Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] XIV Het zoet geweld der lente heeft ten leste 't gewonnen op d' aarzeling der natuur: de bloesemboomen schittre' in zonnevuur en in 't omsluierd hout zingen de nesten. Als een leger binnentrekt d' oude veste, zoo 't zwaluwvolk de schemerige schuur. De bijen zoeme' in 't veld, van 't vroegste uur tot d' avond stijgt. Elk ding verkeert ten beste. In 't levende wordt nu oerhunkring wakker: sidderingen doorvaren plant en dier, een oversterke drang slaat wild naar buiten. Eén worde'! Elkaar omvatten en omsluiten! Eén zijn! vrucht zette'! Een dionyzisch feest wordt op d' aarde gevierd, dien wijden akker. Vorige Volgende