Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] XV Zoo innig, vol en warm zijn deze dagen, en al hun rijkheid komt van 't binnen-eigen: een stroom van warmte stroomt door mij gestage: 't is of alle wezens daar deel aan krijgen. Dingen, die lang als doode poppen lagen, worden uit hun verstarring opgewekt: liefde zaait vonken uit, liefde ontdekt jonge neste' in de knoest der oude hagen. Alle seizoenen komen in háár samen: jong twijghout groent en er valt rijpe vrucht. Liefde noemt hen allen met nieuwe namen: zij roept z' en lokt ze en geen hunner vlucht. Angsten en beklemmingen zijn geweken: in vreugde en kracht staat de ziel opgericht, haar diepe klove' en meest verborgen streken baden in eene zee van licht. Vorige Volgende