Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] VIII Ik dank u voor de Liefde. Zij hield stand. Als ik dacht ‘haar olie is opgebrand’ - kwam zij altijd opnieuw omhoog in mij, droeg mijn leve' over menig dood getij. Van haar onuitputlijke stralingskracht - zon, die door 't geestlijk universum lacht, - schonkt ge m'een vonk. Een druppel kostbaar vocht schonkt ge, dat ik 't andren uitschenken mocht. Ik dank u voor de Schoonheid. Ge zondt haar, opdat door de zinnen worde openbaar hoe in 't wonder van vorm en kleur, van maat en klank, zich een heilig geheim verraadt. Ik dank u voor haar glimp, dien ge op mij liet vallen, zoo, dat ik kon andren blij maken met de blijheid, die droefenis groene kranse' omhangt, en rijk maakt gemis. Vorige Volgende