Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] LIII Ik zie hen... Ze zijn namenloos en zijn ontelbaar als de korrels onzer stranden... Zij komen daaglijks, met hun mag're handen en hun zwaar hart, vol onwil en vol pijn, - zij kome' om dáár te worden opgesloten waar de hamer ze beukt, die hun verlangen, hun kracht, hun liefde, plet; - ze plet tot stangen van goud en macht voor de nieuwe despoten. Opgesloten diep in den schoot der aarde, waar de dood al het levende bedreigt, of in de kracht-doorstroomde ruimten waar de adem der hartlooze machine hijgt; - het fijne slanke werktuig, waar de geest in voer, die eens van den mensch is geweest. Vorige Volgende