Uit de diepte(1946)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekendTijdgedichten Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Rusland in 1914 Het is een menschenleeftijd her. De Jagers-naar-de-Macht hadden geroken een prooi; over d'aarde ontloken bloedroode rozen; een vlammende ster verscheen bloedrood boven de bergen. De aether kreunde onder leugenwoorden die sponnen tusschen alle landen koorden van waanzin. Menschheid wordt de buit van d'erge kwelgeesten: angst en vrees. Aan oerdriften ten prooi vallen zij, wier huid leek satijnen, gansch bedekt door vernis van beschaving. Schuimbevlekt dansen de leiders in hun oorlogstooi als wilden. Eén groote, d'eenige van allen die boven bijkomstigheden uitrees, viel. In avondzon door moordenaars handen is Jaurès als martelaar gevallen; laat Frankrijk achter, wees. ‘Wij zijn niets zonder hem’, gevoelden allen. Verzengend laait over de heete landen Augustuszon. In het Tsarenrijk stonden moedge voorhoeden in rechtvaardigen strijd, voelde' aan de fransche arbeiders verbonden; voor hun dreigende vuist nam Poincaré de wijk. In Petersburg verrezen barricaden, de Internationale klonk in koor; [pagina 29] [p. 29] nog was 't heroïsch lied niet door staatszucht ontwijd; de zuivere genade van grootsch heroïsch willen straalde 't uit. Dan ‘mobilisatie’... Een lompe laars alles vertrapt. Zinken, zinken, zinken. Millioenen moezjieks worden Molochs buit. Duivels, dorstige, menschenbloed, drinken met wellust; 't heele leven wordt barbaars. Maar ànders ook. Er leefde in die barbaren diep geloof, extatische zekerheid: door hen zoude' allen worden leedbevrijd, vrij de verdrukten, d' uitgezogen scharen door 't kapitaal. Zij, zij zouden verlossen de dervers van der armoe gore kleed, bekransen al die hoofden met de trossen van den purperen druif, die vrijheid heet; zouden nà China, India bevrijden van d'omklemming van 't westersch kapitaal en schallen doen door heel de wereldzaal het triumflied der nieuwe tijden. Ik heb verhaald van wat zij wrochten in bovenmenschelijken heldenmoed; van d'offers zong ik, het kostelijke bloed en van hun weergaloze tochten in 't witgestippeld, onbekend gebied van toekomstvormen en gedachten; en hoe zij om te bouwen op ons wachtte' in kindervertrouwen, maar wij kwamen niet; - [pagina 30] [p. 30] heb verhaald hoe tusschen hun handen de vrijheidsdroom verpulverde tot gruis en hoe zij, afgemat, hijgend belandden bij nieuwe heerschers; hoe zij luid het kruis afzwoeren en het goddelijke leven dat zich geschonken heeft voor 't menschenheil verloochenden... Maar in mijn hart voel ik het oude beven denkend aan hen: ik weet, zij zijn gebleven hun kern getrouw, hebben nog alles veil voor den Droom. Moskou blijft de heilge stad. Zoo moederlijk heeft geen volk liefgehad. - En dan, zij hebben aangeleerd, iets van de lange laksheid overwonnen, harde tucht heeft maagdlijken grond ontgonnen in hen; niet àlles was façade en verkeerd. En nu zij den kruisweg weer betreden, hun millioenen worden weer geslacht, stuur ik opnieuw gedachten als gebeden tot hen, tot hen, en dit oud hart verwacht dat zij opnieuw de wegen zullen banen tot milder leven in broederlijkheid en herrijzen, de eerste opgestanen opnieuw, uit den broedermoordenden strijd - dat door hen socialisme zal herrijzen boven de veeten die 't hebben ontwijd en spreiden over hutten en paleizen zijn kleed van menschelijke waardigheid. Vorige Volgende