Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] V Het verkeerde is nog niet uitgewerkt. Van onze kern waren we weggezworven, hadden eeuwenlang heerschappij versterkt van 't middelpuntvliedende in ons. Gestorven scheen al 't andre. In één richting gedacht hadden we; gestreefd, gerekt onze spieren. Twee driften joegen w'op: twee sterke dieren in 't hart: wil tot bezit, en wil tot macht. Hun verpandden we onze ziel. Zij brachten, verbeeldden w'ons, ons eenmaal op den top des levens. In ademloozen galop doorhijgden we de dage' en schrille nachten. Alles te vergeefs. De waan is gebroken en op hem volgde de ontreddering. In der menschheid leve' een getij verging, maar 't nieuw getijde is nog niet ontloken. Vorige Volgende