Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] VIII We leven flauw, als w' in onze omtrek leven: de kracht-van-'t zelf heeft zich daar uitgespreid in ruimte en verloor aan innigheid, verwaaide op alle winde' in alle dreven. We moeten weer worden teruggedreven naar onze kern, moeten tot haar inkeeren om 't vervlakken-verwaaien te bezweren, te herworden, wat w' in het diepste bleven. In hoog geluk somtijds, in bittre pijn vaker, worden we tot ons zelf herboren, hervinde' op 's harten gronden God, den verloorne, die toch bleef onverloren. Dan voelen w' ons weer geborgen in 't Eeuwge en in onze essentie vrij van 't lot. Vorige Volgende