De strijdmiddelen der sociale revolutie
(1918)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–
[pagina 26]
| |
IV.
| |
[pagina 27]
| |
Een min of meer helder besef hiervan heeft gemaakt dat wanneer de tegenstellingen tusschen de klassen het punt bereikten waarop zij zich in groote uitbarstingen ontlaadden, de revolutionairen - alhans een deel van hen - aanvankelijk vaak aarzelden om geweld te gebruiken, terwijl bij de verdedigers der oude orde van zulk een aarzeling nooit sprake was. De eersten waren vervuld van sociaal idealisme, zij gevoelden intuïtief de tegenstelling tusschen de hoogste aspiraties van hun verstand en gevoel en het gebruik van moordwerktuigen, terwijl de oude heerschers, het heerschen, dat is het dwingen en overweldigen sinds lang gewoon, gehard waren in het toebrengen van leed aan hun medemenschen. Er zijn geen voorbeelden, meenen wij, dat de dienaren der reaktie principieele bezwaren - wèl natuurlijk somtijds opportunistische - tegen het gebruik van gewelddadige middelen hebben gehad. Onder de revolutionaire strijders daarentegen zijn er altijd geweest, wien het aanwenden van daadwerkelijk geweld tegen hun medemenschen zoozeer tegen de borst stuitte, dat zij het als in strijd met de hoogste innerlijke wet verwierpen. Anderen aanvaardden het, hetzij uit principieele of uit nuttigheidsoverwegingen; meeningsverschillen in dit opzicht zijn een vaste trek in elke revolutionaire beweging. Wij vinden ze bij de wederdoopers (de vertegenwoordigers der revolutionair-proletarische stroomingen in de Hervorming), bij de engelsche chartisten, die in hunne pers en op hun kongressen eindeloos over de verkieslijkheid van ‘moral force’ of ‘physical force’ debatteerden, wij vinden ze in de belgische kiesrechtbeweging der jaren '85-'92, bij de russische strijders van 1905 en onder de revolutionairen van onze eigen dagen. Natuurlijk moeten de verschillen in dit opzicht, zooals in andere vragen van taktiek, voor een deel verklaard worden uit sociale oorzaken: zoo waren èn bij de chartisten èn in de belgische kiesrechtbeweging inzonderheid de ontzettend uitgebuite en verwaarloosde proletariërs der industrie en der mijnen aanhangers van het daadwerkelijke geweld. Maar ook de invloed van den persoonlijken aanleg moet, vooral waar het de leiders aangaat, niet over het hoofd worden gezien. En die aanleg werkt dan weer door onder de | |
[pagina 28]
| |
massa door de opvoeding welke zij van haar leiders krijgt. Wat in de diskussies der revolutionaire groepen over het fysieke en moreele geweld vooral treft, is de neiging, ze tegenover elkaar te stellen als onverzoenlijke kontrasten, die elkaar uitsluiten en tusschen welke men onherroepelijk heeft te kiezen. De voorstanders van een van beide vormen van geweld willen of kunnen niet inzien, dat deze onafscheidelijk samenhangen, uit elkander voortkomen en in elkander overgaan. Wanneer het moreele geweld, dat is wanneer de haat en de liefde, de ziedende verontwaardiging over de wandaden der heerschers en het edele verlangen de maatschappij naar een nieuw, beter beginsel te ordenen hun hoogste intensiteit hebben bereikt, dan maakt de tegenstand die dit geweld vindt dat het zich op een gegeven moment in daadwerkelijk geweld moet ontladen, zooals de donkere gezwollen onweerswolk zich ontlaadt in stroomenden regen. De ontzaggelijke psychische spanning der massa is een natuurkracht en werkt als een natuurkracht: geen redeneeringen, geen vermaningen tot kalmte en voorzichtigheid, geen vrees ook voor de dreigend-opgestapelde geweldmiddelen der heerschers houden haar uitbarsting terug. Deze wordt echter niet enkel door tallooze uitingen van moreele kracht voorbereid: zij wordt ook door de manifestaties van deze kracht begeleid en gedragen. Als het daadwerkelijke geweld in den revolutionairen strijd optreedt, verdwijnt het geestelijke daarom niet van het tooneel: integendeel blijft dit altijd de bronaar, de bezielende adem van elke groote aktie der massaas; deze is slechts mogelijk, geïnspireerd door zedelijke motieven en door zedelijke kracht gedragen.Ga naar voetnoot1) Een der meest treffende voorbeelden van de innige verstrengeling van moreel en fysiek geweld in de revolutie vormt de beroemde tocht der Parijsche vrouwen naar Versailles (5-6 Oktober 1789), Zijn algemeene achtergrond is de politiek-sociale onrust door de samentrekking van verscheiden aristokratische regimenten te Versailles, door het uittartend optreden hunner officieren en door de weigering van den koning om de ‘Verklaring der Menschenrechten’ te onderteekenen, gewekt. | |
[pagina 29]
| |
Het uitblijven der voedselvoorraden in de hoofdstad, de sterke stijging der broodprijzen door de schandelijke praktijken van woekeraars en opkoopers, dit zijn de onmiddellijke prikkels die het volk in beweging brengen. Als revolutionaire agitatoren in de massa het denkbeeld werpen om zelve naar Versailles op te trekken, ten einde den koning met zijn gezin naar Parijs terug te halen en zóó aan den invloed van reaktionaire raadgevers te onttrekken, slaat dit denkbeeld in, vooral onder de vrouwen, toenmaals - gelijk in onze eigen dagen - door de voedselschaarschte het zwaarst in hun gezinsliefde en hun gezinsplichten getroffen. In den middag van den 5den Oktober zetten duizenden van hen zich in beweging: moede, hongerig, doorweekt van den regen komen zij na een langen tocht 's nachts te Versailles aan. Zij overreden de soldaten hen tot het koninklijk paleis en het gebouw der volksvertegenwoordiging toe te laten; uitgeput vallen zij daar op de banken neer, vragend om brood. Als bij een schermutseling met een kleine afdeeling militairen enkele vrouwen gewond worden, maakt dit op de soldaten grooten indruk; steeds meer worden de banden der discipline verbroken, steeds inniger verbroederen zich troepen en volk. Intusschen komen telkens nieuwe stoeten, nu ook mannen, vanuit Parijs te Versailles aan; hen volgt weldra de nationale garde, aangevoerd door den populairen generaal Lafayette. Nu waagt de koning het met langer aan den volkswil het hoofd te bieden: hij onderteekent de ‘Verklaring der Menschenrechten’ en laat zich met de zijnen terugvoeren naar Parijs. Alleen door moreele kracht, schijnt het, hadden de vrouwen gezegevierd. De geweren, door sommigen hunner uit Parijs meegenomen, hadden zij, lang vóór Versailles bereikt was, uit vermoeidheid weer weggeworpen. De offer vaardigheid, waarvan hun urenlange tocht in den stroomenden najaarsregen getuigde, de doodsverachting, waarmee zij de bajonetten der soldaten trotseerden: dat waren de wapenen waardoor zij overwonnen. Hun arme, vermoeide gezichten, van honger en overspanning grauw, hun stemmen, die nu smeekend om brood riepen, dan weer de troepen bezwoeren hen door te laten, spraken een taal die de zonen des volks niet | |
[pagina 30]
| |
konden weerstaan. Hun voorbeeld, het geestdriftig inzetten hunner geheele persoonlijkheid, deed in de soldaten het menschelijke en het sociale gevoel veel sneller en sterker ontwaken, dan het optreden van gewapende scharen dit had kunnen doen. Toch moet men niet over het hoofd zien, dat achter dit moreele geweld de daadwerkelijke machtsmiddelen der revolutie gereed stonden. De oproerige stemming, door het optreden der vrouwen onder de troepen gewekt, maakte het waarschijnlijk dat deze zouden weigeren tegen de nationale garde te vechten. Vrees voor de gevolgen van zulk een weigering dwong de oude machthebbers tot koncessies; het absolutisme gaf toe, niet omdat het door de toewijding der vrouwen getroffen was, maar enkel, omdat het voelde, hoe zijn eigen machtsmiddelen hem snel ontzonken en die zijner tegenstanders aanwiessen. Men ziet uit dit voorbeeld, hoe moreel en fysiek geweld zoo nauw kunnen samenhangen, dat vaak ternauwernood te onderscheiden valt, waar het eene eindigt en het andere begint. Men ziet echter ook, welk een enorme wekkende en wervende kracht in bepaalde omstandigheden van zuiver moreel geweld kan uitgaan. De standvastige moed, die geen offer schuwt en door geen gevaar verschrikt wordt, die niet anderen naar het leven staat maar uit sociaal idealisme, uit liefde tot de makkers het eigen leven inzet, die moed is een historische beweegkracht van den eersten rang. Meer dan welke andere kracht ook, vermag hij in het begin van een revolutionair tijdperk hen, die uit domheid, lafheid of sleur zich nog laten vinden om een regiem te verdedigen, bij welks voortduur zij geen enkel belang hebben, van dat regiem los te scheuren. Daarom zijn de offers, door eenlingen of groepen, over geen andere geweldmiddelen dan moreele beschikkend, voor de revolutionaire zaak, dat is de zaak van de evolutie der menschheid gebracht, altijd boven alle maat vruchtbaar geweest. Hun lijden bracht een rijke oogst van nieuwe daden voort, uit hun ondergang werden scharen nieuwe strijders geboren. Geen treffender voorbeeld van het gekruisigde moreele geweld | |
[pagina 31]
| |
in de geschiedenis van den proletarischen klassenstrijd dan de offerdood dier duizenden ongewapende arbeiders en arbeidsters, den 22sten Januari 1905 te Petrograd door de troepen neergeschoten, bij hun poging door te dringen tot het winterpaleis van den tzaar, om ‘vadertje’ hun smeekschrift aan te bieden. Geen heerlijker opstanding van deze gekruisigden dan de grootsche stakingsbeweging, onmiddellijk na de barbaarsche daad der autokratie door heel Rusland inzettend. Het spreekt vanzelf, dat het daadwerkelijke geweld in den revolutionairen strijd vaak door denzelfden geest van offervaardigen moed wordt gedragen als het moreele. Het oefent dan ook gelijke wekkende en wervende werkingen onder de lauwen en tragen, de achterlijken en slaafschen uit. Hoe grooter daarbij het verschil in machtsmiddelen blijkt tusschen de heerschende klasse en de revolutionaire Gideonsbende, hoe zuiverder en aangrijpender het martelaarschap van deze laatsten verschijnt. En juist dit martelaarschap is het, niet de materieele uitkomst van het gebruikte geweld, dat op dezelfde wijze het zaad uitzaait voor latere overwinningen, als het martelaarschap van strijders, over geen middelen van daadwerkelijk geweld beschikkend, dit pleegt te doen.Ga naar voetnoot1) Daarom, zoolang de strijders voor een nieuwe maatschappij een minderheid zijn, is het daadwerkelijke geweld in hun handen - evenals het moreele - een wek- en propagandamiddel. Is eenmaal hun kracht zoozeer toegenomen, dat de worsteling treedt in een beslissend stadium, dat de strijd om de macht begint - dan kan het geweld tot een proefsteen worden. Het doet de in de massaas opgewekte zedelijke energie blijken, het wijst uit aan welken kant de grootste hoeveelheid geëxalteerde zielekracht te vinden is. Uiterst zeldzaam waren de gevallen, waarin revolutionairen hun tegenstanders in militair-technisch | |
[pagina 32]
| |
opzicht overtroffen of zelfs evenaarden; de militaire toestel der eersten was in den regel minderwaardig en bijna altijd geïmproviseerd. Ware de beslissing in den revolutionairen strijd in hoofdzaak afhankelijk van de hoegrootheid en hoedanigheid der militaire bewapening en organisatie, dan zou zulk een strijd bijna altijd hebben gefaald. Gelukkig echter was de beslissing integendeel voornamelijk afhankelijk van geestelijk-zedelijke faktoren; ook in die gevallen waarin het wapengeweld den doorslag scheen te geven, was het geheele komplex van moreele krachten waaruit het zich verhief van veel grooter belang. De toepassing der historische ervaring op de proletarische omwenteling voert ons daarom tot de volgende konklusies; in de algemeene geestelijke opvoeding van het proletariaat, in de versterking zijner geestelijke geweldmiddelen, dat is van zijn inzicht, zijn ideëele samenhang, zijn moed, zijn overtuiging, zijn offervaardigheid, in die opvoeding ligt de meest doeltreffende voorbereiding der overwinning. Verwaarloozing der materieel-technische hulpmiddelen is veel minder ernstig dan verwaarloozing der geestelijke krachten en wel juist omdat de eerste enkel ‘hulp’ middelen zijn van de tweede. Wanneer het daadwerkelijk geweld zich in den revolutionairen strijd opdringt, vindt dit altijd wel wegen en middelen om zich door te zetten, al kan zijn zwakheid aanvankelijk een bron van tegenslagen zijn. Beschikken de revolutionairen echter niet over een groot geestelijk-zedelijk overwicht, dan is hun strijd gedoemd te falen. Revolutionairen, die in onzen tijd hun pogingen in de eerste plaats zouden richten op de bewapening en de militaire oefening der massaas voor den burgeroorlog, zouden vervallen in een gelijksoortige dwaling als de reformisten van het vorige tijdperk, die meenden dat de uitbreiding en de technische volmaaktheid hunner organisaties het proletariaat per se tot de zegepraal zouden voeren. De onderschatting in de arbeidersbeweging van de idee, het inzicht, de moed, de zelfstandigheid, de offervaardigheid, kortom van de geestelijk-zedelijke faktoren, en de overschatting van de technisch-mechanische krachten en middelen hebben zich bitter gewroken. | |
[pagina 33]
| |
Ook thans weer werken de omstandigheden de overschatting der mechanische huipmiddelen in den strijd van het proletariaat in de hand; echter in het huidige stadium van dien strijd zijn het niet langer de bureaukratische, maar de gewelddadige hulpmiddelen waarvan gevaar bestaat dat zij te hoog aangeslagen worden. Het georganiseerde geweld, door het imperialisme tot haast oneindige kracht en volmaking opgevoerd, regeert de wereld, en de schijn onb staat of elk verzet daartegen zich noodzakelijk van gelijke wapenen bedienen moet, wil het niet verpletterd worden. Het is noodig, dat de massaas de valschheid van dezen schijn leeren doorzien, willen zij niet opnieuw naar doodloopende paden gelokt worden. |
|