Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] XXXVII Gezegend was dien zomer de natuur, - de velden en de schoongewasschen luchten, de glansgedrenkte wolken die hun vluchten uitstrekten ver in 't eindeloos azuur. En aldoor ging in mij dit denken om, wat ik nog doen kon, opdat op dees schoone en rijke aarde, menschen zouden wonen goed en gelukkig. Ik zag hunnen drom zoeken den weg naar geluk en dien missen veel malen; 'k hoorde kreunen lijdenden, ik zag zich verdichten de duisternis en donk're nacht heerschen. Maar toen brak het licht weer door; stemmen van zich-verblijdenden hoorde ik; glans viel op mij van hun gezicht. Vorige Volgende