van het kapitalisme, zonder die verbeteringen in verband met hun gevolgen voor de ontwikkeling in socialistische richting te beschouwen; ten tweede leerde zij hun, de invoering van die verbeteringen in hoofdzaak te verwachten van onderhandelingen, schikkingen en parlementaire manoeuvres. Hierbij komt dat het reformisme, door zijn afkeer van elken strijd die het bewustzijn der tegenstelling tusschen bourgeoisie en proletariaat in de massa's verscherpt, zich vaak tevreden heeft gesteld met minder dan bereikt had kunnen worden, zoo men vol geestdrift voor de socialistische eischen den strijd had gevoerd. Ondanks den vooruitgang der soc.-demokratie en haar verkiezingssuccessen, is de toestand van groote deelen der arbeidersklasse in West-en Midden-Europa thans in vele opzichten slechter dan voor den oorlog. Wel is waar plegen de leiders der soc.-demokratie en der moderne vakbeweging de massa's te suggereeren, dat er ontzaggelijk veel bereikt werd. Bij elke passende gelegenheid wordt een parallel getrokken tusschen verleden en heden; tegen den zwarten achtergrond der vroegere ellende, rechteloosheid en levensonzekerheid worden de huidige arbeids-en levensvoorwaarden der | |
[pagina 114]
| |
massa's in rozige kleuren afgeschilderd en de verbetering voorgesteld als een gevolg van hun taaien strijd. Deze voortdurende suggestie blijft natuurlijk niet zonder invloed op de massa's. Zij kweekt in hen gevoelens aan van klein-burgerlijke zelfvoldaanheid. Toch stierven in hen de onvervulde verlangens en de onbevredigde aspiraties niet geheel. Zij vluchtten naar het onderbewuste; de vraag ‘is dit nu alles’, telkens onderdrukt, komt telkens weer naar boven. Zonder twijfel is een groot deel der massa's gedesillusioneerd; niet alleen omdat zij een poos lang verwacht hebben in stoffelijk opzicht meer te bereiken, maar ook omdat zij in het een of andere tijdvak van hun leven werkelijk in het socialisme hebben geloofd, - de naam ‘socialisme’ gebruikt als het kort begrip dier voorstellingen van sociale rechtvaardigheid, waaraan sterke gevoelens van warmte en geestdrift verbonden waren en die werkten als prikkels tot vreugde-gevende aktiviteit. Die prikkels werken niet langer in hen, of althans, zij werken veel zwakker. Daaraan bemerkt men, dat het geloof in het socialisme in de massa's verminderd is. Immers, wanneer een geloof niet langer werkt in den mensch, wanneer het geen kracht meer uitstraalt door heel zijn wezen en zijn handelen bevrucht, dan is dat geloof in hem zwak en mat geworden. Niet meer dan de soc.-demokraten, hebben de kommunisten reden, om over de vruchten van hun optreden werkelijk tevreden te zijn. Wel hebben ook zij in den laatsten tijd in verschillende Europeesche landen verkiezingssuccessen behaald, maar wanneer zij zich geen illusies maken en de zaken nuchter-kritisch beschouwen, dan moeten zij erkennen dat de toeneming van het aantal stemmen, op hun partijen uitgebracht, terwijl de groei daarvan sedert jaren stilstaat, ja zij in vele gevallen ineen schrompelen, een bedenkelijk verschijnsel is. In geen geval kunnen zij loochenen, dat de beteekenis der op hen uitgebrachte stemmen | |
[pagina 115]
| |
eerder die is, een fel protest te zijn tegen het maatschappelijk onrecht, een uiting van den haat en de wrok, de woede en de vertwijfeling van een deel der massa's, dan dat zij getuigen van den vastberaden wil om voor de doeleinden van het socialisme met alle middelen te strijden en daarvoor zoo noodig in den dood te gaan. En dat is het immers waartoe zij, zooal niet de breede massa's, dan toch een aanzienlijke minderheid hoopten te bewegen. Ook in het Oosten heeft de loop van zaken aan de kommunisten groote teleurstellingen gebracht. Aanvankelijk scheen in China hun pogen, de nationale omwenteling tot een sociale òm te zetten, te zullen slagen. Dit zou een triomf beteekend hebben, welks belang voor den bevrijdingsstrijd der onderdrukten in de geheele wereld niet kleiner zou zijn geweest dan die der russische November-revolutie. Maar weldra ging de Chineesche bourgeoisie tot de onderdrukking der radikale arbeiders-en boerenbeweging met de wreedste middelen, over. Zij bracht hun zware nederlagen toe, decimeerde hun rijen en vernietigde hun organisaties. Ook in Indonesië voerden de kommunistische opstanden, die, al zijn hun eigenlijke oorzaken ongetwijfeld de gruwelijke uitbuiting der massa's, de dwingelandij en het wanbestuur der ned.-indische regeering, toch zeker door de kommunistische propaganda bevorderd werden, tot een tijdvak van regeeringsterreur en tot tijdelijke inzinking der beweging. Nu spreekt het vanzelf dat noch het falen van een poging tot opstand noch de inzinking die daarop pleegt te volgen, voor socialisten een reden mag zijn om dat pogen te veroordeelen, zoo min als zij b.v. een staking mogen veroordeelen, omdat de arbeiders de overwinning niet hebben behaald. Ook voor de onderdrukte koloniale volken is de weg naar de overwinning met nederlagen geplavleid en de overmoed der voorloopers is vaak noodig om de massa te helpen haar minder- | |
[pagina 116]
| |
waardigheidsgevoel te boven te komen. Echter lijkt het, ten opzichte van China zoowel als van Indonesië, toch wel duidelijk, dat de kommunistische propaganda er tot opstand aanzette, zonder voldoende besef der verantwoordelijkheid die zij daarmee op zich nam; dat zij tot verregaande onderschatting van de machtsmiddelen der heerschers door de opstandelingen leidde en dat zij in politiek zeer naïve massa's gevaarlijke illusies wekte ten aanzien der vruchten van een gewelddadigen omkeer. Het een en ander had tot gevolg, dat er, vooral naar aanleiding der gebeurtenissen in China, onder de kommunisten zelf twijfel opgekomen is, of de in het Oosten gevolgde methode wel doeltreffend was. Sowjet-Rusland blijft in het kommunistisch spel tot heden toe de beste troefkaart. Het is daarom niet verwonderlijk dat de kommunisten op deze kaart alles zetten. Vandaar hun pogingen, om de resultaten der russische revolutie gunstiger voor te stellen, dan met de waarheid strookt en aan de West-Europeesche massa's een beeld der Sowjetfederatie voor te tooveren, waarin de donkere schaduwen bijna geheel op den achtergrond, de lichte partijen daarentegen zooveel mogelijk naar voren gebracht worden. Vandaar ook de onmogelijkheid voor de kommunistische partijen om de kritiek der russische oppositie zakelijk te beoordeelen. Voor hen allen is de Sowjet-staat een reklame-objekt; zij hebben er evenveel belang bij, de waarheid over Rusland rozerood te kleuren, als de sociaaldemokraten er belang bij hebben, dit zwart te doen.Ga naar voetnoot1) Zoomin de kommunisten als de sociaal-demokraten hebben dus het recht tot de voorstelling, alsof hun strijdwijze zegenrijke gevolgen gehad heeft voor de arbeidersklasse, | |
[pagina 117]
| |
haar macht tegenover de bourgeoisie versterkt en het socialisme nader gebracht heeft. Integendeel gebiedt de waarheid te erkennen, dat zoowel de taktiek van het reformistisch socialisme als die van het kommunisme in het algemeen hebben gefaald, al hadden beide in enkele gegevallen succes. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat zoowel sociaal-demokraten als kommunisten voornamelijk hun kracht zoeken in het breed uitmeten van elkaars tekortkomingen. Dat de elkaar vijandelijk-gezinde broeders daarbij vaak schromelijk overdrijven en geen goed haar aan elkaar laten, spreekt vanzelf. Beide zijn zij er evenzeer op uit, elkaar zwart te maken. Het eenige verschil in beider optreden tegen elkaar is, dat, terwijl de Derde Internationale aan de sociaal-demokraten, al maakt zij hen voortdurend uit voor handlangers der bourgeoisie en verraders, toch telkens voorstelt een gemeenschappelijk front te vormen, de Tweede Internationale alle samenwerking van haar leden met kommunisten in steeds meerdere gevallen stelselmatig verbiedt. De felle konkurrentie en de woedende wedijver, die tusschen de Tweede en de Derde Internationale heerschen, nopen beide hun verkeerde taktiek in tal van gevallen op de spits te voeren. Het drijven der K.I. naar gewelddadigen omkeer vergemakkelijkt de taktiek der reformistische leiders, die zich geen vooruitgang meer kunnen indenken, anders dan door samenwerking met de burgerlijke klassen. Dat drijven stelt het reformisme in staat. om in groote arbeidersgroepen gevoelens van afkeer en vijandelijkheid tegen het kommunisme te wekken wegens zijn gebruik van gewelddadige methoden, terwijl die arbeiders vergeten, dat hun partij dezelfde methoden toepaste telkens wanneer zij, als onderdeel eener koalitie-regeering, de opstandige bewegingen van revolutionaire minderheden hielp neerslaan. De sociaal-demokratische leiders voeden de massa's op in vertrouwen voor het halfslachtig, onzuiver | |
[pagina 118]
| |
en angstvallig pacifisme, dat belichaamd is in den Volkenbond, terwijl zij de principieele ontwapeningsvoorstellen der Russen verdacht maken en brandmerken als huichelachtig, zoogenaamd omdat ook Sowjet-Rusland zelf nog heil verwacht van dwang en onderdrukking, en niet vóórgaat in het opgeven van alle geweld en in volledige ontwapening. Alsof, naar dezen standaard gemeten, het streven naar beperking van bewapening en naar arbitrage van alle kapitalistische mogendheden niet als de ergste huichelarij aan de kaak moest worden gesteld! De afkeer van de Tweede Internationale voor het kommunisme bevordert in haar den groei van een half-burgerlijk, half utopisch pacifisme, dat weinig gemeen heeft met het ideaal van geestelijke weerbaarheid, waar de radikaalgezinde pacifisten hun hoop op stellen. Dit reformistische pacifisme wortelt niet in vertrouwen op den wil der arbeidersklasse, zich liever op te offeren voor haar socialistische idealen, dan zich medeplichtig te maken aan een nieuwen volkerenmoord voor de doeleinden van het imperialisme. Het wortelt in de overschatting van den goeden wil, de bedoelingen en de macht van demokratische instellingen en demokratische regeeringen, en in die der beteekenis van verdragen en konventies tusschen burgerlijke staten. Het wortelt in de illusie, dat het mogelijk zal zijn alle konflikten tusschen tegenstrijdige kapitalistische belangen op te lossen, alle botsingen tusschen hen te verhinderen, zonder dat de arbeidersklasse al haar kracht behoeft in te zetten en gebruik te maken van de uiterste middelen, die haar ten dienste staan, tot de algemeene staking en den opstand toe. Een linkervleugel in de Tweede Internationale verwerpt de koalitiepolitiek als de normale methode der soc. demokratische politiek in het huidige tijdvak. Die vleugel wil nadrukkelijk opkomen voor ingrijpende hervormingen, zij wil een krachtige anti-oorlogsaktie voeren en de vrijheids- | |
[pagina 119]
| |
beweging der koloniale volken zooveel mogelijk steunen. Voor al deze doeleinden wil zij met de kommunisten samenwerken. Maar zoodra zij haar opvattingen propageert, wordt haar door de meerderheid verweten, ‘in de kaart van Moskou te spelen.’ Ongetwijfeld hebben talrijke sociaal-demokratische arbeiders een instinktieve afkeer van de ultra-reformistische koalitie-methoden; hun gezond verstand zegt hun, dat het gebruik daarvan als regel in het voordeel van de sterkste partij is. Maar die afkeer wordt onderdrukt door de wrevelige gedachte aan het kommunisme, den ‘vijandigen broeder.’ Zij willen niet in zijn buurt komen, niet toegeven, dat hij in vele dingen gelijk heeft. Iets in hen, hoovaardigheid, ijdelheid, koppigheid, valsche schaamte, verzet zich daartegen. Dat hun leiders hen in dit verzet stijven, spreekt vanzelf. Omgekeerd wordt de Derde Internationale door het reformisme en pacifisme der Tweede in de richting van steeds feller aggressiviteit gedreven, al uit deze zich in vele gevallen voornamelijk in woorden, doordat daden vooralsnog niet mogelijk zijn. Haar overtuiging, dat de arbeidersklasse in den strijd tegen het imperialisme op sommige momenten wapengeweld zal moeten gebruiken, vindt ontegenzeggelijk in de ervaring van alle vroegere klasseworstelingen steun. Echter heeft de techniek, in dienst van den wil-tot-de-macht, nog nimmer zulke satanische krachten over de aarde los gelaten als heden. Aan den anderen kant heeft een klasse nog nimmer beschikt over zoo vele en zoo krachtige onbloedige strijdmiddelen, als die, welke aan de moderne arbeidersklasse heden ten dienste staan. Het gebruik dier middelen eischt echter een hooge mate van inzicht, standvastigheid en moreelen moed, veel energie en geest van initiatief in den eenling en in de groep. En ook eischt dat gebruik een hooge mate van eensgezindheid. Tot dit alles moet de arbeidersklasse worden opgevoed en in die opvoeding schiet het kommunisme evenzeer te kort, als | |
[pagina 120]
| |
de sociaal-demokratie. Het is te veel ingesteld op uiterlijke middelen, op het overweldigen en fysiek bedwingen van zijn tegenstander. Het wil de ontzaggelijke nadeelen niet zien, die het gebruik van dwang en geweld, en in nog hoogere mate van terrorisme, voor hen, die het gebruiken, heeft. Het begrijpt niet, dat de arbeidersklasse enkel een hoogeren vorm van samenleving kan voortbrengen, wanneer haar strijdmiddelen zich steeds meer van die der imperialistische klassen onderscheiden door grooter menschelijkheid, door meer achting voor den mensch ook wanneer deze een politiek tegenstander is, meer schroom hem te krenken en leed aan te doen, meer afkeer van het vreesaanjagen en schrik inboezemen aan andere menschen. Zooals de Tweede Internationale den waan koestert, dat langs den weg van parlementarisme, ontwikkeling en samenwerking tusschen de klassen geleidelijk ‘alles’ bereikt kan worden, zoo koestert de Derde Internationale den waan, dat ‘alles’ bereikt kan worden door het geweld. Zooals de eene zich blindstaart op de evolutie der vormen en instellingen, en gelooft, dat de kapitalistische maatschappij door kleine veranderingen, allengs socialistisch zal worden, zoo staart de tweede zich blind op de revolutie, waar zij scheppende kracht, tooverkracht, aan toeschrijft, om de maatschappij met één slag socialistisch te maken. Het geloof aan de wonderkracht van de gewelddadige verandering der klasseverhoudingen, dat de Kommunistische Internationale in haar aanhangers aankweekt, werkt even verderfelijk als het geloof in de wonderkracht van de geleidelijke verandering der instellingen, waarmee de Socialistische Internationale de hare vervult. De neiging om ‘alles’ van het geweld te verwachten, elken propagandistischen en organisatorischen arbeid als voorbereiding tot den ‘grooten dag’ te beschouwen, waarop de mitrailleuses en handbommen of, waarschijnlijker, de giftige gassen en de bakteriën zullen beslissen, - die neiging | |
[pagina 121]
| |
kweekt een geestesgesteldheid, welke tot daadwerkelijke revolutioneering van de samenleving in het heden, dat is van de instellingen, de zeden, de gevoelens en gedachten, ongeschikt maakt. Zij leidt tot verregaande overschatting van de veranderingen die het geweld als ‘vroedvrouw eener nieuwe maatschappij’ tot stand kan brengen. Onbegrijpelijk en onverdedigbaar is die overschatting, vooral na de ervaringen der russische revolutie. En ook kweekt zij een lichtzinnige onderschatting van de verruwing en vergroving, waartoe iedere toepassing van geweld leidt, zelfs wanneer deze geschiedt uit kracht van hooge en zuivere motieven. Zij maakt blind voor het gevaar, dat het geweld, na eerst met tegenzin aanvaard te zijn als een onmisbaar middel, allengs de geestesgesteldheid van hen, die het gebruiken, zoozeer verandert, dat het voor hen meer en meer een doel op zichzelf wordt. Zij verhindert het opkomen van het besef der noodzakelijkheid van innerlijke hervorming, van de versterking der socialistische gezindheid in ons zelven, het doordringen van het inzicht, dat deze gezindheid een even onmisbare voorwaarde is tot de verwerkelijking van socialistische levensvormen, als de verovering der macht. Zij leidt er onherroepelijk toe, dat wij het stellen van eischen aan onszelf en het werken aan ons zelf gaan verwaarloozen, - dat wij vergeten, hoe noodig het is, ons besef van sociale verantwoordelijkheid te versterken en onze vitale aandriften zooveel mogelijk tot sociale gevoelens te sublimeeren. En toch vormt het werken in deze richting de eenige waarborg, dat een groote overwinning der arbeidersklasse werkelijk het uitgangspunt zal scheppen tot planmatige ontwikkeling in socialistische richting. De voorstanders van het geweld dreigen even goed als de voorstanders der samenwerking hun socialisme te verliezen. Zij kiezen den weg, die hun schijnt rechtstreeks naar het doel te voeren. Zij vergeten, dat socialisme | |
[pagina 122]
| |
ook als ideaal niets is en niets zijn kan zonder gevoel van broederschap, gevoel van menschelijke eenheid en dat het enkel verwerkelijkt kan worden door ál meer broederschap en eenheid en liefde voor allen. Zij voelen niet, dat een gevaarlijke spanning bestaat tusschen hun doel en de middelen, die zij willen toepassen, tusschen hun abstrakt willen en hun konkrete daden. Het ‘geloof aan het geweld’ heeft nog meer nadeelen. Het verleidt tot toepassing van geweld ook in gevallen, waar die toepassing vermeden had kunnen worden en geen enkele goede vrucht kan afwerpen, zoo min van direkt succes als van versterkt zelf bewustzijn. Het verleidt tot misdadige roekeloosheid, tot het spelen met menschenlevens, tot het opvatten van den klassenstrijd als een ontzaggelijk schaakspel, waarop de spelers ter bereiking van hun doel geheele reeksen pionnen opofferen, tot de ont-menschelijking van dien strijd, tot zijn mechaniseering en ontzieling vèr over de grenzen heen van wat noodzakelijk is en verantwoord kan worden. Het gebruik van geweld dreigt altijd de sociale gevoelens te verzwakken en de anti-sociale te versterken, - haat, wrok, wraakzucht, leedvermaak breed te doen uitgroeien ten koste van mildheid, menschelijkheid en liefde. Het dreigt de geestelijke fysionomie van den strijder aan te tasten, die te verwringen en te misvormen en, wat het ergste is, in hem den waan te kweeken, dat dit misvormde en verminkte bewustzijn het normale bewustzijn is. Het kommunisme plaatst de preokkupatie van de mechanische middelen, van het ‘apparaat’ tot het veroveren en handhaven der macht, zoo voortdurend in het brandpunt van het bewustzijn, dat het besef der noodzakelijkheid van andere geestelijke voorwaarden haast volkomen te loor gaat. Wanneer men kommunistische sprekers met klem de bewaping van het proletaritaat hoort eischen, als hangt dáárvan alleen het heil en de overwinning af, - dit hoort eischen ook dan, wanneer er geen | |
[pagina 123]
| |
sprake is van scherpe botsingen in den klassenstrijd, ja wanneer die strijd haast ingeslapen schijnt door het gebrek aan moed, aan eensgezindheid en aan energie van de massa's, - en ook dáár hoort eischen, waar de kommunisten nog geen honderdste deel der arbeiders achter zich hebben -, dan begrijpt men hoe die eisch voor hen niets dan een middel is, om het gevoel van eigen zwakheid en van de hopeloosheid der situatie, waarin men zich bevindt, te verdringen. In landen, waar de kommunisten het geweld niet enkel prediken, maar ook zooveel mogelijk toepassen, geschieden dingen, die scherp belichten welk een afgrond tusschen doel en middelen is ontstaan. Dat de ‘Roode Frontstrijders’ in Duitschland niet enkel vechtpartijen met fascisten uitlokken, maar zich ook laten gebruiken, om vergaderingen van dissidente kommunisten in de war te sturen, hun zalen te bezetten en hun voormannen te mishandelen, het bewijst dat zij een afgod van het geweld gemaakt hebben. Marx noch Lenin hebben ooit tot de gewelddadige ‘bekeering’ van niet-kommunistische arbeiders geraden, integendeel hebben beide groote leiders altijd gepoogd, zulke arbeiders te overtuigen. Het besef, tot overtuigen niet langer in staat te zijn, - zoowel ten gevolge der eenzijdigheden van de kommunistische theorie als van de verkeerdheden der kommunistische praktijk, - is voor dit schandelijk optreden verantwoordelijk. Kort geleden bleek op nog krasser wijze, in hoe hooge mate het geweld als middel voor den Bond van ‘Roode Frontstrijders’ het bewustzijn van het doel heeft verdrongen. Een geheele afdeeling van den Bond liep met pak en zak naar de fascistische Stahlhelm over, waardige tegenhanger van het telkens overloopen van kommunistische frakties in gemeenteraden enz. naar de sociaal-demokratie. Het inzicht, voor welke doeleinden en tegen wien zij zich gewapend hadden, was in deze ‘revolutionairen’ verloren gegaan; het geloof in de wonder- | |
[pagina 124]
| |
kracht van het geweld op zichzelf vervulde hun bewustzijn. Deze geestesgesteldheid maakte dat zij de prooi werden der organisatie, waar de oude militaristische tradities van den pruisischen staat heden het krachtigst in voortleven. Het gebruiken door de kommunisten van bedrog en geweld, óók tegenover mede-arbeiders en bondgenooten, - het aanvaarden daarvan als normale middelen, om de macht hunner partij te vermeerderen, - dit alles maakt den afkeer begrijpelijk die het kommunisme bij vele soc.-demokratisch-georganiseerde arbeiders opwekt. Omgekeerd verklaren de vervlakking, de dorheid, de sleur, het kleinburgerlijk groepsegoisme die in de soc.-demokratie en de moderne vakbeweging tieren, het feit, dat menig overtuigd, vurig en toegewijd kommunist of revolutionair syndicalist de millioenen arbeiders in die beweging beschouwt als voor den strijd voor het socialisme voor goed verloren. De verwijten, die men elkaar over en weer toeslingert, zijn voor een groot deel gerechtvaardigd. De sociaaldemokratie gaat in haar waanverwachting van een wezenlijke verandering in den geest van het kapitalisme voort, de internationale klasse-solidariteit, waartoe zij zich in theorie rekent, al te vaak daadwerkelijk te verloochenen. Het kommunisme zet zijn pogingen voort, de arbeiders nog meer te verdeelen en hun beweging uit elkaar te halen. De sociaal-demokratie verzwakt in de arbeidersklasse de afkeer van het kapitalisme, zij verzoent haar met de slechte werkelijkheid. Het kommunisme vervreemdt haar van de werkelijkheid, het poogt haar met zijn eigen revolutionaire dronkenschap te vervullen en zijn eigen blind geloof aan het wonder der plotselinge, mechanische transformatie van menschen en verhoudingen op te dringen. De eene verzwakt in de massa de ‘tegengestelde reaktie’, de spontane verontwaardiging om het haar aangedane onrecht, | |
[pagina 125]
| |
het innerlijk verzet tegen alle uitbuiting en elke onderdrukking, de geestdriftige wil tot den strijd voor gerechtigheid, de offervaardigheid voor zijn doeleinden. De tweede vermoordt hun geestelijk evenwicht, door in hen den klassehaat tot een paroxisme omhoog te voeren, door wraakzucht en wrok aan te blazen tot een laaienden brand, die alle gevoelens van billijkheid en menschelijkheid verteert. Hendrik de Man merkt ergens in zijn boek over ‘De Psychologie van het Socialisme’ op, dat wij van het socialisme enkel datgene met zekerheid weten, wat het nu voor ons is, datgene waartoe het ons nu reeds maakt. Zoo het socialisme goed is, dan behoort het zijn aanhangers te maken tot ‘betere (d. i. meer van een sociale gezindheid uit levende) en gelukkigere menschen’, - beter en gelukkiger menschen dan de niet-socialisten zijn. Naar dezen maatstaf gemeten - en hij lijkt mij de eenige reëele - is zoowel in de sociaal-demokratie als in het kommunisme de essentie van het socialisme vaak afwezig. In de sociaal-demokratie, omdat haar nuchtere en laffe aanpassing aan de burgerlijke maatschappij, haar angstvallig uitwijken voor elke groote beslissing, elken moeilijken strijd de spankracht der ziel verslapt, haar onvatbaar maakt voor sterke sociale gevoelens en voor het geluk, waarmee deze het bewustzijn overstroomen. En in het kommunisme, omdat het sociale gevoel van velen zijner aanhangers zich haast uitsluitend richt op abstrakties als de wereldrevolutie, het wereldproletariaat, enz., abstrakties, die in hen niet tot realiteit werden en geen werkelijke gemoedswarmte opwekken, terwijl hun reakties op de werkelijkheid in den regel gekenmerkt worden door wrok en verbittering. Toch bevatten zoowel de sociaal-demokratie als het kommunisme elementen, die hun aanhangers ‘beter en gelukkiger’ kunnen maken, dan zij het zonder deze overtuigingen zouden zijn. | |
[pagina 126]
| |
Aan den geduldigen, volhardenden arbeid der sociaal-demokratie en der moderne vakbonden ligt ongetwijfeld het besef ten grondslag, - al is het niet altijd bewust - dat alle vermeerdering van politieke en ekonomische macht, hoe dan ook verkregen, slechts blijvend kan zijn en blijvende waarden voortbrengen, wanneer zij gepaard gaat met inwendigen groei, in de eerste plaats met den groei van het sociaal verantwoordelijkheidsgevoel. Die arbeid steunt min of meer bewust op het inzicht, dat de strijd-om-de-macht, die de arbeidersklasse voert, slechts gerechtvaardigd is wanneer zij, al strijdend, boven het geestelijk peil der bourgeoisie uitstijgt. Speciaal aan alle zgn. ‘ethische stroomingen’ - voor zoover hun streven op de beïnvloeding van de dagelijksche praktijk der arbeidersbeweging is gericht, - komt de verdienste toe, in die beweging voor voortdurende zelfopvoeding, voor loutering en veredeling der drijfveeren te werken. Wat het kommunisme aangaat - men kan er alle mogelijke kwaad van zeggen maar men moet erkennen, dat het medesleept door zijn stoutmoedigheid, zijn heroïsche levensvisie, en dat het in de arbeidersbeweging van dezen tijd een belangrijke funktie vervult. Het doet, wat de soc.-demokratie en de moderne vakbeweging àl te zeer verzuimen: het felle protest der onrechten tegen het maatschappelijk onrecht tot uiting brengen en de massa's opwekken tegen dat onrecht moedig te strijden. Dat het ten deele verwerpelijke middelen zijn, waarmee het kommunisme dien strijd wil voeren en zelfs dat de geest verkeerd is, die daarbij voorzit, dit alles neemt zijn verdienste niet, althans niet geheel weg. De doelbewuste energie en de onvoorwaardelijke overgave aan het ideaal, die velen der beste strijders voor het kommunisme bezielen, hun offervaardigheid en hun heroisme, het zijn alles voorbeelden, stimuleerende krachten, die hun werking op de massa's niet missen. | |
[pagina 127]
| |
Elke der beide Internationales zou van de andere kunnen leeren. Maar inplaats van dit te doen, wijst elke den geest en het streven der andere botweg af. Haar eigen geest, haar eigen wil, haar eigen methoden, haar eigen streven beschouwt elke als de eenig juiste. Elke beroemt zich op haar verkeerdheden, onderstreept haar vergissingen en klemt zich vast aan haar fouten, om zich toch maar zoo duidelijk mogelijk van de andere te onderscheiden. Elke vergroot bewust den afstand, die haar van de andere scheidt, loochent, vaak tegen beter weten in, alle verdienste dier andere, overdrijft hare fouten en maakt haar bedoelingen verdacht. En dat kán niet anders, immers beide voelen zij zich konkurrenten op het wereldtooneel, beide pogen zij de Arbeiders-Internationale te worden en daartoe den konkurrent te verdringen, hem dood te drukken. Om dit te bereiken, zijn alle middelen goed: onbillijkheid en intrige, leugen en laster, hoon en smaad. Elke van hen bedriegt de arbeiders, door te ontkennen, dat de andere van de dwalingen haars weegs terugkomen kan, haar methoden herzien, haar marschroute korrigeeren. De leiders van beide pogen bij hun volgelingen een op zijn best door eenzijdige, vaak ook door direkt leugenachtige, voorstellingen in 't leven geroepen afschuw voor de aanhangers der andere op te wekken en zij slagen daarin slechts al te goed. Beide doen zij hun best, de gedachte van het herstel der eenheid op politiek gebied voor te stellen als een ongerijmdheid, waarover men enkel kan lachen, of als een schandelijk verraad aan de eigen beginselen, waartegen men zich verontwaardigd keeren moet. ‘Herstel van de eenheid door zich te vereenigen met de sociaal-patriotten, die moordenaars van Liebknecht en Rosa Luxemburg, die handlangers der kapitalistische partijen’ - zeggen de kommunisten -, ‘maar dat is onzinnig: men kan evengoed een vereeniging met die partijen zélf voorstellen.’ ‘Herstel van de eenheid door | |
[pagina 128]
| |
vereeniging met de scheurmakers, met de tyrannen, die onze russische broeders tot kerker en verbanning veroordeelen, met de fanatici en de misdadigers, die overal aanzetten tot opstand en de kracht der arbeiders in bloedige avonturen verspillen; - enkel valsche broeders, wolven in schaapsvacht, of wel onnoozele zielen kunnen dit voorstellen: weest op uw hoede voor hen, arbeiders’. Zoo blaast men over en weer de gevoelens van verachting, haat en afkeer voor elkaar aan. Gelukkig beheerschen deze gevoelens echter noch de socialisten noch de kommunisten volkomen, Het gevoel van solidariteit, het besef elkaar noodig te hebben en het verlangen naar eenwording blijven levend in hen en vragen om bevrediging. Liefde en afkeer botsen voortdurend in hun ziel en verscheuren haar. Het saamhoorigheidsgevoel, de natuurlijke neiging voor lot-genooten, de drang naar kameraadschap, verhinderd gelijk ze dit zijn om vrijelijk uit te stroomen, komen tot gisting en verkeeren in haat. Herstel der eenheid dringt zich op niet enkel omdat de uiterlijke omstandigheden haar noodig maken, maar ook omdat de scheuring voor de arbeidersklasse de bestendiging van een zielewond beteekent, die haar zedelijke kracht ondermijnt en haar psychisch evenwicht verstoort. Zoolang echter de arbeiderspers van beide richtingen voortdurend haar best doet, bij haar lezers de gevoelens van wantrouwen, verachting en haat voor de andere partij op te wekken, kan van geen herstel der eenheid, en zelfs niet van gemeenschappelijk gevoerden strijd, sprake zijn. Elke poging daartoe moet, zoolang de psychische ondergrond niet voorbereid is, leiden tot onaangename incidenten, waaruit het wantrouwen nieuw voedsel zuigt en die de geprikkeldheid nog weer verergeren. Wanneer sociaal-demokraten en kommunisten inderdaad geheel zóó en enkel zóó waren als zij elkaar zien en elkaar gelooven te zijn, dan zou elke gedachte aan het her- | |
[pagina 129]
| |
stel der eenheid opgegeven moeten worden. Maardan zou ook geen enkele grond bestaan voor de hoop, ooit met dergelijk minderwaardig menschenmateriaal het kapitalisme te kunnen overwinnen en door een hoogeren vorm van maatschappelijke organisatie te kunnen vervangen. Zijn de kommunisten, zooals de sociaal-demokratische pers hen afschildert, niets anders dan leugenaars en gewetenlooze avonturiers, die de achterlijkste tendenties in de arbeidersbeweging vertegenwoordigen, - zijn de sociaaldemokraten, zooals de kommunistische pers hen voorstelt, niets anders dan laffe kleinburgers en lakeien der bourgeoisie, dan is de arbeidersklasse niet in staat, haar historische taak te verrichten, dan is zij daartoe aan den eenen kant te zeer verburgerlijkt, aan den anderen te zeer verwilderd. Maar gelukkig staat de zaak anders. Sociaal-demokraten noch kommunisten zijn enkel zoo als zij elkaar zien en niets dan datgene, waarvoor zij elkaar houden. Zij zijn ook anders en beter. Al het leelijke, wat zij van elkaar zeggen, moge waar zijn, - een groot deel er van is helaas waar - al dit leelijke, deze tekortkomingen en verkeerdheden omvatten zoomin het geheele wezen der eenen, als dat der anderen. De sociaal-demokraten en de moderne vakbeweging hebben ontegenzeggelijk groote historische verdienste. Hun organisaties zijn monumenten van de rustelooze inspanning, de taaie volharding der massa's om te ontstijgen aan de lichamelijke en de geestelijke ellende, waarin zij gedompeld lagen. En zij hebben ook heden nog verdiensten. Zij belichamen in hun beste vertegenwoordigers en hun beste momenten de evolutionaire gedachte in het socialisme, het inzicht in de noodzakelijkheid van opvoeding en hervorming, de beide groote, in hun onderlinge wisselwerking onmisbare, middelen, om de massa's rijp te maken voor het socialisme. Immers zonder de geestelijke veranderingen, in de massa's teweeggebracht door de, | |
[pagina 130]
| |
gedurende vele jaren opeengehoopte, werkingen van opvoeding en hervorming, zou de opbouw van eene maatschappelijke organisatie, waarin sociaal verantwoordelijk-heidsbesef, plichtsgevoel en makkerliefde meer en meer de oude middelen van fysieken of ekonomischen dwang vervangen, pure illusie zijn. Het kommunisme van zijn kant belichaamt de hartstochtelijke spankracht en het heroisch streven, dat door een opperste krachtsinspanning eens en voor goed een einde aan onderdrukking en uitbuiting wil maken. Uit dat streven spreekt het geloof, dat bergen verzet en dat elke opkomende klasse in het verleden aandreef tot groote daden, - het geloof aan zich zelf, aan de oneindige mogelijkheden en onuitputtelijke krachten die in het zelf sluimeren, en óók het stimuleerend geloof aan het ‘wonder’ van den plotselingen keer. Sociaal-demokratie en kommunisme belichamen potentieel elk één kant, één element der geheele socialistische waarheid. Zij vertegenwoordigen elk een waardevol onderdeel zijner algemeene synthese. Beide stammen zij af van de zelfde maatschappijleer, die gekoncipieerd werd onder den invloed van rationalistisch-mechanische gedachtengangen; daarom lijden zij beide ook onder hetzelfde tekort aan besef van de beteekenis der hoogste levenswaarden; beide faalden zij er tot dusver in, het juiste evenwicht te vinden tusschen belangen en idealen, en ook faalden beide tot dusver, om de aantrekkingskracht van het socialisme zóó groot te maken, dat alle niet-parasitaire maatschap pelijke groepen en alle sterk-sociaal voelende eenlingen er zich onweerstaanbaar toe aangetrokken voelen. En beide zullen daarin blijven falen, zoolang zij tegenover elkaar blijven staan als konkurreerende lichamen, die elkaar fel beoorlogen en vuil belasteren, elkaar tot het uiterste drijven en elkaar tot betrekkelijke machteloosheid veroordeelen. Geen van beide kunnen zij de in- | |
[pagina 131]
| |
zinking in hun rijen overwinnen, de verschijnselen van ontaarding in hun organisatie opheffen, omdat bij alles wat zij doen de gedachte hen hanteert van den ‘vijandigen broeder’, die op de loer ligt, om elke bekentenis van zwakheid uit te buiten, elk blijk van schuldbesef te misbruiken. Die gedachte noopt hen, een zelfvoldaanheid voor te wenden, die zij niet bezitten, zich voortdurend sterker voor te doen dan zij zich voelen, - hun bezorgdheid, hun twijfel, hun berouw en hun wroeging angstvallig te verbergen. ‘De kommunisten’ - aldus P. Louis in een uitstekend artikel in de ‘Unité Ouvriere’ van Januari '28 - ‘de kommunisten zijn op hun vergaderingen enkel vervuld van de socialisten, die zij pogen te diskrediteeren. De sociaal-demokraten denken op hún kongressen enkel aan de kommunisten, voor wie zij bevreesd zijn en die zij willen terneer slaan. De kommunisten nemen tot demagogie hun toevlucht, zij zien heil in een politiek van overbieden, terwijl de sociaal-demokraten uit instinkt van zelfbehoud de radikale bourgeoisie pogen te naderen.’ - Zoo is het en zoo zal het blijven, zoolang de scheuring voortduurt. Het bestaan eener Kommunistische Internationale maakt, dat de links-gerichte stroomingen in de Socialistische Internationale zwak blijven, het stelt de leiding van deze laatste in staat om allen, die op meer onafhankelijkheid van de bourgeoisie, meer strijdvaardigheid en meer solidariteit met de koloniale volken aandringen, door het demagogische verwijt, dat zij heulen met de ‘vijanden der partij’ te diskrediteeren. Het bestaan der Tweede Internationale houdt op zijn beurt den groei der strooming in het kommunisme tegen, die de heerschende opvattingen over de mechanische verovering der macht, de beteekenis van het geweld, de overmatige centralisatie en de militaristische discipline poogt te bestrijden. Zoomin de kommunisten als de sociaal-demokraten beschouwen hun positie en hun vooruitzichten, - ondanks beider | |
[pagina 132]
| |
pretentie, in het marxisme een onfeilbare methode van onderzoek te bezitten - met den onbevangen blik van den wetenschappelijken socioloog. Beiden laten zij zich bij hun oordeel in hooge mate beinvloeden door hun hoop, hun verlangens, hun wil-tot-de-macht en vooral hun gevoel van haat jegens de tegenpartij. De kommunisten willen niet erkennen, dat hun invloed in West- en Midden Europa, zoowel ten gevolge van de stabilisatie van het kapitalisme als door hun eigen fouten, verminderd is. Het bolschewisme kon in Duitschland, in Engeland, in Frankrijk, in Nederland, in België, in de Skandinavische landen, enkel een bedreiging voor de soc. demokratie vormen, zoo lang een sterke revolutionaire spanning bestond en de spoedige ineenstorting der kapitalistische maatschappij vrij algemeen verwacht werd. Het kon in die landen zelfs toen niet tot den voornaamsten organisatorischen vorm worden, waarbinnen de arbeidersmassa's den strijd voor hun belangen en idealen voeren. Het kon dit niet worden om tal van redenen, samenhangend met het geheele verleden van West-Europa, met de historische wording en het karakter zijner kultuur. Het geestelijk leven der arbeidersklasse is door die kultuur sterk beinvloed, het kreeg door haar een individualistischen inslag, die met haar socialistisch streven tot een vastgevoegd weefsel verstrengeld werd. Denkwijzen, opvattingen, gevoelens, die ten deele uit het tijdperk der Hervorming, ten deele uit dat der fransche omwenteling en ten deele uit de bloeiperiode van het burgerlijk liberalisme afstammen, hebben dien inslag gemaakt en verstevigd. Zoowel het godsdienstig als het filosofisch individualisme hebben hun wortels diep in het bewustzijn der massa's gedreven. Dat zij het deden had geenszins de werking, die massa's voor den strijd voor het socialisme ongeschikt te maken of dien strijd zelf te verzwakken. Wel echter heeft het in hem een individualistisch element gemengd, hem een bepaald | |
[pagina 133]
| |
karakter, een zekere klankkleur gegeven. Aan de idee van sociale vrijheid en gelijkheid verbinden de West-Europeesche arbeiders de gedachte van het zich meer kunnen uitleven der persoonlijkheid. Verbetering van arbeidsvoorwaarden en verhooging van levensstandaard worden nagestreefd, niet in de laatste plaats om der wille van het gevoel van persoonlijke eigenwaarde, dat ook in den ruwsten en onwetendsten arbeider sluimert. De West-Europeesche massa's voerden den strijd voor het kiesrecht niet uitsluitend, ja, misschien zelfs niet in de eerste plaats in het bewustzijn, dat dit recht hun klasse toekwam; zij eischten het op grond van hun mensch zijn. In het West-Europeesche socialisme is het gevoel van massale eenheid, massale kracht, massale solidariteit, massale discipline, altijd begrensd geweest door het besef van de waarde der persoonlijkheid en van achting voor hare rechten. Radikale marxisten als Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht en Herman Gorter hebben telkens met klem de onmisbaarheid van sterke persoonlijkheden in den strijd voor het socialisme betoogd. Sterke persoonlijkheden echter zijn zij, die in bepaalde omstandigheden den moed hebben alléén te staan, die aan de organisatie, hoe veel deze in hun leven moge beteekenen, niet het recht toekennen, hun geweten te dwingen. Het standpunt der absolute discipline werd in het Westen door de beste strijders, hetzij zij arbeiders of intellectueelen waren, nooit aanvaard. Het russische bolschewisme mist dezen individualistischen inslag. In zeker opzicht ligt hierin zijn kracht, maar ook is dit gemis verantwoordelijk voor veel, waarin het in onze oogen tekortschiet. Het heeft de arbeiders niet opgevoed tot zelfbewustzijn maar tot klassebewustzijn en daartoe alléén. Het heeft hun niet zoozeer geleerd zichzelven als menschelijke persoonlijkheden te eeren, dan wel zich te voelen als cellen in een organisch geheel, als | |
[pagina 134]
| |
onderdeelen van een klasse. Het beschouwt de achting voor de persoonlijkheid, de erkenning dat zij moreele rechten bezit die onvervreemdbaar en onaantastbaar zijn, als een symptoom van een verouderde burgerlijke denkwijze; het treedt die rechten zonder eenigen schroom onder den voet, waar het welzijn van het grootere geheel dit schijnt te eischen. Het ziet geen individuen en wil die niet zien, het denkt altijd en overal massaal. Deze denkwijze ligt ten grond zoowel aan de wetgeving en de sociale werkzaamheid der Sowjet-federatie als aan den organisatorischen opbouw der Derde Internationale en aan de handhaving der discipline in de partijen die haar vormen. En deze denkwijze acht het onnoodig, zich om de rechten van het individu te bekommeren; zij acht het schuldige zwakheid, zijn scrupules te ontzien. Daarom is de discipline voor haar een absolute plicht, die door geen andere plichten begrensd wordt; konflicten van plichten zijn niet mogelijk; in het dwingen der gewetens ter wille van de klasse- en de staatsbelangen ligt niets onzedelijks. Wie tegenover de plichten, die de discipline, dat is de wil van de meerderheid en van de leiding oplegt, zich beroept op zijn geweten, die denkt en voelt als een bourgeois. Dat ook het lid van een vijandige klasse er aanspraak op kan maken, als mensch beschouwd en behandeld te worden, - het lijkt in het licht van een dergelijke opvatting ongerijmd.Ga naar voetnoot1) De organisatievorm der russische K.P., de groote centralisatie, de ijzeren tucht, de cellenbouw, het ontbreken van alle moreele scrupules, ook tegen de meest stuitende toepassing van list en bedrog (zooals het bespionneeren en misleiden van kameraden) en van geweld (zooals het te- | |
[pagina 135]
| |
rechtstellen van gijzelaars), - al deze dingen vinden hun verklaring in de voorgeschiedenis der revolutie, dat is in het verleden van het russische volk.Ga naar voetnoot1) Dat volk heeft een geheel andere historische ontwikkeling doorgemaakt dan de westersche volken. Een geheele historische periode, die, welke zich uitstrekt van de Hervorming tot aan de opkomst van het liberalisme, sloeg het feitelijk over. Eeuwen en eeuwen lang bleef de sociale en de geestelijke horizon van den primitieven russischen boer onveranderd; in zijn leven kon van het ontwaken der persoonlijkheid geen sprake zijn. Plotseling zonk die horizon weg en door een ontzaggelijke branding heen werd de massa, te midden van onuitsprekelijke smarten, ontroeringen en gevaren, naar nieuwe levensoevers geslingerd. Daar verschenen aan die massa nieuwe geestelijke horizonnen: bijna zonder overgang werd zij ingewijd in de gedachtengangen van een zeer abstrakt en dogmatisch socialisme.Ga naar voetnoot2) De westersche massa's kùnnen niet ‘kommunistisch’ in den zin der Derde Internationale, dat is niet bolschewistisch worden, omdat dit voor hen zou beteekenen terug te komen op een eeuwenlangen ontwikkelingsgang en de historie van eeuwen ongedaan te maken. Daarom is het uitgesloten, dat de Derde Internationale in West- en Centraal Europa de Tweede kan verdringen, hoe halfslachtig en dubbelzinnig deze laatste ook optreedt, hoe ernstig haar fouten en tekortkomingen ook zijn. Om geheel andere redenen is het uitgesloten, dat de sociaal-demokratie in Rusland ooit de partij der massa's zou worden. De russische menschewiki zijn in hun weifelachtigheid, hun ontzag voor de burgerlijke cultuur, hun gebrek aan vertrouwen in de scheppende kracht der massa's, hun bereidwilligheid, bondgenootschappen met de bour- | |
[pagina 136]
| |
geoisie te sluiten, kortom in hun geheele denkwijze, de onbeholpen navolgers der Europeesche reformisten. Een breede kloof scheidt hen van de russische volksmassa's. Het bolschewisme heeft de aspiraties dier massa's tot uiting gebracht en belichaamd in de jaren dat, na lange verstarring, een stormachtig ontwikkelingsproces in hen begon; het heeft hun verlangens en hun streven gedurende die jaren aangevuurd en in bepaalde vormen gegoten. Daarom is dat bolschewisme voor hen één geworden met de roemrijke overleveringen eener revolutie, die geslachten lang door de kunst afgebeeld, door de poezie bezongen zal worden. Het bolschewisme heeft die massa's omhoog getild uit het duister der slavernij in het sterke licht eener nog begrensde, maar voor hen glanzend-nieuwe vrijheid; het heeft hun het besef gegeven van hun kracht, hun taak, hun macht, hun glorie. In Rusland is geen andere vorm van progressieve massa-organisatie meer mogelijk dan die van het kommunisme, zooals geen andere vorm van staatkundige demokratie er meer mogelijk is, dan die van het sowjetstelsel. Beide kunnen en zullen in den loop der evolutie verzuiverd, verbeterd en door de volkskracht vervormd worden, maar door een ander organisatie-beginsel vervangen worden, dat kunnen zij niet. En dat wat voor Rusland geldt, geldt in nog hoogere mate voor zijn achterland - Azië. De worsteling tusschen de twee Internationales, om elkaar te worgen, is hopeloos. Zij kan niet eindigen met den ondergang van een hunner, immers beide zijn zij produkten van ontzaggelijke historische krachten en die krachten blijven ook heden voortwerken. De broederstrijd tusschen hen verwart het proletariaat, bederft, ontmoedigt en verlamt het. De eenige bevredigende oplossing van dien strijd ligt in de samensmelting van beide Internationales tot een hoogere eenheid. |
|