Verworvenheden(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] XXV De droom Opnieuw kwamen de dagen grauw omwonden met grauwe sluiers. Dof zwegen hun oogen mij aan. Ik voelde mij bedrogen om de vreugd die de stemmen toch verkondden. Toen op een nacht nam de droom mij mee op lichte geruischlooze wieken; in mij en om mij begon muzieken; het grauwe floers verglee - verglee. Ik was weer samen in de open sfeer van Liefde en van Moed met haar profeten; de kracht van het glanzende weten bezat mij weer. 't Was niet der woorden armen zin: zij gingen alreeds in mij onder; het was het oude nieuwe wonder van de bron die opwelt diep binnen-in en maakt rondom zich sfeer van dingen klaar als kristal en zacht als veerend mos. Een stem raakte verruklijk los, bleef heel den dag in mij nazingen. Vorige Volgende