Uit de diepte(1946)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekendTijdgedichten Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Kom hier, mijn kleine jodenjongen Kom hier, mijn lieve, kleine, zwarte jodenjongen met je oogen van oostersch vorst; ik kom al vroeg drie straten ver gesprongen om dit sieraad te hechten op je borst. Ongeduldig jong, sta toch even stil! Zoo, nu zit hij goed: links op je jasje. Pas op, dat er straks geen slip van je dasje overheenwaait, doe zooals Adolf wil; hij weet niet beter. 'k Heb een brief van vader, hij maakt het goed, maar verlangt erg naar jou. En moeder. Is zij vandaag weer uit werken? Gelukkig schijnt de zon, de lucht is blauw en ik breng je gezellig naar je school, als dikwijls nu. Neen, niet zoo mooi als d'oude is zij, je kleumt er van de koude... Denk maar: verhuizen is nu het parool. Kijk, de kindertjes van den overkant wuiven je toe achter de ruiten, daar holt de buurjongen naar buiten: ‘Dag Mozes’... Geef hem gauw een hand en neem je pet af voor die heeren, die zoo vriendelijk tegen je lachen... Ze kwamen gistren uit het kamp terug. Wat zijn ze mager - maar hun oogen vlaggen. [pagina 46] [p. 46] Nu gaan w'even zitten voor het plantsoen, hier op dit bankje, waar w' al dikwijls zaten. Schrik je? Waarom? Toch niet voor die soldaten? De stakkers lijken wel van hout... Ze doen ons niets, hoor. Hier wil ik je nog vertellen wat dat is met die ster. Leg in mijn hand je warme knuistje en luister goed, mijn jongen, als naar een sprookje uit tooverland. Jehova heeft bij het begin der tijden de sterren gezaaid in het hemelveld; het gruis dat overschoot, liet de Heer glijden naar d'aarde, en daar drong het met zacht geweld in menschenharten. Maar kijk, niet gelijk verdeelde Hij 't. Er zijn harten die flonkren als diamant, er zijn er bijna donkre. De flonkrenden maken het leven rijk en mooi. Dat zijn de dichters, de profeten, de mannen Gods, van het menschengeslacht de toppen, die houde' over d'anderen wacht. Zoo een was Mozes, naar wien je immers werd geheeten. Als je naar de ster op je jasje kijkt, denk dan aan hem, denk hoe, bij het begin der tijden, God deed wat sterrengruis op d'aarde glijde' en een korrel daarvan in jouw hartje prijkt... Daar luidt de bel. Zul je je best goed doen, mijn kleine man, braaf zijn en vlijtig leeren? Dag... groet nog even die drie heeren en geef moeder van mij straks een zoen. Vorige Volgende