Verzonken grenzen(1940)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] III Ik denk dat de ziel gaan kan tot den dood tweeërlei gang, en dit de menschen-jaren in het neerdalen en in het ontblâren maakt zwartblauw-donker of licht-rozerood. Ik denk dat de zielen die tot hem gaan als tot een afgrond, waarin storten allen, allen zich brijzelen, hun krachten ballen om de vrees voor dien val te wederstaan. O dit is droef als begeerte nog rooft den zielen rust en hongerige handen grijpen naar roem, goud, macht, genot, tot 't branden der oogen, dood, die groote domper, dooft. O dit is droef wanneer de ziel voor hem opsteigert, als een paard uitspringt ter zijde voor een schaduw, die wil maar niet kan mijden, niet hoort het sussen van zijn meesters stem. Maar er zijn anderen die rustig voelen zijn schaduw naar hen reiken; hun gebaren worden langzamer alsof het vergaren niet langer is hun zaak noch hun bedoelen; [pagina 102] [p. 102] hun woorden schaars of zij zich voorbereiden van het lange zwijgen de les te leeren en hun oogen verstillen gelijk meren waarover geen luide winden meer rijden. Zij voelen te gaan tot een nieuw begin al weten zij niet waarvan, een verwijden; ik zie ze door der jaren neergang schrijden vredig en allengs wendt zich meer hun zin tot wat hen wacht en over hen zal komen gelijk de liefde komt over den knaap of 't meisje als 't lichaam rijp is, en de slaap wordt tot een nest van weelderige droomen. Want de dood is gelijk de liefde is gave der natuur, waartoe wezens rijpen en die moet in eerbiedig niet-begrijpen worden aanvaard, heilge geheimenis. O dat mijn ziel als zulke henengroeie' tot u en naar uw koele avonddauwe de bladeren van haar kelk openvouwe die nu des levens middag-uren schroeien; - [pagina 103] [p. 103] dat mijn ziel van het eigen zinlijk leven los als novemberblad van 't moede hout zich vallen late' in d'eeuwigheid, gebouwd uit talloozer geslachten nederzweven; en haar kracht voele - dan haar kracht niet meer - in de wijde spiralen opgenomen die de smarten en vreugden en de droomen der menschheid tillen tot een hooger sfeer. Dat vol van aandacht en leeg van begeeren mijn effen wezen zonder rimpeling in 't wereldzog der kosmische wording tot uw mysterie-grot, o dood, inkeere! Vorige Volgende