Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] VI Nog wierpen 't roestig blad niet af de hagen, de vaarten zijn nog niet van ijs bevrijd, maar door de luchten wordt een zang gedragen, zegezang van den held, die alle dagen nu overwint, in den alouden strijd. Nog draagt de grond het vale zorgenkleed; aan heemle' is lentes kelk nog niet ontloken, maar het licht heeft haar jongen geur geroken: het weeft zijn zilverhelle sproke in deze wereld van droefheid, zonde en leed. Er is nog niets dan verlangen, verwachte' en vertrouwen: ‘eens wordt verlangen gestild’, - niets dan het spelen in de stille nachten met het snoer van de eigen lichtgedachten, over het licht dat wint, als melk zoo mild. Vorige Volgende