Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] XIII Wat was het schoon, het droombeeld onzer jeugd, toen naar één doel onze willen zich spanden, toen één gedachte over d'armoelanden zich spreidde, goudglanzige wolk van vreugd. Rijkdom en macht der meesters groeiden snel, sneller dan zij groeide het woud-der-velen; in zijn bewogen ruigte nieuwe kelen aldoor ontwaakten en hun zang klonk schel- van-toorn tegen de heeren die hen bonden, doordringend-zoet van liefde-tot-elkaar, jubelend van extatische verwachting. Het leek of nooit, sedert menschheid begon de opwaartsche tocht, een gloed zoo sterk en klaar was heengedrongen door d'aardsche omnachting. Vorige Volgende