Verworvenheden(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] VII De nacht heeft zijn suiz'lende vrede en het donker zijn helle lichten. Voor de verlorenheden der verzonken droomgezichten, die rezen als flonkrende beelden ombloeid door bloemguirlanden, - voor al de stralende weelde van de jeugdwaranden, - voor het bloedwarme bloedsterke bezielde verlangen, dat aandreef tot dappere werke’ en zich uitstortte in zangen, - wat is voor dat alles verworven in ruil? Is dit sobere zijn héél de prijs van afgestorven vreugde en doorstreden pijn? Was noodig dan àl dit doorleven van verrukking - vertwijfeling, om de ziel te leere’ in géén ding àl te diep zich begeven, - haar te leeren niet vast te kleve’ aan haar eigen bevrediging, - [pagina 19] [p. 19] zich los te maken uit armen die omklemme’ eer zij wordt òpgezogen geheel? Moest dit nieuwe vermogen door 't versobren der pracht, ja 't verarmen, gekocht worde'? Is rust haar te weten verankerd, géén vrees voor ontreddering meer duchtend als toen z'eens een stuurloos ding door de wilde golven omvergesmeten, àfdreef, speelbal van tij en winden, - is die rust al het geluk der laatre jaren? Is zij na 't bittre zwerve’ en de gevaren, wat de wal voor den ouden zeeman is? Vorige Volgende