Tusschen twee werelden(1923)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] VI. Laat nu de ziel... Laat nu de ziel in diepe teugen drinken uit alle zachte bronnen van vergetelheid opdat toorn, haat en wrok in 't niets verijlen, - uit deze ééne van herinnering: hoe in den schemerverren kindertijd als druif aan druif hangt in het waze ijle, mensch aan mensch in den tros der maatschap hing. Laat meegevoel nu in de harten stijgen gelijkmatig gelijk een sterke vloed, rustige klimmer die geen macht kan keeren. Laat het verzwelgen de ver enkeling, over de gebrokenheid triumfeeren en d' oude kracht herstellen van het bloed. Kracht der makkerschap die ons heeft geschapen, eenheidsbesef dat ons tot menschen heeft gemaakt: o laat nu opstuwen door onze leden golf die de banden der verenkling slaakt; [pagina 23] [p. 23] o laat ons na den droom van donker-wreede vervreemding, elkaar vol barmhartigheden naadren, tot erkenning van het één-zijn ontwaakt. Laat nu het hart der menschheid als een zee over het dorre strand der zelfzucht ruischend stijgen en alle harde schrille tonen zwijgen voor van dat diepe ruischen de bewogen vree. Laat nu de hand zijn als een open kelk die heel den dag geurig maakt met zijn gaven, die voortgaat in den nacht met geur te laven de aarde-dingen uit zijn hart van melk. Laat nu het hart, laat nu de hand niets weten dan dit besef van vereenzelving; laat menschheid opgaan tot hereeniging met het deel van haar wat zij had versmeten; laat ons die leve' alvoor te sterven eten brood van broederschap - brood van heiliging. Vorige Volgende