Verworvenheden(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Beelden en stemmen [pagina 28] [p. 28] XIII Vóór den avond De zon is al véél gezonken; de dagtaak voor driekwart volbracht; in haar blauw-en-purpren spelonken rees op reeds, onhoorbaar, de nacht. De arm van den zaaier wordt moede; zijn oog zoekt den zonnebal: ‘o nacht, gij welkome, goede; - uw stilte nadert al.’ Maar nog heeft de zon niet verslonden 't ruim boven der heuv'len rand en de voren staan open als monden in het wijd-doorploegde land. ‘Zwijg stil, o zwijg stil, mijn verlangen: 't is te vroeg nog’ - zijn hand woelt door 't zaad ‘tot de nachtvanen d'aarde omhangen blijf ik gebonde’ aan de daad’. Vorige Volgende