Verzonken grenzen(1940)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] V Ik wilde dat aleer mijn leven gaat te neigen achter de donkere hagen een sfeer om mij kon weze' als het gelaat der aarde mild in late zomerdagen wanneer de goudene namiddag-klaarte, het onvolprezen zachtgezegend licht oplost in zich der aardsche dingen zwaarte en de trekken verreint van hun gezicht. Zooals het licht dan is dat heemlen vult, gezeefd, en meluw als een rijpe peer, zoo wenschte ik in mij de atmosfeer des geestes, amberklaar en honingmild van liefde die door wijsheid wordt gezeefd; en als 't laat zomerlicht de bruine heide, het stoppelveld, de schure' en klaverweide en het geboomte heilge schoonheid geeft, - zoo wenschte ik te zien iedere daad, ieder bloedrijk pogen en bloedarm falen, ieder bukken en ieder zegepralen in 't rijpe murve zielelicht gebaad. [pagina 84] [p. 84] En dan wenschte ik dat zich afwenden kon de levenswil in mij, 't bloedwarm begeeren van 't andre, om tot zichzelf in te keeren gelijk een straal terugtrekt tot zijn zon, - dat mijn dagen vulde het stille peizen aan menschheid, haar schoone opwaartsche gangen en schoone daling eens, wanneer verlangen zal sterven in het hart der wijze grijze menschheid, gelijk het in den eenling sterft. O van milde rust overvloeiend bekken, ik wilde dat ik mijn hand uit kon strekken u te verwerve', als men een prijs verwerft; ik wilde dat ik uw zachtheid zag vloeien tot mij en het stilte-doorgeurd gerucht uwer dagen vol avondlijk vergloeien en vol eedle geur als van rijpe vrucht. Maar stil mijn hart, ge moogt niet tot het denken van den avond en zijn goudklare rust u strekken eer zijn uren zelve wenken en zijn adem de vlam uwer kracht bluscht. [pagina 85] [p. 85] De oogst rijpt en uw hand moet snijden, binden heemvoeren; - o mijn hart de dag is lang en uw verlangens mogen nog niet vinden den weg naar avondstilte, nachtgezang. En na den oogst weer 't ploegen van de voren en het uitstrooien van het nieuwe zaad: de wereld wordt alleen telkens herboren doordat de arbeid aldoor verder gaat. En ge moogt u niet eigenmachtig laven o hart aan den glans van dat ver gezicht, niet droomen hoe ge eens de stille haven zult binnenvallen in het late licht. Vorige Volgende