Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] XXXVI Hoe de driften te bannen, die bestormen hen die worden mishandeld en gekweld? Is het hart zóó rijk, dat zuiver erbarmen onuitputtelijk in zijn diepten welt? Is het hart zóó rein, dat het uit zichzelven kan overwinnen wrok en dorst naar wraak? Of - brandt nog licht in zijn diepste gewelven, drijft op zijn wilde zeeë' een gouden baak? Ja: zoo is het; dat licht moeten wij vinde' en volge' als de koningen volgden de ster; - moeten aansturen, tegen storm en winden, op die zekere baak, stralend van ver. Niet wij volbrenge'; onzer de kracht niet is; maar in ons werkt een kracht, dat is gewis. Vorige Volgende