Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Van tijd naar eeuwigheid [pagina 57] [p. 57] [I] Verlangens 1 Van 't parlemoer de allereerste tinten, en die van schelpe' en bloemen kiest de dag, om zich nu mee te tooien en 't begin te vieren van het seizoen van zang en lach. En ook het hart bindt nu zijn lichte en blijde belevingen tot een ruiker bijeen: 't leert weer op vreugdevolle maten rijden, 't rijdt op hen over zorg en twijfel heen. De weergeboorte en het groot herleven van nature stort door ons uit haar kracht: wij zijn haar kindren nog gebleve' al zwierf van haar weg dit hoogmoedig geslacht. [pagina 58] [p. 58] 2 Laat mij gaan: ik bid u laat mij gaan: vergun dat ik mijn hand uit uwe greep bevrijde; ik verlang zoo, weer in de wijde vrijheid, eenzame boom, te staan. Niet meer te worden gedronge' en gedreven, niet door and're als een kraan opengezet, opdat uitstroom tot hen kracht van dit leven, maar weer besloten in mijn eigen wet, over het zelf te mogen overbuigen, luistren naar wat te murmelen begint; - niet steeds te moeten opstaan en getuigen, als men van binnen is een schuchter kind... Wilt ge mij laten gaan? Mag ik het wagen uit uwe greep te bevrijden mijn hand? De stem zegt zacht: ‘waarom dit ijdel vragen? Komt de ziel ooit los van haar vaderland?’ [pagina 59] [p. 59] 3 Verlost van 't gewoel, aan de daad ontkomen, in uwe stilte heerlijk opgenomen, strekkend in uw rust de ontspannen leden, en in de moede hersens uitgestreden den strijd... Zoo zal 't zijn, als betreden het dal wordt van den eindelijken vrede... Niet meer te willen, niet meer te verlangen, niet meer te denken: op te vangen geen kleuren meer en geen geluide' en geen lichtseinen... in droomloozen slaap alleen, alles rustig te mogen overlaten, zooals gevangenen doen en soldaten, die worden weggedragen uit den slag... Aan 't einde van den langen arbeidsdag, terug te zinken in den moederschoot van God, te verliezen ons nietig wezen in zijn eeuwige Alomvattendheid... getild uit de benauwing van den tijd, van onze verenkeling te genezen in d' eeuwigheid... O zekerheid van geluk, haast te groot... Vorige Volgende