Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] XXXI Die ander heeft ons ingesponnen in 't weefsel zijner wereld; zijn atmosfeer omringt ons; met elke ademtocht dringt weer iets van hem binnen, als een eindloos lint ontrolt het zich in ons. Naar zijn toon stemmen we ongemerkt ons eigen instrument; aan zijn klankkleur raakte ons oor gewend en buiten werking stelden w'onze remmen. 'k Vrees dat we nog zingen menige wijze die afkomstig is uit dier andren land, maar z'in onnoozelheid als d'onze prijzen. Het oude en 't nieuwe zijn vaak verwant; de vijand vermomt zich, schijnt vriend te wezen en wordt door ons zwak hart niet afgewezen. Vorige Volgende