De strijdmiddelen der sociale revolutie
(1918)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–
[pagina 44]
| |
VI.
| |
[pagina 45]
| |
naamste geweldmiddelen bevinden zich altijd in handen der heerschers en het hoogste waartoe een onderliggende klasse het kan brengen, is de oprichting van kleinere of grootere vrijwilligerskorpsen, zooals b.v. in Ierland is geschied. Deze korpsen zullen in technisch-militaire kracht natuurlijk altijd zeer ten achter staan bij de geregelde legers. Zoolang deze een werktuig blijven in de hand der bezitters, kan dan ook van een overwinning geen sprake zijn. Anders, wanneer een groot deel van het leger voor de revolutionaire idee gewonnen is. Dan zal het optreden van zulke korpsen onder bepaalde omstandigheden den psychischen schok kunnen veroorzaken, die de soldaten er toe brengt, in massa den dienst te weigeren en naar de revolutionairen over te loopen, juist zooals dit, zagen wijGa naar voetnoot1), telkens in de burgerlijke omwenteling geschiedde. In dat geval is het wapengeweld te vergelijken bij een windstoot die een gebouw omverwerpt, uiterlijk nog gaaf, maar inwendig reeds vermolmd en vergaan. Voor de kans op het toebrengen van zulk een stoot is niet de kracht der revolutionair-militaire organisatie, maar de geheele situatie en vooral de stemming der volksmassaas beslissend. Ook zonder of bijna zonder wapenen zal een massa hem kunnen toebrengen, zoo de ontbinding van het ouder regiem maar ver genoeg is gevorderd en de geest van verzet in het leger algemeen genoeg verbreid. Zoo gaf de opstand der ongewapende arbeidersmassaas te Petrograd in Februari 1917 aan het autokratische regiem den genadeslag, omdat een deel van het leger onmiddellijk bij den aanvang der onlusten weigerde op het volk te schieten en daarvóór partij trok tegen de tzaristische politie. Spoedig wekte zijn voorbeeld meerdere regimenten op om naar de voorloopige regeering over te loopen; na een strijd van enkele dagen met de weinige leger-afdeelingen, die de oude machthebbers trouw bleven, was geheel Petrograd in handen der revolutionairen. Op gelijke wijze zal, meenen wij, in de proletarische revolutie het geweld nog herhaaldelijk de toetssteen zijn, waaraan de voosheid van de instellingen en van het gansche | |
[pagina 46]
| |
machtstoestel der oude heerschende klasse openbaar wordt. Het is dan echter nooit meer dan een korte episode in den algemeenen stroom der revolutionaire gebeurtenissen, onvermijdelijk gemaakt door de militaire organisatie der oude heerschers, niet planmatig voorbereid door de organen der revolutionaire klasse. En dit maakt een ontzaglijk onderscheid. Het is geheel iets anders, te erkennen dat geweld in bepaalde situaties, wanneer een revolutionaire klimax bereikt is, de vonk zal kunnen worden, waaraan risten van moreele krachten ontbranden - of het te beschouwen als de voornaamste faktor tot de overwinning en er zich stelselmatig op voor te bereiden. Ook in den overgangstijd, doorgaans aangeduid met den naam van proletarische diktatuur, na de aanvankelijkeGa naar voetnoot1) overwinning der proletarische massaas, zal de organisatie en het gebruik van wapengeweld o.i. niet de sterke maar de zwakke zijde der nieuwe klasse-regeering zijn. Wij willen dit weer illustreeren aan den strijd tegen een uitheemsch imperialisme, dat is aan oorlog in den gewonen zin van het woord, omdat dit voorbeeld het meest sprekend is. Bij den strijd tegen het inheemsche imperialisme, den burgeroorlog, is de situatie in wezen dezelfde, alleen zijn de technisch-organisatorische faktoren van nog minder, de psychische van nog meerder gewicht. De offers, die de voorbereiding tot oorlog en de oorlog zelf in onze dagen van de volken vergen, zijn zoo mateloos groot en zoo ondragelijk zwaar, dat zij aan het leven een groot deel van zijn waarde ontnemen. Een volk, dat zich met al zijn kracht tot den oorlog voorbereidt of oorlog voert, kan geen welvarend volk zijn. Het is genoodzaakt zijn stoffelijke en geestelijke behoeften tot het uiterste in te krimpen, alle instellingen voor beschaving en hygiëne, kortom alle werken des levens te verwaarloozen, om zijn materieele hulpbronnen te vermorsen en zijn geestelijke krachten te verspillen aan de organisatie van de werken des doods. | |
[pagina 47]
| |
Een vrij volk kàn dit alles niet willen; het kàn niet, om de vrijheid te verdedigen of haar aan anderen te brengen, alles opgeven wat het zich voorstelde door de verovering der vrijheid te bereiken. De massaas strijden voor het socialisme en offeren zich in dien strijd, door de hoop bezield, om, als zij de heerschende klasse hebben verslagen, in een socialistische maatschappij gelukkig te zullen leven, vrij van zorgen en kwellingen, vrij van nood, druk en overmatigen arbeid. Met de vruchten van hun arbeid het onverzadelijke monster militarisme mesten, - zichzelven het knellende juk opleggen van den militairen dienst, - afstand doen van hun politieke rechten, van de eindelijk verwezenlijkte demokratie, - het gezag dat zij zelven uitoefenen overdragen aan enkelen, opdat die als van ouds naar willekeur over leven en lot der velen zullen beslissen - de massaas zullen voor dit alles niet te vinden zijn. De huidige militaire machinerie kan enkel gebouwd worden en funktioneeren op den grondslag van de heerschappij der imperialistische klasse: met deze stort zij ineen, en alle pogingen van revolutionair proletarische zijde gedaan om haar weer in de oude kracht op te richten, zullen uitloopen op betrekkelijke mislukking.Ga naar voetnoot1) Meer nog dan in de voorbereiding tot, zal een socialistisch bewind bij den imperialistischen tegenstander achterblijven in de toepassing van wapengeweld. Dit aantoonend zullen wij tevens het argument bestrijden, dat het doel de middelen heiligt. | |
[pagina 48]
| |
De revolutionaire socialisten willen de organisatie van den arbeid voor de gemeenschap door vrije en gelijke menschen maken tot den grondslag der samenleving. Zij willen de samenwerking van alle volken en van alle rassen in één wereld-verbond, dat groeien zal naar mate de sociale revolutie zich uitbreidt en de volksmassaas in meerdere landen de overwinning behalen. De geest, dit dit pogen bezielt, druischt rechtstreeks in tegen den geest van het imperialistische militairisme. Dit laatste vernietigt in den blinde weg productieve krachten en voortbrenselen van menschelijken arbeid, zoodra deze vernietiging voor heerschappij-doeleinden noodig is. Waarom zou het dit nalaten? Zijn doel is immers niet aan alle menschen de stoffelijke en geestelijke goederen des levens te verzekeren, maar een zoo groot mogelijk deel van die goederen uit den arbeid der onderdrukte massaas te persen en voor de heerschende klassen te monopoliseeren. Hoe vele menschen ten onder gaan, er blijven er altijd nog genoeg over om te werkenGa naar voetnoot1); en hoevele landen en steden verwoest, hoevele produkten van menschelijken arbeid vernietigd worden: zoo men de de arbeidsschroeven maar sterk genoeg aandraait, zullen de bezitters van kapitaal zich nimmer iets behoeven te ontzeggen. Dit is de geest van het imperialistische militairisme. Stellen wij nu dien van het revolutionaire socialisme daar tegen over. Het beschouwt alle produktieve krachten en alle voortbrengselen van menschelijken arbeid over de geheele aarde als het erfdeel der menscheid. Voor hem zijn ze heilig, omdat ze de menschheid ten goede zullen komen; vernietiging van levens, verwoesting van landen, vernieling van goederen, zij stuiten het revolutionaire socialisme om economisch-sociale redenen ten sterkste tegen de borst. Het imperialisme beschouwt den mensch als de mest, die de velden van zijn heerschappij moet bevruchten, als de kalk en de steenen, waarmee het gebouw van zijn heerschappij | |
[pagina 49]
| |
wordt gefundeert. Het aanvaardt zonder gewetensbezwaren het doen lijden, het te gronde richte van milioenen, het kent geen aarzeling uit menschelijkheid, uit gevoel van een zijn met anderen, wanneer bloedvergieten en wreedheid noodig zijn om zijn heerschappij te bevestigen of in stand te houden. De oorlog drijft deze verachting voor het menschelijke leven op de spits: hij moge eertijds een krachtig middel geweest zijn tot versterking van sociale driften, van saamhoorigheid, trouw, offervaardigheid, heden versterkt hij in veel hooger mate de anti-sociale instinkten als wreedheid, plunderlust, moordlust, bloeddorst, sadistische wellust in het kwellen en pijnigen van den medemensch enz. Juist omgekeerd als het imperialisme, beseft en eert het revolutionaire socialisme in elken mensch een deel der menschheid, de groote algemeene moeder; het voelt of voorvoelt haar komende werkelijke eenheid; het strijdt, lijdt, werkt, brengt offers om die te verwezenlijken. Daarom gevoelt het revolutionaire socialisme het beleedigen, kwellen en dooden van menschen als iets weerzinwekkends. Ook moreele motieven maken dus dat het in de toepassing van het geweld altijd zwakker zal zijn dan de dienaars van het imperialisme. Verstand en gemoed houden het af van tal van maatregelen, van spionage en omkooperij, van weerwraak en terrorisme die de heerschende klasse zonder aarzelen geregeld toepastGa naar voetnoot1). Het strijdende en overwinnende proletariaat kan ze niet toepassen zonder zelfvernedering en zelfverwijt, zonder in konflikt te komen met zijn eigen beginselen, zijn eigen hoogsten wil. Het kommunistische besef, de wil om de ekonomische en geestelijke eenheid der menschheid tot stand te brengen, het | |
[pagina 50]
| |
bewustzijn dat dit de historische taak is van het proletariaat: dit besef en deze wil bereiden een hoogere fase der menschelijke evolutie voor. En juist daarom zijn zij onvereenigbaar met konsekwente en krachtige toepassing van strijdmethoden en strijdmiddelen, stammend uit een veel lageren ekonomischen en moreelen ontwikkelingsgraad der menschheid. Het socialistische proletariaat is in de hoogste mogelijkheden van zijn voelen, denken en willen aan den blinden furor van het wapengeweld, aan het opzettelijk toebrengen van lichamelijk en geestelijk leed uit lust om te doen lijden, reeds ontgroeid. Zonder dezen furor en deze lust is het echter niet mogelijk, met de imperialistische oorlogsvoering te wedijveren. Dat het doel de middelen heiligt, was volkomen waar voor de jezuiten, gelijk het heden ten dage volkomen waar is voor de imperialistische klassen. Om de slechte doeleinden van verdrukking en uitbuiting te bereiken en te bevestigen, zijn alle middelen goed; alle middelen zijn goed voor wie den mensch veracht en hem wil gebruiken als lastdier en slaaf; voor zulken is inderdaad tegenover den vijand alles veroorloofd, maar voor het revolutionaire proletariaat staat de zaak anders, zijn doel is: de menschheid één te maken, haar omhoog te voeren tot broederschap en vrijheid. En het kan zijn grootste kracht pas dàn uitoefenen, wanneer het naar dit doel streeft met de middelen die er mee in overeenstemming zijn. Geweld en wreedheid behooren tot deze middelen niet, evenmin als schandelijke listen (spionage, omkooperij, enz.). Dat stelselmatig wapengeweld niet past bij het wezen van het revolutionaire socialisme, blijkt ook uit het feit dat het dit geweld niet kan toepassen zonder hen te wonden, te verminken of te dooden, die zijn natuurlijke bondgenooten zijn, dat is zonder zichzelf te verzwakken. Het is algemeen, bekend, hoe, wanneer de huidige machthebbers bij onlusten de orde willen herstellen, gemeenlijk ‘de verkeerden’ worden getroffen. In den burgeroorlog zullen ook de revolutionairen noodlottig de verkeerden treffen; zij zullen hun wapenen richten niet tegen de finantieele en industrieele oligarchie, maar tegen de zonen van het dervende volk, tegen de leden der onderdrukte klassen, tegen arbeiders, boerenzoons, kleine beambten, bezitlooze intellektueelen, die allen feitelijk, naar hun sociale | |
[pagina 51]
| |
belangen gerekend, behooren aan den kant van het socialisme, maar die domheid, lafheid, verdwazing, slaafsheid en sleur tot verdedigers eener maatschappij maken, welke hen niets biedt als een grauw, eentonig zwoegerbestaan, onzekerheid en ellende. Het revolutionaire proletariaat heeft betere argumenten om hen allen te overtuigen van hun dwaling, dan bajonetten en kogels. Zoo het proletariaat gewapenderhand een uitheemsch imperialisme wil bestrijden, is het genoodzaakt onmiddellijk en op de meest drastische wijze de internationale proletarische solidariteit in 't hart te treffen, die het voorgeeft als heilig beginsel te dienen. Het is genoodzaakt de onderdrukte proletariërs van een ander land of een andere nationaliteit - zijn nog geketende broeders - als wilde dieren te vervolgen en te vernietigen: bij den druk hunner eigen bourgeoisie, krijgen deze nog de gepantserde vuist te voelen van de buitenlandsche genooten, die voorgeven hen te willen bevrijden. Zal het bewustzijn, tegen proletariërs te strijden, aanvurend werken op de geestdrift van het revolutionaire leger? En zal de arbeidersklasse uit die landen, waar zij nog geen moed of geen klaarheid genoeg bezat om tegen het kapitaal in opstand te komen, hen die haar met vuur en ijzer komen bestoken, beschouwen als bevrijders? Waarschijnlijk lijkt zoomin het een als het ander. Van welke zijde wij de zaak ook bezien, altijd komen wij tot de konklusie, dat het revolutionaire proletariaat onvermijdelijk in de voorbereiding, de organisatie en de toepassing van wapengeweld (en in 't algemeen van alle dwang- en schrikmaatregelen) de mindere zal wezen van de imperialistische bourgeoisie. Ekonomische, politieke en zedelijke motieven veroorzaken deze minderheid: zij vloeit voort uit de meerwaardigheid van het proletariaat, uit de hoogere doeleinden die het zich stelt, uit het feit dat zijn strijd een samenleving wil grondvesten, waarin het ruwe geweld niet meer zal bestaan. Pas wanneer het proletariaat hierover zelf geheel tot klaarte is gekomen, pas wanneer het zelf enkel nog in de middelen gelooft die bij zijn roeping passen, zal het zijn volle kracht kunnen ontwikkelen. En dan zal het ook zelf over die kracht verbaasd staan. | |
[pagina 52]
| |
‘Maar’, antwoorden zij die nog vasthouden aan de oude voorstellingen van burgeroorlog enz., ‘zonder strijd met de wapenen kàn de volksmassa de imperialistische bourgeoisie niet uit haar machtspositie verjagen, kàn zij niet de kontraaanvallen der reaktie afslaan. Het gewapende geweld der heerschende klasse kan alléén door gewapend geweld van onzen kant gebroken worden. Heeft de klassenstrijd den graad van intensiteit, en uitbreiding bereikt, die wij sociale revolutie noemden, dan hebben de massaas geen andere keus dan: zich laten slachten door de handlangers en betaalde werktuigen der heerschers, of den gewapenden strijd. Zij zijn gedwongen hiertoe over te gaan: nood breekt wet’. Hierop antwoorden wij: dit alles was waar voor de vroegere, de burgerlijke omwenteling. Onze huidige maatschappij echter geeft, door haar karakter en haar samenstelling, aan de arbeidersmassaas een nieuw strijdmiddel in handen, dat de oude dwang- en geweldmiddelen voor een goed deel vervangt en schier oneindige mogelijkheden opent. Dat middel is de massale stakingsbeweging. |
|