Uit Sowjet-Rusland
(1921)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 107]
| |
VII.
| |
[pagina 108]
| |
voorkomende mimische en muzikale gaven. De russische volksmassaas hebben - het is onnoodig op het groote gewicht van dit verschil te wijzen - in tegenstelling tot de West-Europeesche niet eeuwenlang moeten teren op den afval of de surrogaten der burgerlijke kultuur, maar hun eigen volkskultuur in leven gehouden, onophoudelijk gevarieerd, verrijkt en tevens zeif genoten. Ga naar voetnoot1) De beweging tot vernieuwing en verheffing der dramatische kunst, die ten deele, maar volstrekt niet alleen door den ‘Proletkuer’ gedragen wordt, kan niet anders dan de draden van die oude volkskultuur verder spinnen, haar inhoud vervormen en haar vormen vernieuwen, zonder de kontinuïteit met haar te verbreken. Ook de beweging voor ‘Fysieke Kultuur’, die thans zeer populair is, levert eenige elementen voor de herleving eener dramatische gemeenschapskunst. Behalve op het turnen in massa (evenals de sport iets geheel nieuws in Rusland en dat daarom groote belangstelling vindt) legt men zich ook toe op de rythmische gymnastiek en de dramatische pantomime. Op een groot gymnastiekfeest, dat wij in de buurt van Moskou op het prachtige sportterrein aan den Musschenberg bijwoonden, werd, nadat 8000 gymnasten, jongelieden, jonge meisjes en kinderen een aantal vrije- en ordeoefeningen hadden uitgevoerd Ga naar voetnoot2), door een klein aantal | |
[pagina 109]
| |
deelnemers nog een dramatische pantomime, ‘De Val van den Tyran’, vertoond. De bewegingen en standen waren zeer schoon en de opvoering stond aesthetisch op een hoog peil, al zou het geheel beter tot zijn recht gekomen zijn in een kleiner, meer besloten ruimte, een openluchttheater in een park b.v., dan op het onmetelijke sportterrein aan den Musschenberg. Ongetwijfeld zijn de Russen veel dichter bij een herleving der oude ‘dans’-kunst, d.w.z. der kunst, om door bewegingen van het lichaam diepe, grootsche, collectieve, aandoeningen uit te drukken, dan welk ook der West-Europeesche volken. Dit spreekt immers vanzelf, daar zij het eenige volk zijn, dat thans grootsche en diepe collectieve aandoeningen uit te drukken heeft. De pogingen tot het scheppen eener dramatische volkskunst met revolutionnairen inhoud, zijn voor ons, West-Europeesche communisten, vooral verbonden aan den naam en de werkzaamheid van den ‘Proletkult’. Best mogelijk echter zal niet deze instell ng, maar het Roode Leger voor komende geslachten gelden als de wieg, het uitgangspunt eener herleving op tooneelgebied, en misschien ook op dat van andere kunsten .Ga naar voetnoot1) Buiten Rusland geeft men er zich veel te weinig reken- | |
[pagina 110]
| |
schap van, dat het Roode Leger niet enkel een voornaam centrum van militaire kracht, organisatorisch vermogen en politiek inzicht, maar ook van revolutionnaire cultuur geworden is - misschien zelfs in verband met de betreurenswaardige, maar onvermijdelijke tijdelijke verzwakking en declasseering der arbeidersklasse, op het oogenblik het voornaamste centrum van een en ander. Een aantal omstandigheden hebben dit in de hand gewerkt. Ten eerste de concentratie in het leger van millioenen jonge arbeiders en boeren, die een enorm materiaal van geestelijke selectie vormden; dan het betrekkelijke gemak, waarmee men, tengevolge van deze concentratie, allerlei instellingen op kultuurgebied kon vormen en het algemeen geestelijke peil door voordrachten, kursussen, voorstellingen van de beste wetenschappelijke en artistieke krachten verhoogen. En als derde factor werkte de noodzakelijkheid, om een sterke, over de materieele moeilijkheden zegevierende ideologie te scheppen, dat wil zeggen een kern van bewuste en enthousiaste communisten. Geheel toevallig kreeg ik gelegenheid, iets te zien van wat in de leger-organisatie op dramatisch gebied nagestreefd wordt, door het bijwonen van een uitvoering van leerlingen der ‘School voor Roode kommandanten’ te Moskou. Inderdaad zoo toevallig mogelijk, want wij waren, een mijner vrouwelijke mede-gedelegeerden en ik, van plan naar de opera te gaan en reeds op weg daarheen, toen een russisch kameraad, die in dezelfde auto zat, ons vertelde, dat hij en de vierde tochtgenoot, de fransche afgevaardigde Vaillant-Couturier, na ons bij den schouwburg afgezet te hebben, hun weg zouden vervolgen naar het Kreml om daar een ‘door soldaten gegeven’ voorstelling bij te wonen. Onze belangstelling was gewekt, wij vroegen nadere inlichtingen en besloten al gauw, de opera te laten schieten en mee te gaan naar het Kreml. Wij hadden er geen spijt van. Want zoowel wat wij daar zagen, als de sfeer waarin wij het zagen, was belangwekkend en sympathiek, vol glans van belofte en vol opbloeiend leven. Opgevoerd werd een gemoderniseerd satyrisch sprookje met muziek en zang. Het hoofdthema was, hoe de heerschende klassen - vertegenwoordigd door een ridder, een pope, een wetgeleerde enz. - na den dood van een Tsaar | |
[pagina 111]
| |
in diens plaats een pop opstellen en het ‘domme volk’ daar voor buigt en zich met zijn smeekbeden wendt aan den vermeenden heerscher. Eindelijk wordt de list ontdekt, dappere jonge arbeiders dringen, aangevuurd door de traditioneele Vrijheidsfiguur, het paleis binnen, rukken het levenlooze schijnbeeld der macht het masker of en veroordeelen de heerschenden, die er zich achter verscholen, tot verschillende humoristische straffen. Het stuk eindigt met een soort apotheose: de Vrijheid, die zich met den Arbeid verbindt. Voor zoover ik den tekst volgen kon, was die vlot en levendig, in den volkstoon geschreven, soms felsatyrisch, soms goedmoedig spottend, en alleen op 't eind, bij de obligate apotheose van de Vrijheid en den Arbeid, even vervallend in deklamatorische rethoriek. De communistische ideologie heeft nog geen nieuwe symbolen geschapen, noch een nieuwen heroïschen stijl voortgebracht, en zoolang dit niet het geval is, zullen frissche satyre, geestige spot en teedere lyriek, de aesthetische meest waardevolle elementen van het volkstooneel zijn. De uitvoering was zeer verzorgd, een genot voor oogen en ooren. Men vertelde ons, dat een vakman bij de regie had geholpen, verder was alles het werk van de leerlingen en oudleerlingen der school. Uitstekend leek mij het probleem opgelost der verbinding van fantastische styleering met satyrische typeering tot één harmonisch geheel. Het - zeer sobere - decor was prachtig van lijnen en kleuren, en enkele kostuums, vooral dat van de oud-russische figuur van den bogatyr, den ridder, waren verrukkelijk om naar te zien. De akteur (een oud-leerling der school), die deze rot vervulde, speelde niet alleen bijzonder goed, maar hij had een zoo mooi vol, klankrijk bas-orgaan, als men slechts zelden hoort. Trouwens, er waren meer mooie stemmen bij, en het spel was zonder uitzondering goed, levendig en toch beheerscht. Het was bijna onbegrijpelijk, dat dit alles dilettanten waren. Bijzonderen indruk maakten de kollektieve momenten in het stuk; ik herinner mij een episode met drie boeren in de klassieke russische volksdracht, die zich voor den gewaanden Tsaar op de knieën werpen om hem te verbidden. De onduleerende bewegingen, waarmede de drie handenwringende gedaanten in hun lange witte gewaden langzaam nader kropen tot den troon, waren prachtig van expressie. Men zag | |
[pagina 112]
| |
werkelijk even een verschiet van plastisch-dramatische schoonheid open gaan. Telkens moest ik dien avond denken aan de stumperige dilletanten-uitvoeringen van realistische eenakters, waarop men ten onzent in vroeger jaren getrakteerd werd, wanneer men als ‘feestredenaar’ op S.D.A.P.-avonden optrad. En ook dacht ik, hoe thans nog wel ‘revolutionnaire’ vereenigingen op hun feestavonden, uit aesthetische armoe, de toeschouwers vergasten op typisch-burgerlijke, individualistischdekadente danskunst Ga naar voetnoot1) Voor en na de opvoering hadden wij gelegenheid met onze gastheeren, de jonge leerlingen der ‘school voor Roode Kommandanten’ en hun superieuren kennis te maken. Mijn eigen indruk kwam geheel en al overeen met het oordeel, dat een der leidende krachten van de school tegen mij over de leerlingen uitsprak: ‘dit is een door en door gezond element, vol zuiver enthousiasme’. Hij vertelde ons, hoe in den vorigen winter, toen tengevolge van de plotselinge vermindering der broodrantsoenen de bevolking van Moskou onrustig was, de leerlingen soms een etmaal achtereen patrouilledienst moesten verrichten. Ook hun eigen rantsoenen waren verminderd geworden, maar toen zij bemerkten, dat de arbeiders 't nog veel ellendiger hadden dan zij, en somtijds van uitputting neervielen in de fabrieken, deden zij ten behoeve dier ongelukkige makkers afstand van een deel van hun eigen rantsoen. De jongens zelf - verreweg de meesten waren boerenzoons, ongeveer één vierde arbeiders - maakten een allerprettigsten indruk. Zoo echt-jong en levenslustig waren zij, zoo vol begeerte naar ontwikkeling - Fransch, Engelsch, literatuur, wat al niet wilden zij leeren; - zoo vol belangstelling in de arbeidersbeweging van andere landen. Zij gaven mij het tijdschrift, dat zij zelf redigeerden en met eigen bijdragen: verhalen, schetsen, verzen, dialogen, vulden; een hunner, een jonge dichter, schreef ook een opdracht daarin. Helaas, de opdracht heb ik, evenals die van de toegewijde Proletkult- | |
[pagina 113]
| |
menschen, van mijn lieftallige armenische genoote met het mooie olijfkleurige gelaat, van mijn dappere vriendin Kollontay en van nog anderen, moeten scheuren uit de boeken, brochures of manuscripten, die ze mij schonken, uit beduchtheid voor mogelijke chicanes van nijdasserige esthische of duitsche douane-beambten. Iets geheel anders dan de opvoering van het satyrische sprookje in de school voor Roode Kommandanten was de voorstelling, welke ik zag van ‘Mysterie Bouffes’, een soort revue-feërie door Majakowski, den meest beroemden dramaturg der revolutie, ter gelegenheid van het congres geschreven. Het stuk werd op twee verschillende plaatsen, met geheele afwijkende monteering en enscèneering, vertoond: in een tamelijk klein volkstheater, met russischen tekst, voor het Moskousche publiek; en in een groot cirque, met duitschen tekst, voor de buitenlandsche gasten. Ook Majakowski heeft in dit stuk traditioneele gegevens en motieven, voornamelijk uit het Oude Testament, gebruikt en ze verwerkt tot een fantastisch, half symbolisch half satyrisch geheel. Loenascharski karakteriseerde zijn werk m.i. zeer gelukkig met de woorden ‘een dramatisch affiche’. Het stuk, dat in een serie symbolische tafereelen de uitbuiting, den strijd en de zegepraal van het proletariaat als een grooten tocht door verschillende levenssfeeren, met overwinning van allerlei belemmeringen en hindernissen in beeld brengt, leek mij rijk aan inventie, aan vernuft, aan treffende situaties en gezegden, maar tamelijk inkongruent, zonder innerlijken band en zonder eenige werkelijke dramatische spanning. Een der aardigste scènes is die; waarin de arbeiders, na de hel zegevierend doorschreden te hebben, het ‘mensjewistisch paradijs’ bezoeken. Hier vinden zij behalve Rousseau en Tolstoi, nog vele andere minder bekende apostelen van de klassenharmonie, waaronder de ‘wolkenmelkende’ droomer. Natuurlijk is de figuur van den verzoening-predikenden mensjewiek, die tenslotte door alle partijen gehoond wordt en van alle kanten slaag krijgt, een der bestgeslaagde van het stuk. Na hel en hemel achter zich te hebben gelaten, komen de arbeiders in ‘de sfeer van den chaos’; zij dreigen ten onder te gaan, maar een uiterste krachtsinspanning redt hen en voert hen in het rijk van den broederlijken, gemeenschappelijken Arbeid: de communistische samenleving begint. | |
[pagina 114]
| |
Toevallig had ik gelegenheid, om op denzelfden avond een groot deel der russische voorstelling en de duitsche in haar geheel te zien; zoodat ik interessante vergelijkingen kon maken. In beide gevallen waren het de kubisten, die de enscèneering verzorgd hadden, en toch was het verschil tusschen de twee opvoeringen enorm groot. De russische was in elkaar gezet met weinig materiëele hulpmiddelen en slechts een klein aantal personen, naar schatting 25 à 30, namen aan haar deel, terwijl in de ge-europaniseerde alles zeer grootscheeps en met het oog op massale werking was opgezet; het aantal spelers en figuranten bedroeg ongeveer 350. Ik voor mij gaf verreweg de voorkeur aan de russische monteering; zij was een weinig plomp en armoedig, maar bereikte hier en daar treffende dekoratieve werkingen en haar naïf karakter paste, naar mij toescheen, bijzonder goed bij den volksdommelijken aard an het stuk. Vooral scheen mij dit het geval in de scènes, waar men beneden op het tooneel den hellemond zag gapen, terwiji wat hooger, door een soort rotswildernis van de aarde gescheiden, het paradijs zichtbaar werd, met engelen en heiligen in middeneeuwschen trant. Dit gedeelte deed mij in de russische opvoering, ook door de boert en spot die er in vervlochten waren, denken aan middeneeuwsche mysteries. Alleen zijn daarin enkel de duivels kluchtige personaadjes geworden; de engelen en heiligen vervullen de rol, die in de revolutionnaire russische kunst is toebedeeld aan de arbeiders. De ge-europaniseerde voorstelling kon mij, al gaf zij enkele mooie tooneel-effecten te zien slechts matig bekoren. Ik vond haar overdruk en woelig en, naar mij docht, sterk geinspireerd op motieven van Reinhardt. Ook de gemaakte, sleepende wijze, waarop de tekst werd gezegd, in een soort dreun en met overmaat van rethorische akcenten, scheen mij slecht bij den aard der verzen te passen. Wat ik buitengemeen bewonderde, was het groote scherm, dat aan den achterkant de arena afsloot en gedurende de verschillende tafereelen onveranderd bleef. Kubistische vormgeving en een sterk kleurgevoel hadden pier te zamen iets bereikt, wat mij ongeëvenaard leek op de Europeesche theaters; konstruktief en tegelijkertijd vol sterke, stoutmoedige schoonheid. De twee onderling zoo zeer verschillende en toch ook onderling verwante stukken, die ik in Sowjet-Rusland zag | |
[pagina 115]
| |
opvoeren, waren voor mij hierom verheugend, omdat er uit bleek dat, al heeft de nieuwe dramatische volkskunst nog niet volkomen met het kleinburgerlijk realisme gebroken, toch de meer interessante en belangrijke tooneelexperimenten in een geheel andere richting plaatsvinden. En ook kreeg ik den indruk dat zoo het kubisme, voor zoover ik zag, in Rusland de schilderkunst vernieuwd noch verrijkt heeft met nieuwe meesterwerken, het daarentegen geroepen schijnt, de wat rauwe aankleeding to leveren, die bij dit eerste begin eener nieuwe dramatische gemeenschapskunst past. |
|