Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] XIII Nog is de dag naar d' avond niet gezonken en 't is met lenteblijheid weer gedaan: wolken ballen zich, legerbenden staan aan de kimmen geschaard, van machtswil dronken. Het onweer dreigt. Dat zondoorzeefde licht, dier zoele winden stoeie' en streelend spelen, - voorbij is 't, schril de zang der vogelkelen: lente sloeg d' ooge' open, deed ze weer dicht. Zal opnieuw nu het gure weder heerschen? Zullen veel dagen weer zonloos vergaan? 't kan zijn. Maar ring som branden groene keerse' en de appelboomen schoten 't bruidskleed aan. Gewonnen en verloren. Maar niet verloren geheel. Herschapen is de werklijkheid, van toekomst uit herschapen en herboren de aarde, tot nieuwe baring bereid. Vorige Volgende