Uit de diepte(1946)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekendTijdgedichten Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Een jaar is het geleden Een jaar is het geleden. De blaf van het afweervuur; flitsen die dansten en reden aan donkere kim; toen een puur licht in heemlen omhoog, maar op aarde bezoedling door gruwel en moord; alle paden der levensgaarde versperd door een wild vreemd woord: ‘Oorlog’. De bevende lippen vormden den klank vol bloed, maar 't binnen-eigen begreep niet goed, liet telkens en telkens ontglippen hun zin...... ‘Ge wilt niet begrijpen?’ Donder ratelde neer: verscheurd de vertrouwde sfeer, wèg, de straten, de wijken, de mensche’ onder puinen begraven... Hoevelen? Geen die het weet. - Maar een sidderbevende kreet: ‘mijn man, waar? mijn kind, waar? huis en have? Heel 't gistren waar? Hoe weer beginnen?’ Des levens bouw ligt vol gaten, mèt het land de ontmenschte soldaten trekt vertwijfling de harten binnen. [pagina 50] [p. 50] De bottende, teederbeminde, op wier wangen de dauw nog lag en het blinken van heel jongen dag de teergroene, knoppende winden, wèg uit het leven geslagen al dit jonge, zijn hoop en zijn kroon en dit nu alleen: leeren dragen, in deemoed buigen voor Gods troon. Bidden, dat in Zijn genade de Eeuwge niet over ons volk nu worstlend in ziedende kolk zal spreiden voor goed de doodswade, maar met andre volken, vroeg of laat, 't zal worden tot vrijheid herboren, vóórvoelend in duister het gloren van komenden dageraad. - Zilvren wijdheden achter de branding; Zeegning van broederlijk recht. Reeds worden de burchten geslecht van Mammon; dan komt de opstanding als vrucht van den bitteren dood, die delgt het kleinzielige, lage, de hebzucht der rijken, het trage der zatten, de nijd van de armen. Dan wordt openbaar hoe Erbarmen in smarten het heil ontsloot. Mei 1941 Vorige Volgende