Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] IV De herfst talmt nog tusschen de blauwe lande' en buigt over ze met zegenenden groet, als warmte hangt lang over avondstranden of vreugde nazingt in een klaar gemoed. Zijn heldre, toch gedempte zegeningen, doordrenken het hart met zóó zoete kracht, dat het de last der allerzwaarste dingen voelt slinken tot veerlichte vracht. De ziel, bevrijd van angsten, rekt haar leden: zij ademt lichter, immers zij vertrouwt: zij buigt zich heen over haar eigen vrede als naar een hemel, die inwendig blauwt. Vorige Volgende