Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] III Dit ééne vraag ik nog: laat mij wat tijd tusschen de maning en het uur van halen, opdat 'k beseffe: dit kleed werd te wijd; en voele: hier kan 'k niet meer ademhalen. Ik bid u, roep niet zonder waarschuwing mijn naam. Er is werk, dat ik af moet maken. Een valsche plooi in 't hart, streek eer ik ging ik graag nog glad. Er zijn nog andre zaken. Een stem fluistert met onvermurwb'ren klank: ‘hoevele jaren hadt ge om te leven als een kind Gods betaamt? Is dit uw dank? Maar het oogenblik is u nog gegeven’. Vorige Volgende